Tekst.
Een dev. en̄ prof. boecxken, Antw. 1539, nr. 157, uitg. D.F. Scheurleer, bl. 189, ‘op die selve wise’ als het daar voorgaande lied, namelijk de wijs: ‘Het souden drie ghespeelkens goet // spaceren gaen in dat wout’, tekst hierboven weergegeven; - Hoffmann v.F., Holländische Volksldr., 1833, nr. 21, bl. 50, naar voormelde bron; - Het hofken der geest. liedekens, Loven 1577, bl. 135: ‘een nieu liedeken, en gaet op die wyse: Fortuyne wilt u keeren // en vallet my niet soo suer’, zes achtregelige strophen; - Het Paradiis der gheest. vreuchden, Antw. 1617, bl. 62, met dezelfde wijsaanduiding: ‘Fortuyne’, enz., insgelijks met achtregelige strophe; - Willems, Oude Vl. ldr., 1848, nr. 206, bl. 446, naar H.v.F. - ‘De allegorie van dit lied’, zegt Snellaert op Willems, t.a.p., ‘is niet moeijelyk te volgen. De zingende nachtegael onder den scherpen doorn, is de biddende Christus aen 't kruis, - de violette, het zinnebeeld der nederigheid, Maria, - de opene roos, Christus' wonde in de zyde.’ Het lied geeft de zeven kruiswoorden terug.
Een ander lied, met achtregelige strophe, ‘op die wyse: Ick wil mij gaen vermeyden aen eenen water cant’, komt voor in Het hofken, bl. 213. Het bestaat uit zeven strophen; de aanvangsstrophe luidt:
Ick wil mij gaen vermeyden
met Jesus die alderliefsten mijn;
van hem soo en wil ick niet scheyden
ick weet, o ghenadighe heere,
dat ghy bermhertich sijt.
De tekst: ‘Fortuyne wilt u keeren // en valt mi niet so suer’, is te vinden in Antw. lb., 1544, nr. 46, bl. 67, met opschrift: ‘een nyeu liedeken’.