en Staten Generaal en Prins Maurits in de godsdiensttwisten) en 1619 (einde der Synode van Dordrecht en beslechting dier twisten); - De Schadt-kiste der philosophen, Mech. 1621, bl. 232, voor een lied: ‘Edele gheesten vroet’, met zinspreuk: ‘Timmert met liefde’, en uitgaande van den ‘Knaep van de jonge Yreuchden Blomme binnen Bergen op den Zoom’; - I. Stalpaert, Gulde-iaers feest-dagen, Antw. 1635, bl. 378, en 562, voor de liederen: ‘Ursmarus end' Ermijn!’ en ‘Cunera! hebt goe moed!’ - H.G. Bolognino, Den gheestelycken leeuwercker, Antw., 1645, bl. 479, voor: ‘Die ick heb langh ghesocht’; - C. Maertsz, Stichtelyke gesangen, Hoorn, 1661, bl. 342, voor: ‘Mijn pen wil het ghebruyck’. - 't Groot achter-hofken, Alckmaar 1664, bl. 96, ‘stemme: Edel artisten koen ofte Ick heb gesien den tijdt’, voor: ‘Wat of het eelste zy’.