Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
(1905)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1227]
| |
[pagina 1228]
| |
Lintje en Trientje, en Bellotje en Martintje,
lieve Katotje en Sara,
ze dronken te gare brandewyntje;
lire boulire, lire boula!
Ze dansten te samen in eene ronde,
lire boulire, lire boula!
Ze dronken elk een half pintje tot den gronde;
lire boulire, lire boula!
En Threse die zeyde: ‘wil me nog schenken,
laet ons roepen: den koning drinkt!’
En ze slokt dat maetje
in haer kelegaetje;
lire boulire, lire boula!
| |
Tekst en melodie.De Coussemaker, Chants pop. des Flamands de France, nr. 121, bl. 356, Duinkerksch vastenavondliedje. In zijne Chansons populaires des provinces de France, door hem uitgegeven met J.B. Weckerlin, bl. 9, neemt Champfleury dit onnoozele liedje zeer euvel op: ‘La poésie populaire dans la Flandre française’, zegt hij, ‘est plus matérielle qu'ailleurs, quand elle est matérielle’. Hier wordt het liedje: ‘Drink ik ä pintje’ aangehaald (zie hiervoren nr. 315, bl 1121) en de vraag gesteld: ‘Est-ce que ce refrain de Lire boulire! lire boula! ne ressemble pas aux refrains des négresses ivres de tafia?’ Champfleury ziet niet in, dat het hier een vastenavondliedje geldt. De melodie, door d.C. keeraafsch genoteerd en door ons hersteld, staat in verband met een aantal andere zangwijzen en namelijk met het Reuzeliedeken; zie mede hierna: ‘'t Is Sint Anna die komt aan’, ‘Komt hier, gy proper maegdetje; enz. |
|