Tekst.
Een Aemstelredams amoreus lb., 1589 (beschreven door J. Bolte, Tijdschrift voor nederl. taal- en letterk., Leiden 1891, bl. 175 vlg.), bl. 88b, ‘op de wijse: Cupido triumphant’; - Nieu Amstelredams lb., 1591, bl. 84, zelfde wijsaanduiding, tekst hierboven weergegeven. Het lied is eene liefdesverklaring aan de ‘Maghet Rhetorica’.
Varianten van het eerste vers, ‘Ic weet een reyn casteel’, zijn: a. ‘Ic weet noch een casteel’, stemaanduiding opgegeven door Den nieuwen verbeterden lust-hof, 1607, bl. 23, voor: ‘Alleen mijn sinnen staen’; - b. ‘Ik weet een schoon casteel’, aangegeven door K. van Mander, De gulden harpe, Haerlem, 1627, bl. 381, voor: ‘Liefd' is de christen wet’; - c. ‘Noch weet ic een casteel’, wijsaanduiding te vinden in Het prieel der gheestelijcke melodie, Brugge, 1609, bl. 28, voor: ‘Ghegroet soo moet ghy sijn’; - zelfde wijsaanduiding in De schadt-kiste der philosophen, Mechelen 1621, bl. 16, voor: ‘Bachus, der vrueghden Godt’; - ‘Noch weet ic een casteel’ of ‘Gegroet so moet ghy syn’, in Evangelische leeuwerck, Antw. 1682, II, 236, voor: ‘Hoe schoon is dat geslacht’.
De tekst: ‘Cupido triumphant // aenhoort mijn lamenteeren’, met wijsaanduiding ‘alst begint’, komt voor in Een Aemst. amor. lb., bl. 15b, en in Nieu Amst. lb., bl. 51.