Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
(1905)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 950]
| |
264. Als ik was in het huis van mijne moeder.Ga naar voetnoot(1)Ga naar voetnoot(2) 1.
Als ik was in het huis van mijne moeder,
ik was daar altijd liber ende vrij;
waren er pleizieren; ik ging er met mijn broeder,
of de jongmans die kwamen al om mij,
en zij leidden mij,
zij leidden mij naar een zoo blijden bal,
waar wij zongen,
waar wij klongen
onder het geluid van een zeer blij geschal.
| |
[pagina 951]
| |
2.
Philidan wilde met mij paren,
en ik zei altijd dat ik niet en wou;
mijn moeder zei: ‘dochter, gij krijgt uw jaren,
trouw, en gij zult wezen een vrouw;
want ik vreeze,
dochter, houd het maar wel in uw gedacht,
want ik vreeze,
want ik vreeze,
trouwt gij niet, dat gij nog lange wacht.’
3.
En ik, uit vrees hem te verliezen,
gaf den jonker al gauw het woord van ja.
Hij kwam mij voor zijne bruid te kiezen
en hij noemde mijn moeder zijn mama.
En ik paarde,
en ik paarde met dien Philidan,
met den jonker,
met den pronker,
al met den jonker, maar ik weet waarvoor.
4.
Hij noemde mij: ‘Bellootje, mijn lief, mijn engel,
't is voor u alleen dat ik wierook brand.’
Maar de liefde is veranderd in een bengel,
zoohaast als ik trok aan een wiegeband,
want het verveelde
't kindetje te hooren en 't mamaatje te zien;
het is grollen,
het is prollen
van 's morgens vroeg tot 's avonds als het is tien.
5.
Jonker die slaapt en ik moet het kindje paaien,
Jonker die gaat met andre op zijn rond,
'k moet zijn kousen stoppen, 'k moet zijn kleeren naaien,
en ik, Bellootje, blijf t'huis als eenen hond.
Ach, dat paren,
ach, dat paren brengt mij in 't verdriet!
Ach, waar ik niet,
ach, waar ik niet
ach, waar ik niet getrouwd, en ik en trouwde niet!
4, 1. t.: Bellotje. - 5, 2. t.: met ander. - 5, 3. ontbreekt in den tekst. - 5, 4. t.: Bellotje. | |
Tekst en melodie.Lootens et Feys, Chants pop. flamands, nr. 83, bl. 157. De aanvang: ‘Als ik was in het’, in nadere overeenstemming gebracht met de melodie. - Vierstemmige bewerking in onze 4 Oude Nederl. ldr., Gent, 1899, nr. 4, bl. 20. |