De rederijkkamers in Nederland. Deel 1
(1900)–Prudens van Duyse– Auteursrecht onbekendPrudens van Duyse, De rederijkkamers in Nederland. Deel 1 (eds. Florimond van Duyse en Frans de Potter). A. Siffer, Gent 1900
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De rederijkkamers in Nederland. Deel 1 van Prudens van Duyse, in een editie van Florimond van Duyse en Frans de Potter uit 1900.
redactionele ingrepen
p. 137: 4 → IV: ‘§ IV. - Verskunst.’
Op pagina 312 van De rederijkkamers in Nederland. Deel 2 staan errata voor deel 1. Deze zijn hier in de lopende tekst doorgevoerd. De opgave ervan wordt hieronder weergegeven.
1e deel, bl. 65, 29e regel, staat: Lambrechts; lees: Lambrechtsen. Blz. 72, 16e regel, staat: genoegzame; lees: gevoegzame. Bl. 127, laatste regel; staat: Brederode; lees: Bredero. bl. 132, 4e regel. Idem op de nagemelde bl.: bl. 135, 28e regel; 137, 2e regel; 154, voorlaatste regel; 157, 27e regel; 158, 1ste en 14e regel; 160, 30e regel; 161, 24e regel; 186, 17e regel; 193, 6e regel. 2e deel, bl. 81, 17e regel; 85, 8e regel; 102, 31e regel. |
1e deel, Bl. 245, 20e regel, en IIe deel, bl. 108, 247, 275, 290, staat: de Coningh; lees: de Koningh. |
2e deel, bl. 84, 26e regel, staat: L.-S. Visscher; lees: I.-G. Visscher. Bl. 171, 1e regel, staat: tradt; lees: trad. |
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 2, 4, 88, 90, 280) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
DE REDERIJKKAMERS
IN
NEDERLAND
[pagina 3]
KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- & LETTERKUNDE
DE
REDERIJKKAMERS
IN NEDERLAND
HUN INVLOED
OP LETTERKUNDIG, POLITIEK & ZEDELIJK GEBIED
DOOR
PRUDENS VAN DUYSE
UITGEGEVEN OP LAST DER ACADEMIE DOOR
FR. DE POTTER & FL. VAN DUYSE
EERSTE DEEL
GENT
A. SIFFER
Drukker der Koninklijke Vlaamsche Academie
1900
[pagina 295]
INHOUDSTAFEL.
EERSTE HOOFDSTUK. | ||
Oorsprong en ontwikkeling der Kamers. | ||
I. | Oorsprong der gezellen, voorloopers der rederijkers | 5 |
II. | Overgang der gezellen tot rederijkers | 11 |
III. | De gildebrief vóór 't magistraat: geestelijke en wereldlijke inrichting | 18 |
IV. | Algemeene en bijzondere reglementschikkingen van verscheidene Kamers | 23 |
V. | De Kamers door het Magistraat begunstigd | 30 |
VI. | De Kamers door Vorsten beschermd | 33 |
VII. | Hoofdkamers | 38 |
VIII. | Het personeel der Kamers | 41 |
IX. | Naam en zinspreuk der Kamers | 49 |
X. | De zinspreuk der rederijkers | 53 |
XI. | De gildezusters | 54 |
XII. | De zotten, leden der Kamers | 57 |
XIII. | Het gildebord (blazoen). - Het mouwschild. - De penning | 61 |
XIV. | Overeenkomst, die de rederijkkamers met de corporatiën hadden | 66 |
TWEEDE HOOFDSTUK. | ||
I. | Het Landjuweel en het Haagspel. - De prijskaart. - De prijzen | 69 |
II. | Intreden | 81 |
III. | De tornooispelen | 86 |
[pagina 296]
VERHANDELING.
EERSTE AFDEELING. | ||
Kunst- en letterinvloed. | ||
EERSTE HOOFDSTUK. | ||
Rhetoricale Kunstbegrippen. | ||
§ I. | Wat men door rhetorica verstond | 91 |
§ II. | De allegorische stukken | 96 |
§ III. | De mythologische stukken | 98 |
§ IV. | Vertaling van classieken | 102 |
§ V. | Omwerking van romans door rederijkers. - Rhetoricale verhalen | 106 |
§ VI. | Prijskampblazoenen | 109 |
§ VII. | Rhetorikale kunstgrepen | 111 |
TWEEDE HOOFDSTUK. | ||
Taal en Prosodie. | ||
§ I (a). | De taal | 118 |
§ I (b). | Bastaardwoorden | 121 |
§ II. | De spelling | 127 |
§ III. | Maat | 129 |
§ IV. | Verskunst | 137 |
§ V. | Rijm | 139 |
§ VI. | Metrische verzen | 144 |
DERDE HOOFDSTUK. | ||
Kunstvakken buiten het tooneel. | ||
§ I (a). | Het lied | 147 |
§ I (b). | De ballade | 164 |
§ II. | Het referein | 166 |
§ III(a). | De satyre | 180 |
§ III(b). | Het epigram | 183 |
§ III(c). | Geparodieerde legenden en sermoenen | 184 |
§ IV. | De improvisatie | 187 |
§ V. | Het klinkdicht | 192 |
[pagina 297]
VIERDE HOOFDSTUK. | ||
I. - Geestelijke spelen. | ||
§ I. | Godsdienstige vertooningen in de kerk | 196 |
§ II. | Mysteriespelen | 202 |
§ III. | Processiespelen | 212 |
§ IV. | De kribbetjes (Kerstdagspelen) | 216 |
II. - Gemengde spelen. | ||
§ I (a). | De spelen van sinne | 220 |
§ I (b). | Het mythologische spel van sinne | 225 |
§ II. | De vertooning van figuren | 233 |
§ III. | Het poëtelijk punt en presentatie | 238 |
§ IV. | Het mysterie-, bijbel- en treurspel, met of zonder inmengeling van sinnekens | 239 |
§ V. | Het wagenspel | 258 |
§ VI. | Het tafelspel | 263 |
§ VII. | Vertooningen te paard | 264 |
III. - Wereldlijke spelen. | ||
§ I. | De klucht | 265 |
§ II. | Factie | 277 |
§ III. | De comedie | 280 |
IV. - Zangspelen. | ||
§ I. | De muziek | 282 |
§ II. | De pastoraal | 283 |
§ III. | Lyrisch treurspel | 285 |
§ IV. | Het bestendig tooneel | 287 |
§ V. | De schooldramata en de spelen der rederijkers | 290 |