Vrolijkheid
(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij
[pagina 162]
| |
Minst moeiens is best.aant.Mijn grootvaâr (zaliger memorie)
Sprak in zijn zetel, vol verstand:
‘Mijn huisgezin was mijne glorie,
Ik moeide mij met dorp, noch land.
Ik hield ook niet van borg te wezen.
Ik was goed burger als de rest,
Maar wilde nooit gazetten lezen.
Minst moeiens is best!
‘Indien ik twistede bij tijde,
't Was over bier, wijn of tabak.
Indien een zege mij verblijdde,
't Was als mijn oogst lag onder 't dak.
'k Bezorgde wel mijne eigen zaken,
En stak mijn hoofd in niemands nest,
'k Mocht aan fortuin en rust geraken:
Minst moeiens is best!
| |
[pagina 163]
| |
‘Hoor, wilt gij iedereen verlichten,
Al waart ge een Hemelafgezant,
Gij zult er weinigen u verplichten,
En 't kruis wordt vroeg of laat geplant,
Waar spot en wraak u aan zal hangen
Wat goeds of nuts gij hebt gevest.
De wereld en wil geen les ontfangen:
Minst moeiens is best!
‘En moet gij stad of land bestieren,
Dat God dan uwes genadig zij!
Op u zal elk gazetjen tieren
En nimmer en wordt ge zorgenvrij.
Drink dus uw pint, min kroost en vrouwtjen,
Beploeg uw land, lach met de rest,
Al trokken ze allen aan één touwtjen:
Minst moeiens is best.’
Zoo sprak die man der oude dagen
Schier onbekend met aardsch verdriet,
Vriend zijner kinderen en magen,
Wien hij zijn voorbeeld achterliet.
Hij moeide zich met zijner begraving
Niet meerder dan met al de rest.
Want (dacht hij) deugd is zielelaving:
Minst moeiens is best.
|
|