‘Où est le moster, bel ami?’
- ‘Sire, en la ville de Ely.’
- ‘Sire, sur l'evve estiet.’
- ‘Quel est le evve apelé, par amour?’
- ‘L'em ne l'apele pas, eynz vient tous jours.’
Het door J.H. Scheltema, Nederl. ldr. uit vroegeren tijd, Leiden 1885, nr. 125, bl. 282, uitgegeven stuk, is eene navolging van le Pont-cassé. Het voert tot titel: ‘Het nieuwste lied ofte zamen-spraek voorgestelt door twee personen, in vragen en antwoorden, staende elk aen een kant van een stukkende brug. - Op een aerdige wys.’ Ziehier de eerste strophe met de melodie:
Ik zal hier een brug gaen ma - ken,
Ik zal hier een brug gaen ma-ken,
Scheltema ontleende den tekst aan Het vernieuwde lb. van de Hond in de pot, 4de uitg., Amst. 1783, bl. 72 (er bestaat eene uitgave van 1776), de melodie, aan J.W. Wilms, 21 zangwijzen van o. en n. Holl. ldr. en liedjes, Amst., bl. 3.
J. ter Gouw, De volksvermaken, bl. 650, geeft ons met de melodie - de eenige melodie voorkomende in het fraaie werk, waarin zooveel liedjes worden aangehaald - eene variante te kennen van de eerste strophe, ter plaatse waar hij schrijft: ‘Bij winteravond vertoonde de poppenkast de Chineesche schimmen op plein en brug, en 't klonk drie grachten ver, als de bruggeman zijn gezang aanhief: ‘Ik zal deze brug gaan maken’. De melodie insgelijks met 2/4-maat, doch met verdubbelde notenwaarde geschreven, is dezelfde als de onmiddellijk voorgaande, buiten het slot, dat luidt:
fal - la, fal - de - ral - de - ra.
Het door Snellaert medegedeelde liedje, ook in Holland bekend als: ‘Al mijn eendjes’, nog heden in Vlaanderen verspreid, vooral te Gent populair door eene grove parodie, is dus, hoogst waarschijnlijk met de melodie, in Frankrijk ontstaan omstreeks het laatste kwartaal der XVIIIde eeuw. Deze zangwijs in Nederland bekend als: ‘Al mijn eendjes’, kan dus geen gemeenschap hebben, zooals wordt vermoed