Melodie.
Stalpaert, t.a.p., hierboven weergegeven; - Id. Extractum catholicum, Loven 1631, bl. 411, zelfde melodie, met wijsaanduiding: ‘Fillis kwam Philander tegen’, voor: ‘Iesu! laet mijn ziel verharden’.
‘Philis (Phillis, Phyllis, Fillis) quam’, enz., aangeh. als stem: a) Amst. Pegasus, 1627, bl. 101, met de melodie, voor: ‘Siet, hoe schoon de rype aaren’; - b) D.P. Pers, Bellerophon, Amst. 1633, bl. 164, voor: ‘Altydt hoort men van krakeelen’.
De tekst: ‘Rosemont die lag gedoken’, komt voor in Delfschen Helicon, 1729, bl. 5, stem: ‘Elida, ô soete diertje’. De wijsaanduiding ‘Rosemont’, enz., die zich in vele 17de- en 18de-eeuwsche liederboeken voordoet, is reeds te vinden bij I.H. Krul, Pampiere wereld, Amst. 1644, ‘Christelyke offerande’, bl. 166, voor: ‘Mach men niet te recht gelijken’.
De melodie ‘Rosemont’, enz., komt voor bij D.P. Pers, De laetste vernieuwde Urania, Amst. 1656, bl. 158, voor: ‘Wie sou immermeer gelooven’, en Id., Amst. 1669, herdrukt door J.H. Scheltema, Nederlandsche liederen uit vroegeren tijd, Leiden 1885, bl. 191; - variante in: Evangelische leeuwerck, Antw. 1682, II, bl. 228. voor: ‘Altijt moet men hooglick achten’; - Den singende zwaan, Leyden 1728, bl. 74, voor: ‘Alderoudste stad der steden’, met wijsaanduiding: ‘Adonai, genadigh Heere’ (tekst en melodie van dit laatste lied in Het prieel der gheest. mel., Brugge 1609, bl. 3), ‘ofte: Philis quam Philander tegen, ofte: Rosemond die lag gedoken’; - Drieduym, d'Enchuyser ybocken, Enkhuizen, z.j., bl. 29, voor: ‘Uffvrauw Zoorke main gooidinne’. Deze variante van de melodie werd mede herdrukt door J.H. Scheltema, t.a.p.