- ‘Dat ic hem heb in ghelaten
dat moet ic nu misghelden
met vloecken ende met schelden,
ick arm bruyn maechdelijn.’
Die ons dit nyeuwe liedeken
hi slaept so gaerne bi vrouwen luyden;
och, men vint der lantsknechten so veel.
3, 1. die bijgev. - 4, 1. Stereotiepe uitdrukking, zegt Dr. Kalff, bl. 439; de verteller is vergeten, dat het minnende paar zich in huis bevindt. - 6, 1. t.: die u ontvallen zijn. - 6, 3-6. Vgl., nr. 74, bl. 344 hiervoren, het lied: ‘Het vlooch een clein wilt voghelken’, str. 3, v. 5-7. - 7, 1. t.: hem in ghelaten heb. - 8, 1-2. t.: Die ons dit nyeuwe liedeken sanck // hevet so wel ghesonghen.