Eene gansch andere melodie (zie hiervoren I, bl. 23-24), met opschrift: ‘Het waren twee ghespeelkens’, komt voor in Fruytiers' Ecclesiasticus, 1565, bl. 16.
Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr., bl. XXVI, naar een der destijds hem toe-behoorende 15de-eeuwsche Hss., - thans nr. 8, 190 van de Man. Germ. der K. Berlijnsche Biblioth., - geeft deze strophe:
Het reden twee ghespelen goet
ter heiden plucken bloemen,
die een die reet al lachende uit,
die ander die was droevich.
De eerste twee regelen vindt men dan ook als wijsaanduiding in Hoffmann's Niederl. geistl. Ldr., nr. 74, bl. 155, voor het lied: ‘O goede Jesus, wees ons bi’. Dit laatste werd met dezelfde wijsaanduiding uitgegeven door Baümker, Niederl. geistl. Ldr., nr. 4a, Vierteljahrsschrift 1888, bl. 174, naar het voornoemde Hs.:
Het re - den twee ghe - spe - len goet
ter hei-den pluc-ken bloe - men,
die een die reet al la - chende uit,
die an-derdie was droe - vich.
E.u.B., I, bl. 247, die deze strophe insgelijks geven, noteeren de melodie met
-maat.
Van deze zangwijs vindt men nog bij Bäumker, nr. 4, bl. 172, naar het 15de-eeuwsche Hs., nr. 7970 van Weenen, eene variante, zonder wijsaanduiding, voor: ‘Verbliit u, lieve susterkyn’.
‘Het ghinghen twee ghespelen goet // aan gheenre wilder heiden’, dient tot wijs aan het l5de-eeuwsche lied: ‘Adieu mijn vroede, adieu solaes’, te vinden bij Hoffman v.F., Niederl. geistl. Ldr., nr. 82, bl. 167. Deze laatste aanvangsregel verstrekt op zijne beurt tot wijs aan een ander lied van denzelfden tijd: ‘Des werrelts myn is al verloren’ (zie onder de geestelijke liederen onzer verzameling).
‘Het waren twee ghespelen stout’ wordt aangegeven als stem in Nieu Amst. lb., 1591, voor: ‘Die mi dat bekerken schencken doet’ (zie hierna).