Toneel
(1996)–Don Duyns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |||
[pagina 258]
| |||
‘In den beginne was er Taal,
Woorden als Muziek en
Klank als Spraak.’
Taal.
Leren spreken.
Leren zwijgen.
‘Wat een nacht.
Kouwe koffie en gesmolten sigaren.’
| |||
Personages
Babylotion is oorspronkelijk geschreven als tekst voor een suite van componist\muzikant Jan Hans Berg. | |||
[pagina 259]
| |||
Eerste stadium
| |||
[pagina 260]
| |||
Wat niet?
Niks niet,
dus,
helemaal niks.
MAN
Twee klontjes?
VROUW
Koud.
Koude thee.
Moet ik niet,
jouw thee,
altijd koud.
MAN
Elke dag hetzelfde.
Jij.
Elke dag hetzelfde.
Je gezicht.
Je handen.
Je haar.
Nooit 's nieuw.
Nooit 's opeens
een krullenpermanent
borstvergroting
nieuwe broek of
nieuwe neus
steeds hetzelfde hoofd
en dat hoofd wordt
steeds ouder.
VROUW
Jij.
Buik, dik.
Handen, dik.
Hoofd, dik.
Hoofd, dom.
Hoofd, ontploft.
Vleesexplosie.
Jij.
| |||
[pagina 261]
| |||
MAN
Jouw mond.
Versleten van al het spreken.
Mijn mond.
Versleten van al het spreken.
Wij zijn op, klaar, finito.
Geen gesprekken meer.
Vanaf nu
geen gesprekken meer.
Radiostilte.
Ja.
VROUW
Geen dialoog?
Helemaal geen?
MAN
Wat wij delen
is
wat wij niet delen.
Of zoiets.
Bedoel ik.
VROUW
Vroeger wel.
Deelden wij wel.
MAN
Nu niet meer.
Zwijg.
Stil.
VROUW
Mijn middagen smelten weg.
Wij smelten weg.
Als sneeuw in Afrika.
MAN
Stilte!
Godverdomme!
Hou je bek 's!
Kip...
(Stilte)
MAN
Straks Studio Sport.
Leuk. Voetbal.
Voetbal leuk.
| |||
[pagina 262]
| |||
Blotemannenbenen.
Leuk.
Scheidsrechtersfluit.
Goals. Mooi.
Een doel hebben.
Met z'n allen één
doel hebben.
Goed.
Scoten.
Daar gaat het om.
Godverdomme.
Scoren.
(Stilte. De vrouw zit op een stoel)
VROUW
Eenzaamheids-sonate.
Concerto voor vrouw en stoel.
MAN
Jij kijkt naar mij en
ik kijk tv.
Nou en?
VROUW
Vroeger...
Ik bedoel...
MAN
Is voorbij.
Is reddeloos voorbij.
Het verleden is overleden.
Dood, net als wij.
VROUW
Net als ons.
Wij zijn ook dood.
Wij samen.
MAN
Genoeg gepraat, nu.
Het begint.
(Tune Studio Sport)
MAN
(Zacht)
Ja...
Jahaaa!
VROUW
Nee...
Neeheee...
| |||
[pagina 263]
| |||
Ja...
Yes!
Nee toch
No...
(Stilte)
MAN
Voorbij. Klaar.
Afwas doen.
Nachtkus.
En slapen.
VROUW
We moeten praten.
MAN
We moeten niks.
VROUW
Ik wil woorden uitwisselen,
woorden die wat zeggen
woorden die spreken,
geen dode woorden.
MAN
Onze woorden zijn op,
dat weet je.
VROUW
Dat kan niet.
MAN
Het is zo. Op.
Wij zijn klaar.
We moeten zwijgen.
Stil zijn. Wij...
wij hebben elkaar
niets meer te zeggen.
(Stilte. Muziek)
| |||
2 Spraakwaterval / wandelingVROUW AAN TELEFOON
Zeg ja hallo nee tuurlijk
ja ja ja snap ik tuurlijk ja, maar ik ook, jij? tuurlijk!
wat? hij ook? nee ja, tuurlijk snap ik begrijp ik, nee
want ik zeg tegen die man, zeg ik, ik zeg zegt hij zegt
hij, en zei ik weer nou en toen zei hij nou nee, ja
| |||
[pagina 264]
| |||
tuurlijk tuurlijk, duidelijk ja nee vind ik ook, het is
ook... wat? nee, nee ja ja, nee ja ja ja ja ja nee nee ja ja
ja tuurlijk wat? nee nee, ja vindt ik ook, nee want hij
toen zei hij hij zei, ik zeg zeg ik ja toch? of niet? jezus,
of niet? of... niet soms? nee ja dag ik moet je gaan
hangen, nee ja wat? nee nee ja tuurlijk nee snap ik,
okee okee okee da... wat? nee nee ja wat? nee okee
okee, dag dahag... dag.
MAN
Ik wandel graag
door de stad
in m'n eentje
met m'n handen
diep in de zakken
van m'n duffelse jekker
gestoken
dat ik de wind over m'n
wangen voel glijden
en de mensen zie langslopen
met van kou vertrokken gezichten
en de vogels in de bomen
met bevroren vleugels
en aan alles geef ik een naam
alles wat ik zie
geef ik een naam;
tramrails
bloemenstal
krantenkiosk
oude man
kinderwagen
stadsschouwburg
standbeeld
bomengroep
wandkleed
| |||
[pagina 265]
| |||
pantomime-artiest
hondenparkje
patates frites
hazelip
snorrebaard
kaalkop
stroomdraad
bovenleiding
dikke druif
automobiel
reclamebord
foto
schuiftrompet
stoeprand
meloenenvrouw...
| |||
3talk talk talk talk praat praat met mij met mij praat talk talk met mij met mij met mij | |||
RegressieMAN
Terug
we moeten terug
ik moet
terug
boeh
| |||
[pagina 266]
| |||
bah
beeh
babytijd
babytalk
babylotion
bad
warm
m'n kale koppie
erin
glad nat koppie
en mama's armen
groot en sterk
drie haren ik
baby
kaal
geen haarlotion
alleen nog maar
pap
en melk
veel melk
uit moeders dikke borsten
twee zuigknoppen
alleen voor mij
ik kijk naar moeder
moeder kijkt naar mij
ik draag
m'n wollen kruippak
m'n favoriet
het roze kruippak
geen zusje
geen broertje
alleen ik
in m'n wollen kruippak
| |||
[pagina 267]
| |||
ik
twee tieten
voor mij alleen
ik drink de warme melk
ik kijk naar moeder
moeder kijkt naar mij
het is warm in de kamer
dan
een koude windvlaag
deur open
deur dicht
papa in een
visgraatjas
haar op z'n gezicht
pijp in z'n mond
pa is lang, dun en koud
ma is dik, warm en klein
vader kust me
met blauwe lippen
op mijn kleine hoofd
ik duw hem weg
met handen dik van vlees
vader lacht
moeder lacht ook
ik begin te huilen
mama!
aandacht
mama!
vader slaat me
moeder slaat vader
ik sla moeder
mama!
ik lig op bed
| |||
[pagina 268]
| |||
alleen
Teddy naast me
Teddy heeft geen ogen
geen armen en
geen benen
Teddy is oud en zacht
door de spijlen van het bed
zie ik het licht in de kamer;
zij zijn wakker
en ik moet slapen
dat wil ik niet
ik wil er ook bij
televisie kijken
pijp roken
chips eten,
maar ik moet hier
alleen
in het donker
met Teddy
ik haat Teddy
ik gooi Teddy het bed uit
ja
zo is het begonnen;
het is begonnen
met Teddy
en het is geëindigd
met jou.
VROUW
Ziek ben ik
in bed lig ik
vijf jaar ben ik oud
krijg ik chocolademelk?
sneeuwt het buiten?
sneeuw zie ik
| |||
[pagina 269]
| |||
wit is alles
alles is wit
ook mijn gezicht
erg ziek ben ik
dood ga ik bijna
als ik net zo wit wordt
als de sneeuw wit is
ga ik dood
zeggen ze
ze zeggen
dat ik dan dood ga.
(Stilte)
MAN
Tweede poging
Start. Nu.
Kaal.
kaal hoofd.
kaal geboren.
kaal gestorven.
tandenloos
alleen nog maar
tandvlees
geen haar
geen tanden
geen gedachten
rust in m'n hoofd
m'n kale hoofd.
Toen.
De woorden
de eerste woorden;
stoel
tafel
mama
papa
| |||
[pagina 270]
| |||
schoen
koe
hond
var
ken
boer
derij
ik
jij
koud
eten
honger
koek
koek
honger
keuken
eten
mama
stoel
leugen
uit
in
weg
ik
jij
mama
papa
koek
auto
weg
uit
auto
mama papa auto
| |||
[pagina 271]
| |||
ik
leugen
taal leugen
vreest
beest
mosterd
uit
weg
ik...
VROUW
Ik
pop
auto
alleen
ik
pop
wie?
wat?
waar?
waarom?
los
vast
au!
beest
mama
papa
oom
tante
wie?
ik
koud
waar?
uit
uit
| |||
[pagina 272]
| |||
in
in
weg
au!
pleis
ter
nog
pleis
ter
nog
pleis
ter
wie?
waar?
mama
papa
huis
poppen
huis
ik
pop
ik.
(Stilte)
MAN
Een gesprek.
Wij voeren een gesprek.
Ik zeg iets; met woorden gevormd uit lucht;
een klank, een melodie, een spraakmuziek
en jij zegt iets terug
een klank, een melodie, een spraakmuziek
zo
botsen onze twee spraakmuzieken
op elkaar
dat;
dat is een gesprek.
| |||
[pagina 273]
| |||
VROUW
Wij wisselen woorden uit
maar geen gedachten
wij zijn alleen samen
en samen alleen
jij hier in de kamer
in je grote blauwe broek
ik hier in de kamer
met mijn rode jurk
en blote benen
weet jij wie ik ben?
weet ik wie jij bent?
spreken
proberen te spreken
kanseltaal
een preek in gedachten
een preek voor jou
jij cactus
wandluis
varkenskop
leugenbeest
smeerworst
jij
lul!
MAN
Wij voeren een gesprek
maar jij luistert niet
luistert nooit
we kunnen geen muziek maken
als jij nooit luistert
luister je?
zeg?
hoor je me?
| |||
[pagina 274]
| |||
Tweede stadium
| |||
[pagina 275]
| |||
MAN
Bedankt.
VROUW
Bedankt?
MAN
Ja. Hiervoor.
VROUW
Je hoeft me niet te bedanken.
Het was wederzijds.
MAN
Ja.
(Stilte)
MAN
Toen. Zonder woorden.
Alleen maar...
lichaamstaal.
VROUW
Ja...
MAN
Ja...
VROUW
Nu... alleen nog maar gelul.
MAN
Ja...
VROUW
Toch?
MAN
Laat me met rust.
Ik ben moe.
VROUW
Jij? Moe? Waarvan?
MAN
Weetikveel. Van jou. Van dit. Van iedereen. Van
dat je steeds iets moet zeggen. Iemand vraagt wat en
je moet antwoord geven. Iemand vertelt een grap en
je wordt verondersteld te lachen. De hele door:
communicatie, communicatie, communicatie. Nou,
ik hoef al die mensen niet om me heen. Ik hoef die
praatjes niet bij de groentenboer. ‘Onsje meer’ ‘Zo
maar doen?’ ‘Moet er een zakje omheen?’ Vermorste
spraakenergie, dat is het. Eén groot Babylotion.
Geklets, gezwets, geprietpraat. En jij ook. Jij praat
ook de hele dag door tegen mij. Ook als ik er geen
zin in heb. Juist dan. Praat jij tegen mij. Alsof je het
ruikt. Alsof je het weet. Alsof je de momenten aanvoelt
waarop ik even alleen wil zijn, met m'n krantje,
m'n kopje koffie en m'n Toblerone-reep, juist dan,
| |||
[pagina 276]
| |||
juist dan sla jij toe, kom je om de hoek kijken,
snuffelend als een hond, kwispelend met je denkbeeldige
staart, jij, hondvrouw, en stel je me een domme
vraag of, wat je ook vaak doet, je stelt geen vraag of je
zegt niks, nee, je zucht alleen maar. En dan zeg je:
‘Goh.’ En wat moet dat betekenen, dat ‘goh’? Over
wie of wat gaat dat ‘goh’? Over mij, over ons, over de
hele wereld?
VROUW
Dat ‘goh’ gaat over ons.
MAN
Over ons hè? Dat dacht ik al. Weet je, dat ik dat
al dacht! Dat heb ik nou al die tijd gedacht, dat jouw
‘goh’ over ons tweetjes ging, over hoe wij met elkaar
omgaan, hoe we geworden zijn, van fris en pril, tot
overrijp en blasé, is dat het, waar jouw ‘goh’ overgaat?
Nou, dan heb ik een verrassing voor je: vanaf nu wil
ik dat je alleen nog maar ‘goh’ tegen me zegt, als een
soort monument van verbazing en oprechte stompzinnigheid;
en het zal als muziek in mijn oren zijn,
jouw ‘goh’, snap je dat?
VROUW
Goh...
MAN
Precies. Geen tijd te verliezen, want ze houden
alles in de smiezen. Nee, dat wou ik niet zeggen. Ik
wou zeggen: ik bewonder je, poes, ik bewonder echt
aan jou dat jij alles tot z'n ware proporties weet terug
te brengen, jij bent, en dat bedoel ik als een compliment,
een heel groot compliment, jij bent een van de
laatste echt nuchter denkende mensen die ik ken, die
ik om mij heen zie.
VROUW
Goh...
| |||
[pagina 277]
| |||
2MAN
Thee die overkookt.
Het hete water over mijn broek.
Rook, sissend geluid, belletjes, pijn.
VROUW
Ambulance gebeld.
Meteen onder de douche.
Naar 't ziekenhuis.
MAN
Derdegraadsverbranding.
Verdomme.
Op m'n bovenbeen.
Nu nog littekens.
VROUW
Het had erger kunnen zijn.
Veel erger.
MAN
Het had ook niet kunnen gebeuren.
Als jij die theepot niet te vol had gedaan.
VROUW
Als jij niet zo onhandig was geweest.
Alles laat je uit je poten vallen.
Het servies, flessen melk, je leven.
MAN
Ik ben nog steeds bang voor theeketels.
Panisch.
Als ik er een hoor fluiten loop ik een straatje om.
Bij wijze van spreken.
VROUW
Zo gezegd zo gedaan.
MAN
De appel valt niet ver van de boom.
VROUW
Waar een wil is, is een weg.
MAN
Wie een kuil graaft voor een ander
valt er dikwijls zelf in.
VROUW
De een z'n dood
is de ander z'n brood.
MAN
Aan alle goeie dingen komt een eind.
| |||
[pagina 278]
| |||
3 SpraakMAN
Spraak
ik sprak
ik zei iets
hoorde je dat?
zojuist
zojuist zei ik iets
luister je?
hoor je me?
wat ik hoor
zeg je
zeg ik
mag ik even
mag ik even vragen wat
zoekt u mij?
hier
mag ik even vragen wat
wat wij hier
u
ik
hoort u ook een telefoon?
ja
ja
jazeker
dat is de telefoon
rinkelt daar
ongegeneerd
in het holst van de nacht
(Neemt op)
Hallo?
hallo met mij
ja, spreekt u mee
| |||
[pagina 279]
| |||
wie?
wie zegt u?
mijn vrouw
het spijt me
die is momenteel niet...
VROUW
(Neemt over)
Ja
met mij
wat zegt u
ja
nee
ja
dat zei mijn man
maar ik ben heel goed in staat om
wat?
ja ja jaja
ik wil u heel graag ontmoeten
morgenmiddag?
in het park
onder de oude boom
goed
ja goed
tot dan
dag.
MAN
Spraak
jij sprak
jij zei iets
hoorde je dat?
zojuist
zojuist zei je iets
zojuist...
VROUW
Dat weet ik
ik zei het zelf
| |||
[pagina 280]
| |||
ik zei
dag
zei ik
zojuist
zei ik dat
spraak
ik sprak
ik heb gesproken
wij spraken
ik sprak.
MAN
Dat hoorde ik
aan de telefoon
sprak jij
met een man
wie was dat?
wie sprak daar
aan de andere kant
van de telefoondraad?
VROUW
Wie?
Ik weet 't niet.
Kan iedereen geweest zijn
een hijger
een verre vriend
een goede buur
enfin
hij sprak tegen mij
ik sprak terug
en nu hebben we
afgesproken.
MAN
Woorden
maken alles kapot
bolletjes lucht
geperst tot letters;
| |||
[pagina 281]
| |||
letters in de lucht
ik grijp naar de woorden
in hun luchtbellen
om ze te vangen
maar ik vang niks
ik vang alleen lucht
en zwart speeksel
maar geen woorden;
die zijn al weg;
in een ander oor gekropen.
VROUW
Woorden
zijn te snel voor jou
je bent dikker geworden
trager
minder mooi;
je was mooi
toen je de roos voor me stal
nu
nu ben je een gemiddelde man
die geen woorden vangen kan
geen woorden
van mij, in elk geval.
MAN
Het zit me dwars
maar je hebt gelijk
mijn tijd is voorbij
of nee mijn tijd komt nog wel
voor niks
is 't nog te laat
ik kan alles nog doen;
een jong meisje met blond haar
en een strak zadel
in huis nemen
kinderen verwekken in verre streken
| |||
[pagina 282]
| |||
reizen
neuken
drinken
genieten;
zonder jou,
ik sta nog maar net
aan het begin.
VROUW
Kijk in de spiegel
en zeg wat je ziet;
eerlijk;
is dit het begin?
MAN
Nee,
nee, dit is het einde.
Ik ben verloren
kwijt
op
moe
weg wil ik
naar een vrolijker land
waar iedereen dezelfde taal spreekt
ik wil bouwen
aan een groots bouwwerk
ik wil weer baby zijn
met een lekker luchtje in m'n haar
en m'n roze kruippak
ik wil weer rondrennen
klimmen
klauteren
stoeien
lachen
ik wil weer terug naar het begin
warm nat
de baarmoeder
| |||
[pagina 283]
| |||
daarna
gezellig bij pa en ma thuis
maar die zijn nu dood
dus kan ik niet terug.
VROUW
Nee
jij niet
jij kan niet terug
je bent te zwaar geworden
ga nou maar slapen
sluit je ogen
even een tukkie
op de bank
zo tussendoor
goed voor je.
MAN
Even dan
een hazenslaapje.
VROUW
Goed.
Dan ga ik weg.
MAN
Waarnaartoe?
VROUW
Naar het park
dat is nog open
dus waarom niet
naar het park?
Dag,
dag man.
| |||
Derde stadium
| |||
[pagina 284]
| |||
mooi bruin krullend haar,
tot op je schouders
en je draagt een juten tas
van de ban-de-bom-beweging.
Ik kom aanlopen...
MAN
Jij draagt een simpel jurkje
maar wel erg kort,
je haar zit in slierten voor je gezicht;
het heeft geregend.
VROUW
Als jij me ziet zeg je.
MAN
Hallo.
Kom je hier ook voor de demonstratie?
VROUW
Natuurlijk.
Iedereen toch?
MAN
Het is een schande.
VROUW
Wat?
MAN
Alles.
Dat iedereen zo maar z'n gang kan gaan.
Bedoel ik.
VROUW
Oja.
MAN
Het valt me nu op dat je best mooie ogen hebt.
Dus zeg ik.
VROUW
Wacht even.
En dat doe ik.
Pas twintig minuten later kom je terug.
Met een roos.
Geplukt in het park, zeg je.
En.
MAN
Voor jou.
Mooi, zeg je.
En ik haal een hand door je haar.
Dat moet nodig gewassen worden, zeg ik.
VROUW
Ik heb geen douche.
Ik studeer net, hier.
| |||
[pagina 285]
| |||
MAN
Dan kom je toch bij mij douchen.
En ik geef je mijn adres.
Dan verlies ik je uit het oog.
Ik denk dat ik je nooit meer zal zien.
Maar een week later.
VROUW
Hallo.
MAN
Sta je voor m'n deur.
Met 'n handdoek.
VROUW
Geldt 't aanbod nog?
MAN
Eh... jazeker.
Eh, kom binnen.
Kleed je uit of nee
ik bedoel
kopje thee?
Eén klontje of twee?
Je gaat zitten, glimlacht en zegt.
VROUW
Twee graag.
Twee klontjes.
MAN
Na de thee...
VROUW
Samen douchen.
Na het douchen...
MAN
De rest.
En na de rest...
VROUW
Dit.
Dit vt-wonen in een witte woning
met een design-citroenpers, die
het niet goed doet, dood.
| |||
2 Tweede zondagmiddagMAN
Zondagmiddag.
Nog steeds zondagmiddag.
| |||
[pagina 286]
| |||
Niks verder gekomen. Jij en ik.
Niks.
VROUW
Alweer zondagmiddag.
Lamme kaak van het praten.
Heb je een ijsklontje?
Au.
In m'n wang gebeten.
Met m'n snijtand in het vlees
van m'n wang gebeten.
Au.
MAN
Dat komt omdat jij niet ontspannen bent.
Je moet ontspannen zijn, ook binnen de relatie.
Zoals wij bijvoorbeeld: zolang wij elkaar met
rust laten, is er niks aan de hand.
Maar zodra de één de ander lastig gaat vallen,
gaat tarten, gaat sarren, dan gaat het mis.
VROUW
Ik wil bij je weg.
MAN
Dat is nou net het probleem.
Wij kunnen niet bij elkaar weg, wij.
Jij hoort bij mij; en ik hoor bij jou.
Al meer dan twintig jaar, dat kun je niet
scheuren, hoor.
VROUW
Jawel.
Dat kan wel.
Als ik de woorden zeg ‘ik ga weg’,
daarna pak ik mijn koffer
vol mooie kleren en stoeipakjes
en ik loop die deur uit
dan zijn we los van elkaar.
MAN
Dat denk je maar.
Niks los.
Ik ben een deel van jouw hoofd geworden
en jij een deel van het mijne.
| |||
[pagina 287]
| |||
Zo is het.
En nu wil ik mijn krantje.
En mijn chocolade.
VROUW
Weet je wat jouw probleem is?
Jij hebt geen gevoel voor humor en
geen gevoel voor romantiek
jij weet niet wat er in een vrouwenhoofd omgaat
jij weet niks
je sleept je als een mol door het leven.
MAN
O ja?
VROUW
Als ik zeg: ik ga weg.
Dan meen ik dat.
Wil jij de televisie houden?
MAN
Ja.
En de spelcomputer.
En de eettafel.
Jij mag het tafelzilver.
En de boeken.
En de foto's.
VROUW
Goed.
(Stilte)
MAN
Dus dit is het dan?
VROUW
Ja, dit is het.
MAN
Hoe laat is het?
VROUW
Kwart over vier.
Kwart over vier, zondagmiddag.
De zon schijnt bleek door de gordijnen,
het behang krult traag van de muren
en onze gezichten zijn oud,
oud als maskers van papier.
MAN
Als jij 't zegt...
(Stilte)
VROUW
Dag...
| |||
[pagina 288]
| |||
MAN
Dag...
(Ze gaat)
MAN
Kut kut kut.
Waarom kan ik nooit 's goed praten?
Altijd zeg ik de verkeerde dingen.
Op de verkeerde momenten.
M'n bek zit verkeerd in m'n kop geschroefd .
Dat is het.
Niks gaat ooit goed.
Kut.
(Ze komt terug)
VROUW
Ik ben terug.
MAN
Ik zie het.
Gelukkig.
Waarom?
VROUW
We gaan het opnieuw proberen.
Jij en ik. Een derde kans.
Een laatste kans.
MAN
Oké.
Begin maar.
Jij begint.
VROUW
Goed.
A is voor appels, die eet je zo graag.
B is voor bubbels, die zijn in het bad.
C is voor cement, dat zit tussen de stenen.
MAN
D is voor deurmat, met welkom erop.
VROUW
E is voor ellende, die hebben wij gehad.
MAN
F is voor feest, dat moet nu gevierd.
VROUW
G is voor...
MAN
H is voor...
VROUW
I is voor...
(Stilte, Muziek, Donker)
|
|