Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
(1903)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 311]
| |
Eerste melodie. | |
[pagina 312]
| |
2.
- ‘Ach Leander, mijnen nood is al te groot:
ik beween mijn vaders en mijn moeders dood;
ik zit hier alleen, ik ween, ik zucht, ik kryt:
vader, moeder, zuster, broeder, 'k ben't al quyt.’
3.
- ‘Zoetste Rosalinde, 't doet my zelver pyn,
'k wenschte dat uw droefheyd wezen kost de myn,
oft dat uw gezucht wierd onder ons gemeen;
ik zou helpen ende stelpen uw geween.’
4.
- ‘Daer en zal noyt van mijn weenen zijn kom-af,
voor dat ik zal rusten neffens hun in 't graf:
ach, mijn lieve moeder, waer ik toch by u,
'k ben mijn leven dat ik leve, nu al mu.’
5.
- ‘Sus, sus, Rosalinde, sus, en kryt niet meer,
troost u met den wille van den grooten Heer;
peyst dat ider mensch, die Godt het leven gaf,
eens moet sterven, en bederven in het graf.’
6.
- ‘'k Dank u zeer, Leander, dat gy, in mijn smert,
zoekt te zijn den trooster van mijn droevig hert;
gy troost my met woorden, maer 'k en kryg daerom
myn beminde doode vriende niet wed'rom.’
7.
- ‘Is 't dat mijnen trouwen dienst aen u behaegt,
ik zal uwen vader wezen, zoete maegd;
den man, daer men d' ouders om verlaeten moet,
is u nader als uw vader, en uw bloed.’
8.
- ‘Zoetjens wat, Leander, meynt gy dat een maegd
zoo terstond tot ieder weder-liefde draegt;
van de goede jagers word het wild verfoeyt
dat zig vangen laet en langen zonder moeyt.’
9.
- ‘Gy weet, Rosalinde, dat mijn hert u mind
meer als eenen vader mind syn eygen kind;
ik heb u verkoren voor mijn weirde vrouw,
Rosalinde, mijn beminde, geeft m'u trouw.’
10.
- ‘Gy kont sterk bewegen mijn jong hert en zin;
ik voel mij genegen tot uw weder-min;
uw bevallig spreken is myns herten-dief:
'k kies Leander, en geen ander, voor mijn lief.’
| |
[pagina 313]
| |
11.
- ‘Liefste, als gy my uw trouw zijt gevende,
zoo vergeet de doode om de levende;
bid Godt voor hun ziele, maer en weent niet meer,
als gy meugt nu, zoo verheugt u in den Heer.’
12.
Meer als eenig kind syn ouders minnen kan,
zal ik u beminnen, mijnen lieven man;
wy zijn bruyt en bruvygom, wy zijn man en wyf,
wij-lie krielen met twee zielen in een lyf.’
13.
- ‘Eer de thiende maend zal zien de zonne-schyn,
zult gy, hop' ik, moeder, en ik, vader zijn,
en zoo zult gy weder krygen van den Heer,
vader, moeder, zuster, broeder; wenscht gy meer?’
14.
- ‘Door uw lieffelijke woorden zoo vol geest,
keert mijn droevig sterf-huys in een bruyloft feest;
door den zoeten troost, die gy mijn hert aendoet,
keert mijn lyden in 't verblyden, 't zuer in't zoet.
4, 4. mu = moede. - 11, 3. t.: ziel. | |
Tekst.Den eerelyken pluk-vogel, 8sten druk, Antw. z.j. (kerk. goedkeuring 1669), bl. 123, ‘Vertroostinge over de overledene, door de bruyloft van de levende. Op de wyse: Trompet Marin’; - Van Paemel, los blad nr. 55, zelfde tekst en wijsaanduiding; - Willems, Oude Vl. ldr., nr. 138, bl. 332, 8 strophen, met menigvuldige veranderingen; - Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr., nr. 124, bl. 232, naar Willems; - De Coussemaker, Chants pop. des Flamands de France, nr. 124, bl. 363, 10 strophen (Hazebroeck en Duinkerke); - Lootens et Feys, Chants pop. flam., nr. 72, bl. 121, 7 strophen. | |
Melodie.I.D.C. t.a.p.; - II. L. en. F., t.a.p. Deze laatste zangwijs opgeteekend te Brugge, was vroeger ook in Oost-Vlaanderen bekend. Zij werd mij voorgezongen door mijn vriend F.A. Gevaert, die ze van zijne moeder had geleerd. De wijs ‘Trompet Marin’ komt voor in Mengel-stoffe van veelerlei stichtelijke gezangen door Carolus Tuinman, 3en druk, Utrecht, 1725, aldus: | |
[pagina 314]
| |
Ly - den /my - den / stry - den / Met vol - stan - dig - heid/
Gaat' er ver-bly - den. Houd u dan be - reid
Dat gy het kruis nooit wykt / Of in den stryd be-zwykt/
Schoon zelf bloe-dig Maar kloek-moe-dig Hel-den blykt.
Daarentegen vindt men in het Gentsch 17e-eeuwsch beiaardboek, bl. 97, met het opschrift: ‘Ontset van Weene den 12 September 1683, ofte Trompette Marinne’, eene bewerking die aanvangt: enz.
Verder klinkt het: enz.
Deze bewerking schijnt te berusten op de melodie ‘Als wy den handel wel doorzien’; zie dit lied. De trompette-marine, eene benaming die men heeft afgeleid van het Duitsch ‘Maria-trompet’, was een eensnarig speeltuig, waarvan de brug langs den eenen kant op een in de tafel geïncrusteerd ivoren plaatje rustte, waardoor de klank der snaar iets van den klank der trompet verkreeg. Naar het schijnt, werd dit speeltuig op het einde der XVIIe en in het begin der XVIIIe eeuw veel gebruikt in de vrouwenkloosters; zie Mahillon, Catalogue ... du musée instrumental du Conservatoire royal de Brux., I (1893), bl. 310. Is het aan bloot toeval te wijten? De melodie ‘van den handel’, maakt inderdaad eene trompet-melodie uit, in dezen zin, dat zij geen andere dan de opene, de natuurlijke tonen der trompet bevat. - De wijs-‘Trompet-Marin’ wordt met andere zangwijzen aangehaald, o.a.: Bliiden requiem, Ghendt, 1679, bl. 26, voor ‘Aensiet, mijn Godt, mijn hert’; Bellemans, Het citherken van Jesus, Antw. 1698, bl. 16, voor ‘Wat een groote blijdtschap’; Den nieuwen bergh Parnassus, Brugge, 1750, bl. 38, voor: ‘Hout den Heer in u gedachten’. |
|