Melodie.
Een dev., t.a.p. De melodie is ontleend aan den kerkzang: ‘Ave maris stella’ en behoort tot de verdwaalde melodieën ontstaan uit het ineenloopen van den VIIden en den Isten kerktoon; zie hiervoren I, Inleiding, bl. XX; III, nr. 639, bl. 2492, en Gevaert, La mélopée antique, 1895, bl. 199 vlg. - Bäumker, Niederl. geistl. Ldr., nr. 68, Vierteljahrsschrift, 1888, bl. 305, deelt de melodie mede met de door hem aangeduide bes, naar het voornoemde Hs., in bedorven lezing ten minste wat het slot van den eersten versregel betreft:
Laet ons mit ho - gher vro - lic - - - heit,
te lezen, voor het laatste woord: