Deze variante staat in verband, wat het ‘steenen afweren’ of ‘aftrekken’ betreft, met de lezing voorkomende bij J.W. Wolf, Wodana, Gent 1843, bl. 218: ‘Een meisje gaet op hare knien tegen eenen muer zitten, en heft den bovenrok met beide handen tot over het hoofd. Dan roepen de anderen:
Ons lieve vrouwken van boven.
Wie staet er hier aen mynen toren?
Mag ik er eenen steen aftrekken?
Eene steen kan my niet letten.
Mag ik er dan wel twee aftrekken?
Twee is te veel; rydt er al met eenen door.
Dit wordt zoo lang herhaeld tot dat het meisje toestemt.’
Dezelfde tekst doet zich voor bij F.E. Delafaille, Gesch. van Mechelen, Mech. z.j. [1903], II, bl. 29, doch met de door de gezellinnen van het geknielde meisje gestelde aanvangsvraag:
Wie zit er onder den toren?
waarop het geknielde meisje antwoordt:
Onze liève Vrouw van boven.
Deze teksten zijn varianten van het ‘Spel van de koningsdochter’, waarvan een twaalftal lezingen uit Vlaamsch-België te vinden zijn bij A.d.C. en Is. T., t.a.p., bl. 160 vlg. Deze schrijvers leeren, dat dit spel mede bekend is in Noord-Nederland, in Duitschland, in Zwitserland en in Frankrijk. A. de Cock, Volkskunde, Gent, XV (1903), bl. 1 vlg., wijdt daarenboven aan dit onderwerp eene bijzondere studie. Volgens dezen geleerden folklorist komt dit spel hierop neer:
Al de meespelende kinderen, gewoonlijk meisjes, vormen een kring, waarbinnen een meisje zit neergeknield of neergehurkt, wier rokje zij met beide handen omhoogheffen om haar onzichtbaar te maken; buiten den kring is een kind, soms een jongen, althans een jongen verbeeldend, die steeds rondgaat. De kring stelt den toren voor, waarin het middelmeisje, de koningsdochter, opgesloten zit; het omgaande kind is een prins, waarschijnlijk een vrijer. Naar 's schrijvers meening, doet eene variante uit Nederl. Limburg, te vinden bij Dr. Van Vloten, Nederl. baker- en kinderrijmen, vierde druk [1894], bl. 115-6, het best den gang van het spel uitschijnen. Het geldt eene samenspraak tusschen den rondgaanden minnaar en het middelmeisje (het refrein wordt na elken regel herhaald):
‘Wie woont hier onder den toren?
- ‘De schoonste maagd van hierboven. Ting, tang,’ enz.
- ‘Zou ik de schoone maagd eens mogen aanschouwen?’