Vrolijkheid
(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
Onze Tijd.aant.Wat wondren ziet men thans geschiên!
Men leert den stommen-dooven spreken,
En doet de scheele meiskens zien,
Als hadden ze immer fix gekeken.
Men leert den handeloozen voet
Penceel, en pen, en schaar behandelen -
Den blinden lezen zelfs; men doet
De scheeven recht als kaarsen wandelen.
't Jaar veertig is een wonderjaar.
De menschen zullen leeren vliegen
Gelijk de vrije vogelschaar,
Zoo Laensbergh niet en leerde liegen.
De tijd der tooverij keert weêr:
Maar wat kan mij dit alles baten?
Wat hexenmeester toch ontleer'
Mijn wijveken dat eeuwig praten?
1840.
|
|