Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. Deel 2
(1854)–Prudens van Duyse– AuteursrechtvrijPrudens van Duyse, Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. Deel 2. Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage 1854
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 765 E 14
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. Deel 2 van Prudens van Duyse uit 1854. Het complete werk bestaat uit twee delen.
redactionele ingrepen
p. 16: voetnoot ‘(1)’ heeft in het origineel abusievelijk voetnootnummer ‘(2)’ gekregen aan de voet van de pagina. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 111: uog → nog: ‘wij nog straks zullen terugkomen’.
p. 191: warseh → warsch: ‘toont zich in 't geheel niet warsch’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (VIII, deel inhoudsopgave: VIII, 2, 30, 70, 86, 88, 98, 132, 134, 154, 212, 214, 220, 250) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina π1]
VERHANDELING
OVER DEN
NEDERLANDSCHEN VERSBOUW,
DOOR
MR. PRUDENS VAN DUYSE.
bekroond in den jare 1851 door de tweede klasse van het koninklijk-nederlandsche instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten, en uitgegeven door en voor rekening van het gouvernement der nederlanden.
TWEEDE DEEL.
TE 'S GRAVENHAGE,
bij MARTINUS NIJHOFF.
1854.
[pagina π2]
GEDRUKT TE 'S GRAVENHAGE TER ALGEMEENE LANDSDRUKKERIJ.
[Deel inhoudsopgave, pagina I]
TAFEL.
EERSTE DEEL. | |||||||
voorbericht. | |||||||
voorrede | Blz. i | ||||||
eerste deel der verhandeling. | |||||||
EERSTE HOOFDSTUK. | |||||||
geschiedenis der oude versmaat. | |||||||
§ 1. | Geschiedenis der middennederlandsche Versmaat | Blz. 1 | |||||
§ 2. | Proeven van 't Nevelingenvers | Blz. 23 | |||||
TWEEDE HOOFDSTUK. | |||||||
geschiedenis van den overgang tot en invoering van de nieuwe versmaat. | |||||||
§ 1. | Invoerders en voortzetters van die maat. | ||||||
Anna Byns (omtrent 1530) | Blz. 31 | ||||||
Casteleyn (1548) | Blz. 33 | ||||||
Jan van Hout (1575) | Blz. 34 | ||||||
Jan vander Noot (1580) | Blz. 38 | ||||||
De Kamer In liefde bloeyende (1584) | Blz. 39 | ||||||
Jacob Duym (omtrent 1594) | Blz. 42 | ||||||
Karel van Mander (1603) | Blz. 43 | ||||||
Hooft (1608) | Blz. 45 | ||||||
Ymmeloot (1614-1626) | Blz. 46 |
[Deel inhoudsopgave, pagina II]
§ 2. | Schrijvers over het Rijm | |||
Casteleyn (1548) | Blz. 50 | |||
De Amsterdamsche Rederykkamer (1578) | Blz. 55 | |||
Pels (einde der xviide eeuw) | Blz. 57 | |||
§ 3. | Aanvallen tegen het Rijm (1649) | Blz. 60 | ||
§ 4. | Invoerders en voortzetters der rijmlooze verzen. | |||
Bellami | Blz. 67 | |||
Van Walré | Blz. 68 | |||
§ 5. | Mengeling van rijmende en onrijmende verzen. | |||
Petronella Moens (1798-1831) | Blz. 68 | |||
Ledeganck | Blz. 70 | |||
André van Hasselt | Blz. 71 | |||
Lulofs | Blz. 71 | |||
DERDE HOOFDSTUK. | ||||
geschiedenis van de metrische versmaat | Blz. 75 | |||
Kerkherdere (begin der xviiide eeuw) | Blz. 76 | |||
Reizius (1730) | Blz. 77 | |||
Nieuwland, Groeneveld, Meerman | Blz. 79 | |||
Van de Kasteele | Blz. 82 | |||
H. van Alphen | Blz. 85 | |||
Bellami | Blz. 87 | |||
Vander Woordt | Blz. 89 | |||
Strick van Linschoten | Blz. 91 | |||
Spandaw | Blz. 93 | |||
Bilderdijk | Blz. 95 | |||
Immerzeel en Ten Hoet (1813 en 1827) | Blz. 97 | |||
Cornelissen (1815) | Blz. 100 | |||
Lulofs | Blz. 102 | |||
Ph. de Kanter | Blz. 104 | |||
D. Cracco | Blz. 105 | |||
Bormans | Blz. 106 | |||
Dautzenberg | Blz. 107 |
[Deel inhoudsopgave, pagina III]
tweede deel der verhandeling. | |||||||
EERSTE HOOFDSTUK. | |||||||
over den oorsprong van den poëtischen stijl en de beteekenis der woorden: prosodia, metrum, rhythmus | Blz. 111 | ||||||
TWEEDE HOOFDSTUK. | |||||||
over den oudhoogduitschen versbouw | Blz. 119 | ||||||
DERDE HOOFDSTUK. | |||||||
over den rhythmus der nevelingen | Blz. 129 | ||||||
VIERDE HOOFDSTUK. | |||||||
over 't dietsch middeleeuw-vers. | |||||||
§ 1. | Over deszelfs scansie in 't algemeen | Blz. 143 | |||||
§ 2. | Over de arsis | Blz. 146 | |||||
§ 3. | Over de thesis | Blz. 151 | |||||
§ 4. | Over den voorslag | Blz. 153 | |||||
§ 5. | Over de caesuur of rust | Blz. 155 | |||||
§ 6. | Elisie of versmelting, en hiaat of gaping | Blz. 158 | |||||
§ 7. | Woorden van vreemden oorsprong | Blz. 158 | |||||
§ 8. | Ende, ofte enz | Blz. 159 | |||||
§ 9. | Over de aansluiting | Blz. 160 | |||||
§ 10. | Over het dietsch middeleeuwsch rijm | Blz. 162 | |||||
§ 11. | Over de lyrische dietsche middeleeuw-verzen | Blz. 164 | |||||
VIJFDE HOOFDSTUK. | |||||||
over het rijm. | |||||||
§ 1. | Oorsprong van het Rijm | Blz. 171 | |||||
§ 2. | Over den voorletterklank | Blz. 181 | |||||
§ 3. | Verschillende rijmen | Blz. 190 | |||||
§ 4. | Over de dubbele rijmen | Blz. 201 | |||||
§ 5. | Over 't assonante rijm | Blz. 203 | |||||
§ 6. | Over onvolkomene rijmen | Blz. 206 | |||||
§ 7. | Over 't monorijm | Blz. 216 |
[Deel inhoudsopgave, pagina IV]
ZESDE HOOFDSTUK. | |||||||
over de rijmelooze verzen | Blz. 227 | ||||||
ZEVENDE HOOFDSTUK. | |||||||
over de rhythmische en rijmende verzen. | |||||||
§ 1. | 't Alexandrijnsche vers in 't algemeen | Blz. 243 | |||||
§ 2. | Bedenkingen tegen den alexandrijn. Nadere beschouwing van denzelven | Blz. 246 | |||||
§ 3. | De caesuur in de middenrust. Dóórloop aldaar | Blz. 266 | |||||
§ 4. | Ineensmelting (elisie, synalaepha) | Blz. 270 | |||||
§ 5. | De oversprong | Blz. 272 | |||||
§ 6. | Decasyllaben of vijfvoetige iamben (al of niet rijmloos) | Blz. 279 | |||||
§ 7. | Trochaïsche decasyllaben | Blz. 289 | |||||
§ 8. | Trochaïsche verzen | Blz. 293 | |||||
§ 9. | Trippelmaat | Blz. 294 | |||||
§ 10. | Van de verschillende sneden der dichterlijke Periode | Blz. 304 | |||||
§ 11. | Over de stance | Blz. 309 | |||||
§ 12. | Over de nabootsende harmony | Blz. 327 | |||||
§ 13. | Over de muzikale dichtkunst | Blz. 336 | |||||
TWEEDE DEEL. | |||||||
ACHTSTE HOOFDSTUK. | |||||||
aart van onderscheidene maten. | |||||||
§ 1. | Over de keus der voetmaat | Blz. 3 | |||||
§ 2. | Over de mengeling der versmaten en versvoeten | Blz. 18 |
[Deel inhoudsopgave, pagina V]
NEGENDE HOOFDSTUK. | ||||||||
algemeene vereischten der verzen. | ||||||||
§ 1. | Welluidendheid | Blz. 31 | ||||||
§ 2. | Over den vloeienden of stroeveren gang der verzen | Blz. 43 | ||||||
§ 3. | Over den verschillenden verzentrant | Blz. 51 | ||||||
TIENDE HOOFDSTUK. | ||||||||
overzicht van enkele prosodisten. | ||||||||
Arnold Moonen | Blz. 71 | |||||||
Verwer | Blz. 73 | |||||||
Van Alphen | Blz. 75 | |||||||
Van der Woord | Blz. 80 | |||||||
Strick van Linschoten | Blz. 80 | |||||||
Hesselink | Blz. 81 | |||||||
ELFDE HOOFDSTUK. | ||||||||
over toon en maat | Blz. 89 | |||||||
TWAALFDE HOOFDSTUK. | ||||||||
over de metrische versmaat (prosodia). | ||||||||
§ 1. | Over de Metrische versmaat in 't algemeen. | Blz. 99 | ||||||
§ 2. | Beknopte Prosodia | Blz. 108 | ||||||
De Metriek | Blz. 109 | |||||||
Van de Versvoeten | Blz. 119 | |||||||
A. Tweesyllabige voeten | Blz. 119 | |||||||
B. Driesyllabige voeten | Blz. 120 | |||||||
C. Viersyllabige woorden | Blz. 121 | |||||||
Van het Vers en de verssoorten | Blz. 123 | |||||||
A. Eenvoudige verssoorten, die uit gelijkaardige voeten bestaan | Blz. 125 | |||||||
DERTIENDE HOOFDSTUK. | ||||||||
metrische versmaten. | ||||||||
Epische versmaten. | ||||||||
§ 1. | Hexameter | Blz. 135 |
[Deel inhoudsopgave, pagina VI]
§ 2. | Pentameter | Blz. 141 | |||
Lyrische versmaten. | |||||
A. | Sapphicum | Blz. 142 | |||
B. | Asclepiadische strophe | Blz. 149 | |||
C. | Alcaïcum | Blz. 150 | |||
VEERTIENDE HOOFDSTUK. | |||||
over de dichterlijke vrijheden. | |||||
§ 1. | Aanmerkingen over de dichterlijke vrijheden | Blz. 155 | |||
Dichterlijke eigenschappen. | |||||
Nieuwe woorden | Blz. 156 | ||||
§ 2. | Verouderde of ongewoone woorden | Blz. 163 | |||
§ 3. | Over de bastertwoorden en bastertuitgangen | Blz. 164 | |||
§ 4. | Over de geslachten der substantiva | Blz. 165 | |||
§ 5. | Over de buiging der naamvallen | Blz. 166 | |||
§ 6. | Meervoud der substantiva voor 't enkelvoud | Blz. 168 | |||
§ 7. | Over 't gerbruik van samengestelde voor enkele werkwoorden en omgekeerd | Blz. 169 | |||
§ 8. | Over de voorzetsels der werkwoorden. | Blz. 170 | |||
§ 9. | Over de tijdvervoeging, deelwoorden en wijzen der verba | Blz. 171 | |||
§ 10. | Over de uitwerping (syncope) | Blz. 177 | |||
§ 10*. | Over de ineentrekking (crasis of syncope). | Blz. 179 | |||
§ 11. | Over de afkapping (apocope) | Blz. 181 | |||
§ 12. | Letterwisseling (methathesis) | Blz. 183 | |||
§ 13. | Over de achteraanvoeging (paragoge) | Blz. 188 | |||
§ 14. | Over de invoeging (epenthesis) | Blz. 191 | |||
§ 15. | Van het overtollige (pleonasmus) | Blz. 194 | |||
§ 16. | Over de uitlating (ellipsis) | Blz. 197 | |||
§ 17. | Over de adverbia met een pronomen relativum | Blz. 201 | |||
§ 18. | Over al de en alle de | Blz. 202 |
[Deel inhoudsopgave, pagina VII]
§ 19. | Over de smelting (elisie) | Blz. 202 | |||
§ 20. | Over de woordsplitsing | Blz. 203 | |||
§ 21. | Over de omzetting der woorden | Blz. 204 | |||
§ 22. | Over den uitgang baar | Blz. 209 | |||
VIJFTIENDE HOOFDSTUK. | |||||
over de maat der oude naamwoorden | Blz. 215 | ||||
ZESTIENDE HOOFDSTUK. | |||||
uitheemsche dichtvormen. | |||||
§ 1. | Spaansche dichtvormen. Het Sonnet | Blz. 221 | |||
§ 2. | Italiaansche dichtvormen. | ||||
A. | Ritornel | Blz. 225 | |||
B. | Tersine | Blz. 226 | |||
C. | Sestine | Blz. 229 | |||
§ 3. | Fransche vormen | Blz. 232 | |||
A. | Refreinen | Blz. 234 | |||
B. | Rondeau | Blz. 235 | |||
C. | Rondeel (triolet) | Blz. 240 | |||
D. | Schaperslied (madrigal) | Blz. 241 | |||
§ 4. | Oostersche vormen | Blz. 242 | |||
§ 5. | Arabische Makamen | Blz. 242 | |||
§ 6. | Indiaansche vorm | Blz. 245 | |||
§ 7. | Malayische vorm | Blz. 246 | |||
aanteekeningen | Blz. 251 |