Vaderlandsche poëzy. Deel 3(1840)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Franciscus Duquesnoy. Uw eer en uw vermaerdheid weêrkaetsen op geheel onze natie. rubens, brief aen F. Duquesnoy. De stad van Roomlus, by verheven beitelslagen Verwonderd en verrukt, verlangde u tot haer zoon; En de onverslensbre krans, die Tasso niet mocht dragen, Vlocht ze om uw waerde kruin, uw brein en hand ten loon. Zy had naest Mozes uw Andreas beeld zien dagen, En deed u zeetlen op haer kunstenarenthroon. Men hoorde de eeuwge vest, vol zielsverbazing, vragen: Daelde Angelo op aerde uit zijn bestarnde woon? Dit heerlijk wonder was de schepping van u-zelven. Gy waert niet neêrgezakt uit de opperste gewelven: Hier was het dat uw kindschheid klom. Wie d'eeuwgen adel van het vlaemsch genie durft schennen, En hooger vlucht ontzegt aen zyne ontplooide pennen, Aenschouw uw werk, kniel - of verstom! Vorige Volgende