Tekst.
Een nieu Geuzen lb., 1581, bl. 48 ro, onder de ‘Oorlof liedekens van Duckdalve’, met opschrift: ‘van Don Frederico synen soon. Op de wijse Rijck Godt wie sal ick claghen / etc.’, hierboven weergegeven; - Dr. J. van Vloten, Nederl. Geschiedzangen, 1852, II, bl. 69; - H.J. van Lummel, Nieuw Geuzenlied-boek, nr. 65, bl. 154; - Dr. A.D. Loman, Twaalf Geuzeliedjes, 1872, nr. 9.
John Lothrop Motley, De opkomst der Nederl. Republiek, vertaald onder toezigt van Dr. R.C. Bakhuizen van den Brink, 2de druk, 's-Grav. 1860, III, bl. 117, leert, hoe Don Frederik, tijdens het beleg van Haarlem (dat duurde van 11 December 1572 tot 12-Juli 1573) aan zijn vader verlof deed vragen tot het opbreken van het beleg, en hoe deze den afgevaardigden bode Don Bernardino de Mendoza terugzond, met dit antwoord: ‘Zeg Don Frederik, zoo hij niet besloten is het beleg voort te zetten tot dat de stad ingenomen is, dat ik hem niet langer voor mijn' zoon erkennen wil, wat ook vroeger mijne meening mag geweest zijn. Komt hij in het beleg te vallen, dan wil ik zelf het komen voortzetten, en mogten wij beide omkomen, dan zal de Hertogin uit Spanje daartoe overkomen.’