| |
| |
| |
463. Maraen, hoe moogt gy spies en lans verheffen tegen God?
(Slag bij Nieuwpoort, 1600).
Maraen, hoe moogt gy spies en lans
Merckt hoe ghy, met u stercke schans,
Ghy, door u moorders' spel,
wilt al de werelt drucken
end' alles slaen in stucken;
maer God die siet het wel.
Hy heeft de winden in zyn hand
end' stuertse waer hy wil,
de wat'ren en het vaste land,
de nacht, en oock den dag,
mensch, vee, oock waer sy vlieden:
't staet onder zyn gebieden
| |
| |
Wie pochter dan op macht en kracht,
wat dat hem schiet in zyn gedacht?
daer niemant, wie 't mach wesen,
kan voor hem, sonder vreesen,
1, 1. Maraen; zie hiervoren II, bl. 1609.
| |
Tekst en melodie.
Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck, Haerlem 1626, bl. 180, ‘stem: Almande Nonette, of: Une ieusne fillette’, hierboven weergegeven. In dit lied bezingt Valerius den gewichtigen slag door Prins Maurits den 2den Juli 1600 bij Niepoort geleverd, waarbij, na een hevigen strijd van vier uur, de Spanjaarden de vlucht namen, 5300 gesneuvelden achterlatende. Hetzelfde onderwerp wordt behandeld in twee andere liederen van den tijd: ‘'t Gulde jaer sestienhondert, // July den tweeden dach’ - ‘op de wijse: Het nachtegaelken kleyne’ en: ‘Wie wil hooren een nieu liet // wat in Julius is geschiet’ - ‘op de wyse: Wy willen niet meer van Aelighen (l.: Aeltghen) singhen’ (Dr. van Vloten, Nederl. geschiedzangen, II, 1852, bl. 353, 355, en H.J. van Lummel, Nieuw Geuzen-liedboek, bl. 386, 388). De slag bij Niepoort werd in den modernen tijd bezongen door Isaac da Costa, Kompleete dichtwerken, 's-Grav.-Leyden, 3de druk, 1876, bl. 688, en door Prudens van Duyse, Nagelaten gedichten, 1882, I, bl. 128.
De tekst van ‘Het nachtegaeltje kleyne’, met wijsaanduiding: ‘Den hemel uytgespannen’, is te vinden in: Haerlems oudt lb., 27en druk, 1716, bl. 35, de melodie komt voor bij Valerius, t.a.p., bl. 114, ‘stem: Almande Prins de Parma’; - Stalpaert, Gulden-iaers feest-dagen, Antw. 1635, bl. 504, ‘stem: ‘Piacer gioia e diletto’; - Den singende zwaan (Antw. 1655), Leyden 1728, bl. 333, ‘stem: Almande Parma - Het nagtegaeltje kleyne’. - In Pers' Bellerophon, Amst. 1633, bl. 150, voert het lied: ‘Voor-danster van de reyen’, tot opschrift ‘stem: Il contento. Piacer gioja e diletto. Balet. a 5. Of, Het nachtegaelken kleyne, etc.’
Over het vroeger bekende oude lied: ‘Wy willen niet meer van Aeltghen singen’, met toespeling op Aal, bier, voor ‘drinkgelag houden’, zie Dr. J.P.N. Land, Het luitboek van Thysius, nr. 63. - Aal voor Alida, is echter een vrouwennaam (Wdb. der Ndl. taal, I, kol. 17).
Volgens Böhme, Geschichte des Tanzes, I, bl. 122, ontmoet men eerst in het laatste derde der XVI de eeuw, de Fransche uitdrukking: ‘Allemande’, voor muziekstukken in - of 4/2-maat, en wel in Philidor's verzameling (1580) en in Tabourot's Orchésographie (1588). In de luitboeken van Hainhoffer (1603) vindt men teksten bij de Duitsche dansen, terwijl in Frankrijk bij de ‘Allemande’ nooit gezongen werd. Ook in later tijd, wanneer deze zuiver instrumentaal werd, vielen in Duitschland de teksten weg. Wij zagen hiervoren, bl. 1771, de ‘Allemande’ vermeld in Premier livre de Danseries, Louvain, 1571.
| |
| |
Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, III, nr. 2000, bl. 704, leiden bovenstaande melodie af van een jachtlied: ‘Ich ging einmal spazieren’, dat zich, te beginnen met 1560, in ‘Dresdner Codex’ voordoet, melodie waarop Dr. L. Heimbold in 1563 zijn lied: ‘Von Gott will ich nicht lassen’, dichtte, en die (vgl. Joh. Zahn, Die melodien der deutschen evangelischen Kirchenlieder, III, 1890, nr. 5264b, bl. 704) reeds gedrukt voorkomt in 1571. - E.u.B. noemen ze eene ‘internationale’ zangwijs, daar ze te gelijkertijd in Duitschland, in de Nederlanden en in Frankrijk bekend was, wijzen op Valerius, Neder-landtschen gedenck-clanck, op J.B. Besardus, Thesaurus harmonicus, Coloniae Agrippinae 1603, bl. 73, waar deze melodie te vinden is als ‘air de court’ (cour) met den Franschen tekst: ‘Ma belle si ton âme’, en op het Prieel der gheest. melodie, Antw. 1614, waar ze wordt toegepast op de liederen: ‘Bienheureuse est une âme’ (parodie van: ‘Ma belle’, enz.), en ‘Hemelsche Koninghinne’.
Bij die bronnen kan men voegen: Jehan Chardavoine, Le recueil des plus belles et excellentes chansons, Paris 1576 (eene verzameling die volgens M. Joseph Denais, Un musicien du XVIme siècle, Jean Chardavoine, Paris, ve L. Techener, 1889, bl. 18, naar alle waarschijnlijkheid in druk verscheen in 1576, ofschoon misschien aangevangen in 1573), waar men onder nr. 59 het lied vindt, waarvan de eerste strophe volgt:
U - ne jeu - ne fil - let - te
Plai - san - te et jo - li - et - te,
On l'a ren-du non - net - te,
Ce - la point ne luy haic - te,
Dont vit en grand dou-leur.
Deze strophe leert ons, hoe het woord ‘nonnette’ bij het woord ‘allemande’ als wijsaanduiding werd gevoegd.
Weckerlin, L'ancienne chanson populaire en France, Paris 1887, bl. 464, geeft den volledigen tekst naar Recueil de plusieurs chansons, Lyon, 1557. Dit lied kon dus in 1557 reeds eenigen tijd populair zijn. De gepasticheerde tekst: ‘Une jeune pucelle // de noble coeur’, zonder bronaanduiding aangehaald door J. Tiersot, Hist. de la chanson pop., Paris 1889, bl. 247, komt voor onder de Noëls ou cantiques nouveaux, ‘composez par P. Binard, Parisien’, Troyes 1741, bl. 31. Er bestaat eene vroegere uitgave van 1621, zie bl. 1142 hiervoren. Eene andere vergeestelijking: ‘Une vierge féconde // de grand beauté’, vindt men nog, met eene variante der melodie, herdrukt in Noëls anciens par le R.P. Dom Georges Legeay, Paris-Brux. z.j., I (1875), nr. 5, bl. 10. - K. Bartsch, Alte Französische Volksldr. Heidelberg 1882, bl. 233, Duitsche vertaling: ‘Es war ein junges Mädchen / stolz war ihr Herz’.
| |
| |
De door E.u.B. naar Het prieel der gheest. mel., 1614, genoemde liederen, doen zich reeds voor in de uitgave van Brugge 1609. - La pieuse alouette, Valencienne, I, 1619, bl. 316, bevat, met de wijsaanduidingen: ‘Une jeune fillette etc., ou Dedans quatre chambrettes, ou Ma belle, si ton âme’, het geestelijke lied: ‘Bienheureus' e't un' ame’, tekst en melodie, daarbij, nogmaals bl. 316, de melodie gevarieerd. Ziehier de eerste van die zangwijzen:
Bien - heu - reus' ét un' a - me,
Qui ja - mais ne s'en - flâ - me,
Que de l'a - mour de Dieu,
Re - jet - te l'ar - ti - fi - ce
De la cau - te ma - li - ce
De tout hom - me mon-dain.
De volgende variatie uit Stalpaert's Extractum cath., 1631, bl. 308, ‘stem: Bienheureuse est une ame’, ook te vinden in Stalpaert's Gulde-iaers feest-dagen, 1635, bl. 663, voor: ‘Vyerdt, Brussel, vyerdt met rede’, doet zich reeds voor met den Franschen tekst: ‘Bienheureuse’, enz. in Het prieel 1609, bl. 260. - E.u.B., t.a.p., geven dezelfde lezing naar Het prieel, 1614.
Wat mo - gen zich de Pa - pen ,,
Be - rom - men van Au - taer?
Na - dien all' Chri-stus kna - pen
By - zon - der en te gaer ,,
Zoo hoog nu zijn ver - he - - ven ,,
Dat zy hem mo - gen ge - - ven ,,
Een dienst van of - fe - rand.
‘Une jeune fillette’, luitbewerking, komt ook voor in Nic. Vallet's luitboek: Het geheymenisse der zang-godinnen, Amst. 1615, beschreven door D.F. Scheurleer in Tijdschr. voor N.-N. mzgsch., V (1897), bl. 13 vlg.
Camphuysen, Stichtelycke rymen, uitg. Amst. 1647, bl. 140, ‘sang: Une ieune fillette’:
| |
| |
be - leef al wat ick seg,
En 't pad so nau be - tre'e
als ick 't een an - der leg?
Siet wat u voor-ge-set is:
Niet ick, maer u-we wet is
Het-geen dat Godt be-haegt.
Weckerlin, Échos du temps passé, z.j., I, nr. 22, bl. 48, geeft naar Besardus' voornoemden Thesaurus het lied: ‘Ma belle si ton âme’, gedicht door Gilles Durant (1550-1615).
Anders is de melodie met wijsaanduiding: ‘Une jeune fillette, etc.’, te vinden in La clef des chansonniers van Ballard, Paris 1717, II, p. 194, voor: ‘L'amant le plus fidelle // de nos cantons’.
|
|