Vrolijkheid(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] De zalige Penitentie. Des avonds voor 't Conjungo Vos Ging Piet, die alles wou verrichten Naer eisch, in zinnelijken dosch, Bij pater Nicodeem te biechten. Hij kwam uit dezen tribunaal, Als een verliefde nachtegaal Zoo blijde, om 't bruidjen te gaan vinden; Maar eensklaps staat hij, dobbert, en Slaat zich het voorhoofd: ‘O, wat ben Ik dom!’ roept hij, keert spoedig weder, En op godvruchte kniën neder- Gestort: ‘Eerwaarde pater, 't is Vast bij verstrooiing, zoo ik gis (Het zij gezeid met reverentie), Dat gij mij geene penitentie En gaaft.’ Maar onze karmeliet Sprak zoetekens: ‘In 't minste niet: Verklaardet gij mij, zoon, niet even, Dat ge u in 't huwlijk gaat begeven?’ Vorige Volgende