Tekst.
Hoffmann v.F., Niederl. geistl. Ldr., 1854, nr. 113, bl. 229, zonder wijsaanduiding, naar het 15de-eeuwsche Hs. thans 8,155 der K. Bibl. te Berlijn, hierboven weergegeven. Verder te vinden met aanvang: ‘Christe ghy zijt dach ende licht’, in Dit is een schoon suyverlijck boecxken, geest. goedk. Antw. 1570; uitg. Amst. Cornelis Claesz., z.j. bl. 34 ro, en: ‘Christe ghy zijt’, enz. in Veelderhande Schrift. leysenen, 't Hantw., z.j., geest. goedk. 1587, sign. G 2 vo, telkens zonder wijsaanduiding; - S. Theodotus, Paradys der geest. ende kerck. lofsanghen, Antw. 1648, bl. 742, ‘Christe die daer zijt dagh en licht’, ‘op de selvighe toon’.
Deze tekst is eene navolging van de oude hymne: ‘Christe qui lux es et dies’, gedicht naar het voorbeeld der Ambrosiaansche hymnen; afstammend, volgens Wackernagel, uit de VIIde eeuw, volgens Mone uit de VIIIste; zie W. Bäumker, Das katholische deutsche Kirchenlied II (1883) nr. 246, bl. 246. - Naar Dit is een suverlijck boecxken, Amst. Harmen Janszoon Muller, haalt Dr. F.C. Wieder, De Schrift. liedekens, 's-Grav. 1900, bl. 131, eene lezing aan: ‘Christe du bist dach ende licht’, vertaling uit het Duitsch, waarvan het niet zeker is of zij teruggaat op de 15de-eeuwsche redactie, Wackernagel, Das deutsche Kirchenlied II (1867), nr. 564, of op de Hervormde van 1526 (id. III, 1870), nr. 161.
Eene navolging: ‘Christe die daer zijt den dagh en 't licht’, enz. van Mantelius (Pater Mantels), geboren te Hasselt, voorkomende in zijn boek: Dagh van Devotie enz., Antw. H. Aertssens, 1633, vindt men herdrukt in 't Daghet, Hasselt, I (1885) bl. 60.
Voor Duitsche navolgingen van de XVde tot de XVIde eeuw, en de Duitsche lezingen van de melodie zie: Hoffmann v.F., Gesch. des deutschen Kirchenliedes, 3de uitg. 1861, nr. 153-6, bl. 289 vlg.; - R. von Liliencron, Hist. Volksldr. der Deutschen, Nachtrag, 1869, nr. 17, bl. 37; - W. Bäumker, t.a.p., - J. Zahn, Die Melodien der deutschen evangelischen Kirchenlieder, I, (1889) nr. 343, bl. 97.