Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
(1903)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 290]
| |
53.
| |
[pagina 291]
| |
9.
‘Die naghelen die zijn soete,
die noten die zijn ront:
wanneer so sal ic cussen
mijns liefs rooden mont?’
10.
Die ons dit liedeken sanck,
so wel ghesonghen haer,
dat heeft gedaen een lansknecht;
God geve hem een goet iaer!
1, 1. Oostlant = het verre land. - 2, 1. t.: maechdeken bijder hant. - 4, 1. ghi bijgev. - 5, 3. t.: geschiet. - 7, 1. t.: Die een. - 8, 4. t.: nagelkijns. - 10, 2. t.: hae. | |
Tekst.Antw. lb. nr. 97, bl. 146, ‘een nyeu liedeken’ hierboven weergegeven; - Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr. nr. 103, bl. 206, - Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 366, 454 aant. 2, 496. ‘Na Oostlandt’ enz. aangeh. als wijs: Veelderhande liedekens, 1569, voor: ‘Ick hoore de basuyne blasen’, herdrukt door Wackernagel, Lieder der Nied. Reformierten, nr. 5, bl. 82, en voor hetzelfde lied in Veelderhande liedekens (Leyden) 1599, bl. 160vo, ‘na de wijse: Nae Oostenlandt’ enz., en nogmaals in dezelfde verzameling bl. 194: ‘In Oostlandt’ enz., voor het lied: ‘Laet ons den Heer gaen loven’. Zie mede Dr. F.C. Wieder, Schrift, liedekens, 's-Grav. 1900, Reg., nrs. 413 en 507. | |
Melodie.Souterl., 1540, Ps. 82, ‘Wie is u te verghelijcken, - nae die wise: In oostlant wil ic varen // mijn bliven is hier niet lanc’. De stemaanduiding, die wel degelijk op bovenstaanden tekst wijst, behoort, volgens de Souterl., tot eene negen-regelige strophe. Dienvolgens is men verplicht, wil men den tekst op de melodie brengen, twee strophen bijeen te voegen met herhaling van een vers.-Dr. A.D. Loman, Twaalf Geuzeliedjes, nr. 6, melodie gebracht op het lied, met negenregelige strophe: ‘Ontwaeckt, ghy Christenen alle’. dat dagteekent van 1573 en gezongen werd op de wijs ‘Nae Oostland wil ic varen’. Zie onder de historische liederen onzer verzameling. - Böhme, Altd. Lb., nr. 374, bl. 456 vlg. Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort II, nr. 245, p. 35, melodie naar de Souterl. en ook naar jongere Duitsche bronnen, waarmede wij insgelijks rekening houden. Eene lezing van onze melodie komt voor in Fruytiers' Ecclesiasticus, 1565, nr. 43 (lees 33), bl. 91, ‘op de wijse: Heer God nu leert ons bidden’. Over dit laatste lied zie D.F. Scheurleer's uitgave van Fruytiers' werk, bl. LII, en Dr. Wieder, Schrift. liedekens, 's-Grav. 1900, Reg., nr. 681. |