De Coussemaker, Chants pop. des Flamands de France, 1856, nr. 95, bl. 310. Al moge dit lied niet van dichterlijken aard zijn, zegt d.C., het heeft ten minste de verdienste, ons bekend te maken met eenige bijzonderheden
[pagina 1274]
[p. 1274]
der zeden uit Fransch-Vlaanderen, waarvan de laatste sporen dag aan dag verdwijnen. D.C. geeft daarbij deze variante: