Het oude Nederlandsche lied. Deel 3
(1907)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 2332]
| |
A.1.
Heer Jesus heeft een hoofken daer lelien staen,
daer in soo sal ic plucken gaen, tis wel gedaen.
Men hoort daer niet dan ingelen sanc,
harp ghespel, trompetten en claretten,
en die veelkens alsoo veel.
2.
Die lelikens die daer inne staen, is reynicheyt,
vio[o]lkens die daer omme staen, is ootmoedicheyt.
Men hoort, enz.
3.
Conden ic heer Jesum minnen als ic geerne dee,
soo soude ick in mijn herteken hebben grooten vre.
Men hoort, enz.
4.
Heer Jesus is die beste bloem al inden hof,
al dat inden hemel es, [die] gheeft hem lof.
Men hoort, enz.
5.
Als ick dit liedeken singe, mij verlancgt soo seer
daer ick soo geeren wesen sou; ic en weet wanneer.
Men hoort, enz.
| |
[pagina 2333]
| |
1.
Heer Jesus heeft een hofken daer schoon bloemen staen;
daer in soo wil ick plucken gaen, 't is wel ghedaen.
Men hoort daer niet dan engelensanc en herpegespel,
trompetten en claretten en die veelkens alsoo wel.
2.
Die lelikens die ick daer sach, sijn suyverheyt;
die soete violetten sijn ootmoedicheyt.
Men hoort, enz.
3.
De schoone purper roose was de lijdtsaemheyt;
de schoon vergulde goudebloem, gehoorsaemheyt.
Men hoort, enz.
4.
Noch wasser een die boven al spanden de croon:
coron' imperiale, twas de liefde schoon.
Men hoort, enz.
5.
Maer d'alderschoonste beste bloem al in dat hof,
dat was den Heere Jesus soet; dus sy hem lof.
Men hoort, enz.
6.
Och Jesus, al mijn goet en al mijn salicheyt,
maect van mijn hert' u hoveken, het is bereyt.
Men hoort, enz.
4, 2. coron', d.i. corone (Oudfransch voor couronne) imperiale, keizerskroon, fritillaria imperialis. | |
Tekst.A. Het hofken der geestelycker liedekens, Loven 1577, bl. 218, zonder wijsaanduiding; - B. Het prieel der gheest. mel., Brugghe 1609, bl. 127, ‘wijse alsoot beghint’. Verder wordt de tekst gevonden in: Het Paradiis der gheest. vreuchden, | |
[pagina 2334]
| |
Antw. 1617, bl. 101, ‘alsoo't beghint’; - Gheesteliick paradiisken der wel-lusticheden, Antw. 1619, III, bl. 29, zelfde wijsaanduiding; - Het klein prieel der geest. melodie, Luyck (na 1620), bl. 53, zonder wijsaanduiding; - Dit is een suyverlijck boecxken, Amst. Cornel. Dircksz., 1642, bl. 29, stem: ‘alsoo't begint;’ - Catholijck sanckcboeck (later verschenen als Geestelijcke harmonie), Embrick (1620), uitg. 1633 (?), nr. 62, bl. 87; - Willems, Oude Vl. ldr., 1848, nr. 213, bl. 458, naar Het prieel der geest. melodiie, Antw. 1630. | |
Melodie.Het prieel der gheest. mel., t.a.p. |
|