1, 2. greine, de kern, het puik van iets; voortreffelijk mensch. - 2, 3. al bijgev. - 5, 1. t.: wi al. - 5, 2. t.: ongheval. - 9, 1. sonder roeme, niet genoeg te roemen.
Tekst.
Hoffmann v.F., Niederl. geistl. Ldr., 1854, nr. 36, bl. 84, zonder wijsaanduiding naar het 15de-eeuwsch Berlijnsch Hs. 8,190; hierboven weergegeven; - Een dev. en̄ prof. boecxken, Antw. 1539, nr. 230, uitg. D.F. Scheurleer, bl. 265.
Melodie.
Bäumker, Niederl. geistl. Ldr., nr. 67, Vierteljahrsschrift, 1888, bl. 305, naar het Weener Hs. nr. 7970; - Een dev. en̄ pr. b., t.a.p., zelfde melodie.