draeght dan rouwe, t' is noot,
heeft hy maer goet en gelt,
elck eert en heeft hem lief;
d' welck my ont'rust en quelt,
Denckt, lief, denckt dat een man
die t' sijn wel gaede slaet
aen goet licht raken can.
En wat is rijckdom quaet?
Een, die t' sijne verquist,
ghelijck schijne oft mist
Siet, lief, siet dan mijn trouw';
voor 't goet, kiest deucht en eer,
soo ghy wilt sijn mijn vrouw';
mijn soet honinck aenschijn,
Onder den titel De wereld, brengt Willems, Oude Vl. ldr., nr. 246, bl. 509, str. 1 van het eerste dezer liederen en str. 1, 2, 3 van het tweede, tot één enkel lied.
De melodie hierboven geeft de oorspronkelijke notatie, buiten de bijgevoegde maatstrepen, terug.