Tekst.
B. Hoffmann v.F., Niederl. geistl. Ldr., 1854, nr. 44, bl. 108, zonder wijsaanduiding, naar het 15de-eeuwsch Berlijnsch Hs., 8,185. Verder komt de tekst voor: Hs. van Marigen Remen, nr. 218, Bibl. van de Maatsch. d. Nedl. letterk. te Leiden: ‘Onsen God wyl jc myn hargen opgheven’, zonder wijsaanduiding; - Hs. van Meerman, nr. 1042, thans nr. 2631, IIde serie der K. Brusselsche Bibl., bl. 35: ‘Min hartge dat wil ic Gode opgheven’, - ‘op die wijse: Verlanghen, etc.’; - Een dev. en̄ prof. boecxken, Antw. 1539, nr. 136, uitg. D.F. Scheurleer, bl. 168, aant. bl. 322: ‘Gode soe wil ick mijn herte op gheven’, - ‘op die selve wise’, n. ‘Verlangen, verlangen doet mijnre herten pine’ (zie hiervoren III, nr. 585, bl. 2305). - Dr. J.A.N. Knuttel, Het geest. lied in de Nederlanden voor de Kerkhervorming, Rott. 1906, bl. 534, vermeldt nog eene lezing voorkomende in het 15de-eeuwsch Berlijnsch Hs. 8,190.