- ‘Tis best dat ghy noch iocket
ende houdt met ons uwen spot,
nu ghy ons tghelt ontlocket
daer mede ghy soudt verstercken
het heylighe Roomsche Rijck,
den dienst der heyligher Kercken,
ons missen alle ghelijck.’
- ‘Een doctor quam my verrassen
mijn cruyden waren ghewassen
sy quamen in haer cracht;
wie gheen pardoen woude coopen,
die meynde ick te vertreen;
dat water quam met hoopen,
mijne cruyden dreven heen.’
3, 5. root van golden is de oude stereotype uitdrukking: ‘van roden goude’; zie hiervoren I, bl. 183, str. 6. - 3, 6. angelotten, m. van angelot, van fr. angelot, verkleinwoord van ange, engel. Een gouden munt aldus genoemd naar het beeld van den Aartsengel Michaël, die den draak verslaat (Wdb. der Nedl. taal). - 5, 4. dooch = deugt. - 5, 5. Vgl. het lied ‘Wy monnicken ende papen’, slotstrophe (H.J. van Lummel, nr. 55, bl. 120). - 5, 6. ranck = list; zie bl. 1732 hiervoren. - 6, 8. versluymt = verteerd, verdronken. - 7, 4. kas = reliquieënkast. - 7, 6. Sinte Krijn = St. Quirinus. - 7, 7. Melis = zie bl. 1732. - 9, 7. Toespeling op den grooten. watervloed van Allerzielen 1570 (Dr. v. Vl.).