Het oude Nederlandsche lied. Deel 3
(1907)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 2232]
| |
A.1.
Jesus is nu een kindekijn clein,
hem minnen alle harten rein.
Laet u die warelt niet bedrieghen,
gheloefdi haer, si sal u lieghen,
2.
Jesus een kindekijn is seer scoen,
in reinen harten hi maect sijn troen.
Ghenoecht des warelts moet nu derven,
Jesus sijn minne die wil verwerven.
3.
Doch Jesus hi is so oversoet,
waer om hem minne uut alle mijn moet.
Cleinen arbeit met groten ghewinne
vintmen in Jesus soete minne.
4.
Jesus is mijnre harten grein,
hem minnen wil ic ende anders ghein.
Nu laet ons alle met harten blide
Jesum loven in allen tide.
| |
[pagina 2233]
| |
B.1.
Ihesus is een kyndekyn cleyn,
hem mynnen alle herten reyn.
Laet u die werrelt niet bedriegen,
geloefdi hoer, si sal u liegen.
2.
Ihesus is een kyndekyn scoen,
in reinen herten spant hi die croen.
Deser werrelt moet ghi sterven,
wil ghi Ihesus mynne verwerven.
3.
Ihesus is soe over soet,
dat ic hem ymmer mynnen moet.
Cleynen arbeyt mit groet gewyn
vynt men in Ihesus zuete myn.
4.
Ihesus is mynre hertkyn troest,
ic word van allen liden verloest.
Nu laet ons alle met herten blide
Ihesum loven in allen tiden.
5.
Loff, glory, eer end weerdicheit
moet Ihesu syn in ewicheit;
want hi syn dienres heeft bereit
die croen der ewigher salicheit. Amen.
1, 4. geloefdi hoer = gelooft ge haar. - 2, 2. die bijgev. - 4, 3. alle bijgev.; vgl. A, 4, 3; doch wij hebben hier thans het woord alle of allen in drie achtereen volgende regelen. - 5, 2. in bijgev. | |
Tekst.A. Hoffmann v.F., Holländische Volksldr., 1833, nr. 5, bl. 21, met wijsaanduiding: ‘Conditor alme siderum’; tekst hierboven weergegeven; - Id., Niederl. geistl. Ldr., 1854, nr. 77, bl. 159, met enkele veranderingen in de spelling, telkens naar het Berlijnsch Hs. 8,190; - B. Bäumker, Niederl. geistl. Ldr., nr. 14, Vierteljahrsschrift 1888, bl. 191, naar het Weener Hs. nr. 7970. | |
Melodie.Naar Bäumker, t.a.p. - Bl. 192, bij denzelfden vindt men de reeds hiervoren II, bl. 1247, gemelde variante voor: ‘Kinder, nu loeft die maghet Marie’; zie dit lied hierna. Tekst en melodie van de hymne ‘Conditor alme’ worden door de hymnologen tot de VIde eeuw teruggebracht (Bäumker, Das katholische deutsche Kirchenlied, I (1886), bl. 249). - Aan zijnen kant zegt J. Julian, A dictionary of hymnology, London 1892, bl. 257: ‘This hymn is sometimes ascribed to St. Ambrose, but on | |
[pagina 2234]
| |
insufficient evidence. It was rejected as such by the Benedictine editors; and with this the best authorities agree’. - Gevaert, La mélopée antique, 1895, bl. 73, aant. I, is, zooals wij hiervoren zagen, II, bl. 1247, van meening, dat: ‘Ce texte, très incorrect comme prosodie, est relativement récent, mais rien n'empêche que la mélodie soit ambrosienne’. - In de eerste helft der XVIIde eeuw, onder Paus Urbanus, werden dan ook verbeteringen aan den tekst toegebracht. Sedert dien tijd vangt de hymne aan: ‘Creator alme siderum’. Hiervoren, t.a.p., deelden wij enkele Nederlandsche lezingen van de melodie mede; daarbij kan men voegen: Theodotus, Het Paradys der gheest. en kerck. lofsangen, (1621), 's-Hertog. 1627, bl. 1; de tekst is eene navolging van de Latijnsche hymne; de melodie klinkt oorspronkelijk in f: O Schep-per al - ler ster-ren klaer /
Een licht der Chris-te - lij -cker schaer/
Chris - te on - se Ver - los - ser goet:
Hoort dat wy bid-den met oot-moet.
G. D[e] S[waen], Den singende zwaan (Antw. 1655), Leyden 1728, bl. 573, letterlijk dezelfde melodie als de onmiddellijk voorgaande, voor: ‘Maria! gy hebt voortgebragt’. Nog in het jaar 1648 vindt men onze zangwijs in het Brusselsche beiaardboek, waarover Edm. vander Straeten, La musique aux Pays-Bas, Brux. V (1880), bl. 19. In veel andere van onze liederen kan men ze nasporen; zie nog onze verhandeling: De melodie van het Nederl. lied, 's-Grav. 1902, bl. 50, 51 en vlg. - Ook in Frankrijk ging de melodie ‘Conditor’ tot den volkszang over; zij wordt aangehaald o.a. in de in 1670 te Parijs verschenen Kerstliederen van Françoise Paschal te Lyon, voor het lied: ‘Plaines, bois, arbres, arbrisseaux’; zie Alexis Socard, Noëls et cantiques imprimés à Troyes, Paris 1865, bl. 23-8, en onder de Nouellio neve ha cantico, Sant-Briec (Saint-Brieuc, Bretagne) 1820, bl. 18, voor: ‘Canomp Nouël gant melodi’, en bl. 21, voor: ‘Canomp Nouël joaynsamant’. - Over de verspreiding van deze melodie in Engeland zie J. Julian, t.a.p. |
|