Erk u. Böhme, t.a.p., geven deze melodie naar een 16de-eeuwsch ‘Wolfenbüttel Hs.’.
B. Fruytiers, Ecclesiasticus, Antw. 1565, nr. 16, bl. 40 (zie in D.F. Scheurleer's uitg., Amst. 1898, de aant. bl. LII, nr. 16), met wijsaanduiding: ‘Hoort toe ghy menschen op des (der) aerden’, minder goede lezing:
Al met ge - wel - di - ge seer crach-tich /
en twist niet hebt ghy ver-stant
Noch rij - cke hier van goe de mach-tich /
so valt ghy niet in heur hant
Want ve-le wor - ter hier in dit landt //
Be-dro-ghen deur sil-ver en-de gout //
tbe-weecht oock wel co - nin - gen vail-lant //
Daer-om sy u twist niet me - nich - fout /
en draecht tot heu - ren vie - re geen hout.
De tekst: ‘Hoort toe ghy menschen op der aerden’, is te vinden in Veelderhande liedekens (Leyden) 1599, bl. 116, met wijsaanduiding: ‘Met vreuchden willen wy singhen // end' loven dat Roomsche rijck’, en ook in de vroegere uitgaven, Amst. 1582 en 1589; zie overigens Dr. F.C. Wieder, De Schriftuurlijke liedekens, 1900, Regist., nrs. 381-383. - Zooals Böhme, Altd. Lb., nr. 379, bl. 466, reeds deed opmerken, bracht Willems, Oude Vl. ldr., nr. 26, bl. 56, ten onrechte deze op zevenregelige strophe berustende melodie, op het lied met zelfden aanvangsregel ‘van de drie Lantsheren’, onmiddellijk hiervoren, dat op achtregeligen strophenbouw steunt. Daartoe was W. verplicht een deel der zangwijze te herhalen. - De wijs ‘van Keyser Maximiliaen’ wordt ook aangehaald voor het lied: ‘Verheucht u ghy Nederlanden’ (Een liedeken vande Cornel van Groeningen, Caspar Robles, Heer van Billy, 1576), waarvoor zie Van Lummel, Nieuw Geuzenlied-boek, bl. 269.