Tekst.
Veelderhande gheestelicke liedekens [Emden], 1558, (beschreven door Dr. F.C. Wieder, De Schriftuurlijke liedekens, 's-Grav. 1900, bl. 139, nr. XXXIX), Sign. T vo, ‘na de wijse: Veriubileert’, hierboven weergegeven; - Veelderhande liedekens, Amst. 1599, bl. 213 vo, zelfde tekst, ‘nae de wijse: Verjubileert, ghy Venus jonghen’. - ‘Dit lied is van eene vrouw, die dikwijls tegen de zonde moet strijden, maar die door Gods goedheid weder opgericht wordt’ (Dr. F.C.W.). - Het is dezelfde strijd tusschen ‘tvleesch’ en den geest (vgl. hiervoren nr. 701, bl. 2687, str. 4), dien men in de 15de-eeuwsche geestelijke liederen ontmoet. Zoo leest men in Hoffmann v.F.'s Niederl. geistl. Ldr., 1854, nr. 56, bl. 125, str. 3:
O schalc natuur (tvleesch), ghi wort mi suur
en nr. 63, bl. 137, str. 2 en 7:
Natuurken, du moetste di liden
Hier bi so mach men merken,
hoe menich edel hertken staet [stout (?)],
dat sijn natuur moet crenken
ende smedet daer op dat gout.