maer Heer, hoe schinct ghy overvloet,
u precieus en dierbaer bloet!
Och laet ons dat groot achten.
Tis een warachtig sacrament
eer dat begost zijn groot torment;
int claer hy dat vertelde:
‘dit is een spijs seer excellent,
neemt, nut myn lichaem ongheschent;’
hy haer dat soo beveelde.
O Jesu, zijt ghebenedijt,
dat door vijf woorden crachtich
een suyver broot sonder respijt
wort u persoon warachtich;
och ketters, legt toch af u spijt,
en weest ghedachtich t' allen tijt
dat Godts woort is almachtich.
1, 2. De zin is: Evenals de pelikaan (volgens het volksgeloof) zijn jongen met zijn bloed laaft, kwam Christus voor ons zijn bloed storten. Vgl. hiervoren III, nr. 541, bl. 2126: ‘Nu laet ons dancken ende loven’, str. 1, v. 5, aant. - De voorlaatste strophe van het Adoro te devote begint: Pie pelicane, Jesu Domine. - 1, 4. Het Paradiis, enz.: ghy woudt. - 4, 3 en 4. Het Paradiis, enz.: in sijn lest' avendtmael seer jent, in 't klaer hy dat vertelde. - 4, 7. Id.: aldus hy dat bevelde. - 5, 2. Volgens de Consecratie van de mis: hoc est enim corpus meum. De drie Evang. (Matth., Mare. en Luc.) geven enim niet. - 5, 5 en 6. Het Paradiis, enz.: ketters, die ongheloovich zijt, weest doch ghedachtich, enz.