De rederijkkamers in Nederland. Deel 2
(1902)–Prudens van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 276]
| |
Bijvoegsel.
| |
[pagina 277]
| |
De charte van die jongste bevestiging en volledigmaking, welke alleen bekend gebleven is, bevat ten opzichte der confraters, de volgende voorschriften: ‘Qu'à l'avenir ils ne poldroient estre en la dicte confrarie que 60 confrères sans plus; et que pour recepvoir iceulx et faire les autres affaires à la dicte confrarie, tous les ans le jour de leur feste, qui est le dernier dimence du mois de septembre ils feroient élection de quatre princes, lesquels feront aussi élection de quatre autres confrères qui aient aussi esté princes, et ces huit disposeront de toutes choses nécessaires pour la dicte confrarie; mais pour recepvoir nouveaux ou en mettre à la place des trépassez, iceulx seront subjects de prendre encore avec eulx cinq aultres confrères pour au nombre de XIII recepvoir, ou faire élection desdicts nouveaux confrères, lesquels auparavant leur entrée, paieront au profit de ladicte confrarie, demi-marcq d'argent; et quand aulcun en vouldra sortir sera subject de payer par droict d'issue, une couronne du roi, et si aulcune consoeur, par dévotion, y vouloit entrer, elle paiera vingt sols d'entrée, et s'en peut recepvoir autant qu'il s'en présentera, sans faire nombre avec les confrères: item qu'iceulx entretiendront un chapelain pour célébrer tous les jours messe à leur intention, et auroit iceluy pour gage par an, la somme de quarante-cinq livres tournois. Item si quelque confrère ou plusieurs tomboient en povreté, et n'auroient moyen de vivre, soit par infortune, perte, vieillesse ou debilité, tous les autres frères sont tenus leur donner en aulmosne tous les mois à chacun six deniers tournois, et au jour de leur feste, les quatre princes leur donneront chacun une honneste écuelle de viande, estant aussi ordonné | |
[pagina 278]
| |
que les dicts quatre princes auront à pourveoir à leur frais, pour la veille de leur feste principale, qui est le dimence après le jour St Mathieu, en septembre, de trois menestreux et deux trompettes, ou du moins une, lesquels, avec la pluralité des confrères, iront tant la veille que le jour, quérir les religieux du Carmel, ou aultres à leur bon plaisir pour célébrer les vespres, et le dimence la grand messe, puis aller en procession, laquelle achevée seront retenus deux desdicts religieux au disner, et au surplus du couvent, leur sera donné XX s. to.; le disner des confrères achevé chacun d'iceulx ou ceulx qui voudront, réciteront les vers qu'ils auront dreschez à l'honneur de la Vierge, et fera distribuer au mieux faisant, une couronne de fin argent, pesant une once et demie, et au second un cappiel, aussi d'argent, pesant quinze estrelins, et à tous les autres ayant faict pareil acte de rhétorique, deux lots de vin pour eulx récréer. Item doivent les princes donner à diner aux curez et chapelains de la dicte bonne maison de l'hostellerie’ ('t gasthuis der ouderlingen van beider geslachten)Ga naar voetnoot(1). Deze Rethorijk-broederschap heeft bestaan tot aan de omwenteling van 1789, maar bepaalde zich vast sedert eeuwen tot de processie en het eetmaal, zegt de schrijver, aan wien wij die bijzonderheden ontleenen; die echter uit de taal, waarin de serventois et sottes chansons, bekroond te Valencijn, geschreven zijn, besluit, dat het Fransch de moedertaal der inwoners van die stad vas. Of vroeger aldaar cours d'amour zijn geweest, waarvan die rijmende broederschap afstamde, is | |
[pagina 279]
| |
onzeker. Zekerder, dat de gemelde serventois et chansons van gemelde Puy de N.-D, voortkomen. In deze staat de uitdrukking van Joli pui, welke zou aanduiden, wil men, dat vrouwen het rechterschap daarbij bekleed hebben, schoon er inderdaad zeer profane onderwerpen bij behandeld werden. Na Valencijn komt Doornik in aanmerking. De Kamer of Puy dezer stad zou van de XIIIe eeuw zijn. Evenals hare zuster, heeft zij eerst op het einde der XVe eeuw (1477) een reglement gekregen, opgesteld door gezellen minnende de kunst en wetenschap van Rethorika en bejammerend, dat niet meer gelijk in voorleden tijd dergelijke gezelschappen deden, toen men maandelijks in de woning van een hunner het werk bracht, gemaekt op 't referein gegeven door het hoofd des gezelschaps (compaignie); iets dat sedert verscheidene jaren was verzuimdGa naar voetnoot(1). Men weet, dat aan Froissart, korts na 1400, de eer wordt toegeschreven de Ballade of het Referein in zwang gesteld te hebbenGa naar voetnoot(2). Het reglement van Doornik biedt overigens de grootste overeenkomst met hetgene van Valencijn. Het getal leden van het gemelde schoolgezelschap (Compagnie d' école) was op dertien bepaald, ter herinnering aan den Zaligmaker en zijne twaalf apostels. Men noemde ze ouvriers de Rhétorique. Dit gezelschap bezat, als bij de Vlaamsche Rederijkers, geene daartoe bestemde Kamer; maar vergaderde maandelijks ter woning des hoofdmans of in een ander eerlijk huis van Doornik, en wel om | |
[pagina 280]
| |
er telkens aan de dischtafel te zitten, in den trant der in Duitschland nog bloeiende Liedertafels. Van Allerheiligen tot Paschen nam men 't middagmaal; van Paschen tot Allerheiligen, 't avondmaal. Een nieuwe hoofdman kwam maandelijks in bediening. Hij schonk eene kroon en eenen zilveren hoed (une couronne et ung capel d'argent) als prijs voor 't beste werk. De stukken werden op een daartoe bestemd boek overgeschreven, met de noodzakelijke verbeteringen, als kantteekeningen gesteldGa naar voetnoot(1). Dit boek is bewaard gebleven, loopt tot het jaar 1491 en behelst de werkzaamheden eens tijdsvaks van veertien jaren. Die balladen geschreven te midden der groote gebeurtenissen welke in dien tijd Frankrijk en België schokten, die stukken bij rustige broedermalen gelezen en bekroond, hebben een levendiger belang dan hetgene van den aanvalligen strophenvorm. De verzameling er van ontsluit met eene Ballade op den rampzaligen hertog van Burgondië, voor Nancy te midden der dooden gebleven, en niet dan met vele moeite herkend. Op wien anders toch deze karakterschets toepassen dan op Karel den Stoute, zoon van den ‘goeden’ hertog? Uni riche figz bien congnéu,
Après la mort de son bon père,
Sans plus de soy descongnéu,
Fist à maintes gens vitupère.
Home trop grant ne luy estoit,
Il tuoit l'ung, l'autre batoit,
Puis chy, puis là, à l'aventure,
Sans aviser, comme on doibt,
Bien commenchier et mieux conclure.
| |
[pagina 281]
| |
Vervolgens zegt de dichter van hem: Fortune luy tourna l'escu,
en meldt hoe hij, na leeningen, geldafpersingen, verarmde, tot hij .... ala emprendre un esploit,
Dont it moru à grande injure.
Het hs. van Doornik bevat balladen, liederen en trioletten of rondels, zoo men ze alsdan heette. Zij zijn naïef en geestrijkGa naar voetnoot(1). De Doorniksche trouvères sluiten eenigszins de Fransche poëzie der Belgen in de middeleeuwen. Wij hebben bewezen dat men van schutters moet verstaan wat er bij kopsGa naar voetnoot(2) aangeteekend staat: ‘De eerste intrede, waar van ik gewag gemaakt vind, geschiedde te Doornik in 1394; dan al het bescheid dat ik er van bekomen heb, is alleen dit, dat de Rederijkers van Dixmuiden aldaar den tweeden prijs behaalden.’ Men heeft gezeid dat Doornik, toen nog aan Frankrijk behoorende, eene spoedig te niet gegane confrerie bezat, wier leden compagnons genoemd werden, en dat het de Diksmuidsche Kamer de Heylige Gheest was, die in 't gemelde jaar daar den prijs bekwamGa naar voetnoot(3). Uit dienzelfden hoofde eener verdachte bron, meenen wij dat de kunst van Rethorijken vreemd was aan het te Doornik in 1472 gegeven feest, waarop | |
[pagina 282]
| |
de eerekroon door de Witte Roos van Oudenaarde volgens denzelfden schrijver werd weggedragenGa naar voetnoot(1). Zagen wij, dat de école de Réthorique van Doornik niet vreemd was aan politieke refereinen, wij zien ook in 1431 de Kamer van Atrecht de vraag voordragen: Pourquoi la paix ne venoit pas en France? Ten minste zou het volgens GérardGa naar voetnoot(2) in die hoofdstad van 't Artoische geweest zijn, dat er voor zoogezegde Réthoriciens een prijskamp werd geopend. VinchantGa naar voetnoot(3) brengt dien elders thuis en wij zijn geneigd dien liever in de gemelde hoofdplaats te stellen, krachtens haren meerderen invloed blijkbaar door het uitschrijven zulker politieke vraag. Die kroniekschrijver meldt het volgende: ‘L'an 1431. Les bourgeois de Mons qui se nommaient Réthoriciens, se trouvent avec ceux de Valenciennes, Douay, Cambray, Hesdin et d'autres lieux circonvoisins en l'abbaye de Liessies, à cause que l'abbé du lieu appelé Gilles Du Cesne, personnaige vertueux et scavant, avoit fait publier qu'une dispute de réthorique se tiendroit en saditte abbaye pour décider ceste question: Pourquoy la paix ne cognoissoit le royaulme de France? (wat op den oorlog door Philip den Goede tegen Frankrijk zag)... ‘Or ledit abbé adjugea prix à ceulx qui pouldroient mieux respondre à laditte question, en sorte que ceux de Hesdin emporterent le premier prix que estoit un paix (sic) de VIII onces d'argent. Ceulx de Valenciennes eurent le second qui fut un agnus Dei d'argent, mais très-magnifiqueGa naar voetnoot(4)’. | |
[pagina 283]
| |
Dat de oproep die de Walen tot de Vlamingen deden, wel eens voor dezen eenen vereerenden uitslag bekwam, bewijst een rhetorisijn van Oudenaarde, Meester Willem de Zomere die in 1456 aan de uitnoodiging beantwoord had, uitgegaan van het Doorniksche dichtgenootschap, genaamd Puy d'amours, en een prijs behaalde: ‘een zilveren juweel, dat hy met dichtene ende met spelene ghewonnen hadde’; door welke spelen men vermoedelijk het speelwijs uitgalmen van zijn dichtstuk te verstaan heeft, zooals het in de gewesten meestal gebruikelijk wasGa naar voetnoot(1). In 1491 loofde Doornik prijzen uit voor degenen die er de schoonste schouwspelen, in den smaak des tijds, zouden uitvoeren. De invloed, door de Fransche Rederijkers van dien tijd uitgeoefend, moet gering zijn geweest: want toen de Aartshertog Philip besloot om naar zijnen zin de Kamers te verplooien, en te dien einde deze te Mechelen samen riep (1493), bepaalde hij zich tot de Rhetorikers ‘van der dietschen tonghen’ in de Nederlanden. Het groot schietspel te Gent, van Mei tot Juli 1498 gehouden, werd door de Vlaamsche en Waalsche Rederijkers verlevendigd; zoo dat het niet alleen luisterlijk was, maar tevens van een echt staatkundigen aard. Er verschenen op dit schietspel niet minder dan een-en-dertig steden, zoo van Vlaamschals van Waalsch-België. Even kostelijk waren de prijzen voor de Rederijkers in beide talen opgehangen die ‘schoonst ende genoeghelicxtes batemendende, spelen souden in duytscher talen, ronden ryme, sonder vylonie ofte dorperheyt tselve batement inhebbende, daer | |
[pagina 284]
| |
sij tsavents haer lieder staet houden sullen, die voorseyde feeste gheduerende;’ zij kregen: ‘twee rijckelicke silveren kannen, ses marck weghende’, terwijl eene zilveren kan van hetzelfde gewicht hunne gezellen ‘spelende in walscher talen’ verwachtteGa naar voetnoot(1). Welke école de Rhétorique de zilveren kan in triomf wegvoerde, is onbekend. De Waalsche broeders bezochten ook somtijds de Vlaamsche uit louter vriendschap, en buiten eenige prijskaart: althans ten jare 1528 komen de Rethorijkgezellen van Douai de Kamers van Oudenaarde bezoeken, en dit wel ter gelegenheid van den H. Sacramentsdag, aldaar sedert eeuwen rhetorijkelijk gevierd. Die Rethorijkgezellen vertoonden aldaar, ten bijwezen van vele hoogadellijke personen, eene battementspel in het Fransch, dat om de vreemdheid van het stuk, en vooral van de spelers, zeer toegejuicht werdGa naar voetnoot(2). Te dien tijde heerschte de oprechte kunstbroederliefde tusschen de Dietsche en Waalsche bevolkingen in België. Ook werd de bode van den Doornijkschen Prince (Puy?) d'amour ten hartelijkste door de Paxvobianen van Oudenaarde ontvangen, die hij in 1531 en 1532 op een Rederijkersfeest kwam noodigen: hem werd telkens een zilveren teeken geschonkenGa naar voetnoot(3), dat ‘verwapent was metter stede wapeneGa naar voetnoot(4) en darge werd genoemd’Ga naar voetnoot(5). | |
[pagina 285]
| |
Over Namen vinden wij slechts aangeteekend, dat aldaar eene Kamer onder Karel V werd ingesteld, terwijl er te Gembloux eene dergelijke in het begin der XVIIIe eeuw bestond. Lang had men niets geweten over de Rederijkers van Bergen, in Henegouw: Delmotte heeft eerst hun bestaan vastgesteldGa naar voetnoot(1). Wij kennen eene Fransche ballade over den verkeerden weg, door de rethoricijnen en hunne kunstgenooten ingeslagen, in 1505 gedruktGa naar voetnoot(2). De Rederijkers hadden zich, te midden der XVIe eeuw, genoeg in 't Henegouwsche ontwikkeld, om er een godsdienstigen invloed uit te oefenen, die aan 't staatsbestuur gevaarlijk toescheen. 's Lands gouvernante Margareta raadpleegde den 15en November 1559 den raad dier provincie over 't door haar ontworpen plakkaat ten einde die Rederijkers te beteugelenGa naar voetnoot(3). Het is bekend, dat reeds in de XVe eeuw te Gent, te Oudenaarde, te Veurne en elders, er vanwege de stadsbesturen voor de esbatementeurs in de verschillende stadswijken dergelijke plakkaten opge- | |
[pagina 286]
| |
hangen werden. Volgens den reeds gemelden kroniekschrijver Vinchant zou tenzelfden jare 1539 te Bergen iets dergelijks, doch op vrij minder officieëlen voet, gebeurd zijn. De schaarschheid der berichten omtrent de Waalsche Kamers doet ons mede die plaats afschrijven: ‘L'an 1559. Quant aux réthoriques, comedies et farces, elles estoient en ce temps fréquentes en la ville de Mons, de sorte que les manans d'une rue souloient provoquer ceulx d'autre pour emporter les prix, et d'autant que ceulx de la rue des rattes qui se nommoient les réthoriciens de Notre-Dame emporterent le plus souvent le dessus, laditte rue changea lors de nom et fut appellée la rue Notre-Dame comme encore elle s'apelle présentement, et à cast effect fut posée l'imaige de la vierge par lesdits réthoriciens d'icelle rue, mais à cause que lesdits réthoriques et commédies incitoient la jeunesse, fils et filles, à méchanceté et impudicité, oultre ce qu'en icelles se mesloient quelques hérésies, les principaux bourgeois d'icelle ville défendoient bien étroittement à leurs enfans de s'y trouver à telles réthoriques, mesme d'user de la langue françoise en leurs bénédictions et action de grâce quant ils prenoient leur repas, à cause que ces réthoriciens et après eux les heretiques occultes en usoient en leurs banquetsGa naar voetnoot(1).’ De zedelijke invloed der Rederijkers te Bergen had dus, volgens Vinchant, zijne licht- en schaduwzijde; terwijl eene der kunstwijken een O.-L.-V.-beeld - denkelijk op eenen straathoek - stelt, gelijk dit te Antwerpen en elders in België nog gebeurt, maken andere kunstwijken misbruik van hunne spelen ter | |
[pagina 287]
| |
verleiding der jeugd en ter verspreiding der ketterijen, waartoe zij vooral het Fransch aanwenden. Die onkatholieke misstap is door 't werkelijk uitgevaardigde plakkaat van dien jare vastgesteld. De onberadenen! zij waren vergeten dat Pnilip II op den nieuwen troon zat, en voorzagen niet, dat de ‘su ccursale des bloedraads’ van 1572, over de staatsbeweging voorbereid door de Rederijkers van 1559, wraak zou nemen. |
|