Vrolijkheid
(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij
[pagina 109]
| |
De Twist.aant.Een paartjen van den rechten aart,
Een ijvrig Jood en ijvrig Christen,
Was hevig aan het twisten
Op 't puntjen, wel betwistenswaard,
Wie van hen beî geloofsgenooten
Meest heiligen bezat, rondom Gods troon geschaard.
De zaak bleef onbetwist. Er werd in 't eind besloten
Dat ieder beurtelings zijn heilgen noemen zou,
En telkens uit den baard van d'andre een hairtjen trekken.
De man, aan Mozes wetten trouw,
Riep daadlijk: ‘Abraham!’ (Die kon geen twijfel wekken)
En rukte uit 's Roomschen kin een hair,
Doch met Sint Pieter was zijn tegenstrever klaar,
En haalde zijne schâ blijde in. Om 't kort te maken,
Er werd uit aller eeuwen nacht
Een reeks van heiligen weêr in het licht gebracht,
Tot dit den Roomsche, schoon in 't twisten even wakker,
Het eerst verveelde, en, als de boer aan rijpen akker,
Slaat hij de hand plots aan den baard van Isrels spruit,
En trekt met forschen ruk schier wortelings dien uit,
Bij 't woord: ‘Sint Ursula en haar gezelschap, makker!’
|
|