Toneel
(1996)–Don Duyns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |||||
[pagina 170]
| |||||
Personen
| |||||
DekorDe actie speelt zich af in en rond een keuken in een nieuwbouwhuis, midden jaren negentig.
‘Eerst zal ik u het hoofd afsnijden. Daarna zult u de waarheid kennen.’ | |||||
[pagina 171]
| |||||
Eerste bedrijf
(Een vrouw. Ze kookt. Groentesoep. In een kleine, smoezelige keuken. Ze neuriet mee met de radio.
Arbeidsvitaminen. Ze rolt gehaktballetjes, snijdt prei. Op het vuur een grote, stalen pan. Zeer in de verte is heel vaag granaatvuur hoorbaar. De telefoon gaat. De vrouw kijkt verstoord. Ze veegt haar handen af een vaatdoek. Ze draait radio zachter, zucht en neemt op) VROUW
Annelies. Hallo...met Annelies. Met wie? Wie zegt u? O. O. O. O. Ik begrijp het. O. Dat klinkt belangrijk. O, is het ook. Ja. Ja. Ja. Ja, ik begrijp het. O. Nee, niet gezien. Spijt me. Sorry. Ja. Ja. Ja. | |||||
[pagina 172]
| |||||
Ja, ik sta hier echt niet te liegen, hoor! Nee. Nee. Precies. Ja. Tot ziens, meneer....? O. Verbinding verbroken.
(Ze hangt op. Zucht. Draait de radio weer harder. Steekt een filtersigaret op. Gaat door met gehaktballen draaien. Legt ze op een schoteltje. Schuift de prei in de soep. Snijdt paprika's en champignons doormidden)
VROUW
(In zichzelf)
Ik ben een vrouw en ik maak soep. Lekkere soep. De beste soep. Soep waar je U tegen zegt. Elke dag maak ik die soep. Het enige waar ik echt goed in ben. Soep maken. Ik ben een vrouw en ik maak soep. Mijn man is naar zijn werk. Elke ochtend vertrekt hij, onder zijn arm een aktentas, vol belangrijke papieren, zo belangrijk dat ik ze niet eens mag zien. Annelies, zegt mijn man dan, Annelies het is beter dat je deze papieren niet ziet, dat is beter voor jou en beter voor mij, dat zegt hij, mijn man. Ik weet eigenlijk niet eens precies wat voor werk hij doet en waar, | |||||
[pagina 173]
| |||||
dat weet ik niet, ik weet alleen dat in een goede soep een echt goede groentesoep champignons en paprika's horen zo, daar gaan jullie!
(Ze schuift champignons in het nu kokende water. Op dat moment knalt er een man aan een parachute door het plafond. Een soldaat. De vrouw gilt. De man brult. De parachute blijft steken; ongeveer een halve meter boven de grond blijft de man bungelend in zijn tuigje hangen)
SOLDAAT
Maak me los. Maak me los. Maar godverdomme, maak me dan toch los! Maak me los! Ik zeg je, maak me los! Maak me nu los! Los, ik wil los! Ik wil hier niet hangen. maak me los! Los!
(De vrouw staat als aan de vloer genageld tegen de muur. Haar gezicht in een angstige grimas vertrokken. Ze heft haar armen beschermend voor haar lichaam. De radio speelt een lang vergeten liedje)
VROUW
(Heel zachtjes)
Help... SOLDAAT
Maar ik doe niets. Ik ben je vriend. Als je me losmaakt krijg je een chocoladereep van me. Maak me maar los... VROUW
(Benepen)
Ik lust geen chocola. SOLDAAT
Ik ben je vriend. | |||||
[pagina 174]
| |||||
Ik geef je sigaretten. Een slof sigaretten geef ik je. De beste Turkse sigaretten. VROUW
Rook niet. SOLDAAT
(Angstig improviserend)
Nee, je rookt niet, nee, natuurlijk, heel gezond, maak me nu maar gauw los voor we bezoek krijgen. Ik ben je vriend. Hai. VROUW
Overdag krijg ik nooit bezoek alleen 's avonds om een uur of zes dan komt mijn man thuis, zegt hallo, doet zijn schoenen uit en gaat op de bank liggen, bezoek komt hier niet. SOLDAAT
(Voorzichtig)
Maar nu misschien wel, nu ik hier ben. Hai, ik ben Rik, je vriend, geef me de vijf.
(De man steekt zijn hand uit. De vrouw loopt langs de muur naar de radio en zet die uit. Ze roert in haar pan, alsof er niets aan de hand is)
VROUW
(Tegen de pan)
Ik ben een vrouw. Ik heet Annelies. Ik maak groentesoep. Overdag krijg ik nooit bezoek. Nooit. SOLDAAT
Maar nu ben ik er. Gezellig. Samen kunnen we lachen, | |||||
[pagina 175]
| |||||
plezier maken, jij en ik. Jij heet Annelies en ik heet Rik. Wij met z'n tweeën, dat is gezelligheid troef. Je vindt het toch niet erg als ik je Annelies noem, Annelies? VROUW
Ik ben een vrouw. Ik maak groentesoep. Soep met ballen. SOLDAAT
Zeg, maar luister nou eens godverdomme, luister nou 's naar me. VROUW
Ik wil niet met je praten. Jij bent er niet. Ik heb niets gezien. Er is niks gebeurd.
(Neuriet nerveus)
Tadididadadidi. SOLDAAT
Luister Annelies, die soep, dat pak je niet goed aan. VROUW
(Verbaasd / verrast)
O nee? SOLDAAT
Nee. Je moet de champignons eerst even fruiten voor je ze in het water gooit. VROUW
O ja? SOLDAAT
Ja dat is lekkerder. Geloof mij maar, ik ben je vriend. Rik. je vriend. Hai. VROUW
Wilt u misschien een kopje? Een kopje soep? SOLDAAT
Nou graag. Heel graag. Maar dan moet je me wel even losmaken. Het tuig begint te schuren. Het vlees onder mijn oksels is al helemaal rauw | |||||
[pagina 176]
| |||||
en bij mijn kruis begint het ook behoorlijk te trekken, ik zou heel graag op die houten stoel willen zitten, gewoon op die houten stoel en genieten van een kopje eenvoudige soep. VROUW
U krijgt de soep daar. U blijft hangen. Ik ken u net, ik ga u niet losmaken, dat kunt u wel vergeten.
(De vrouw geeft de man een kopje dampende soep. Hij blaast erin en neemt, al hangend, voorzichtig een hapje)
SOLDAAT
Maar dit is heerlijk! Ik schaam me diep dat ik ooit kritiek heb gehad op uw bereidingswijze, deze soep is perfect. VROUW
(Quasi-bescheiden)
Vindt u? SOLDAAT
Jazeker, en dat mag best eens gezegd worden.
(De bel gaat. De man kijkt verschrikt op, laat de kom uit zijn handen vallen)
VROUW
Zond... ach kijk nou toch. SOLDAAT
Niet opendoen, in godsnaam niet opendoen VROUW
Waarom niet?
(Er wordt weer, ditmaal indringender, gebeld)
SOLDAAT
Omdat ik het je vraag. VROUW
Ik zie geen enkele reden om niet open te doen. Misschien is het mijn man die zijn sleutels is vergeten. Of zijn aktetas. | |||||
[pagina 177]
| |||||
SOLDAAT
Alsjeblieft!
(Er wordt drie, vier keer achter elkaar aangebeld. De vrouw kijkt de soldaat alleen maar aan. Dan stopt het bellen)
SOLDAAT
(Zeer opgelucht)
Bedankt. VROUW
Ik had geen zin om open te doen.
(De telefoon gaat. De vrouw draait het vuur uit en loopt naar het rinkelende ding)
SOLDAAT
Niet opnemen. ik smeek je, niet opnemen. VROUW
Begin je nou alweer?
(Ze neemt op. De soldaat sluit zijn ogen en vouwt zijn handen. Hij mompelt zachtjes een gebed)
SOLDAAT
Onze Vader, die in de hemelen zijt uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome... VROUW
Annelies. Met Annelies. O, u weer. De grote onbekende. Ja. O. Nee, nog steeds niet gezien. Nee, helemaal niks. Spijt me. Zal ik u terugbellen als... o,
(Tot soldaat)
verbinding verbroken. SOLDAAT
Wie was dat? VROUW
Een man met een donkere stem. Klonk wel geil. Maar hij gaf geen naam op. SOLDAAT
Jezus Christus. VROUW
Rustig maar. Dweilen, ik moet dweilen. De soep opdweilen. | |||||
[pagina 178]
| |||||
Dan komt alles goed. Dweilen.
(Ze loopt de keuken uit. Voor het eerst is de man alleen. Hij probeert zich uit het tuig te bevrijden en een mes uit zijn zak te pakken maar geeft zijn pogingen al snel op)
SOLDAAT
Het ene moment hang je nog zo vrij als een vogeltje in de lucht, het volgende moment hoor je zware knallen en dreunen, en zie je de aarde snel dichterbij komen, een dorpje, de kerktoren, weilanden, rijtjeshuizen, een dak, een dak dat dichterbij komt je gaat door dat dak heen en je hangt in een keuken en je bent de gevangene van een labiele huisvrouw, met andere woorden je hebt jezelf flink in de nesten gewerkt.
(Vrouw komt binnen met dweil. Neuriet. Dweilt soep op)
VROUW
Even de dweil erover... en alles is weer in orde. SOLDAAT
Kan je alsjeblieft ophouden met neuriën? VROUW
Pardon? SOLDAAT
Dat irriteert me, dat stomme, opgewekte geneurie terwijl de wereld in brand staat. VROUW
(Plotseling opgewonden)
En dacht jij, godverdomme, dat jij mij niet irriteerde?! | |||||
[pagina 179]
| |||||
Dat hangt daar maar in mijn keuken met zijn naar apenlucht stinkende pakkie en dat houdt af van het klaarmaken van mijn soep met onzinnig gezwets en kletspraatjes, nee makker, jij moet heel goed gaan oppassen, want de telefoon staat onder handbereik, hoor je, onder handbereik. SOLDAAT
(Haastig)
Hoho, Annelies, ik ben Rik, weet je nog, je goeie ouwe trouwe makker en kameraad en ik weet nog een hele leuke mop die jij vast nog niet kent. VROUW
Liever niet. Ik hou niet van moppen. Snap de clou nooit. SOLDAAT
‘Ik sta op wacht, mijn hart doet pijn.’ VROUW
Wat? SOLDAAT
Laat maar, een oud soldatenlied. VROUW
O. SOLDAAT
Kan ik hier blijven slapen, Annelies? VROUW
Jawel, dat kan. Maar ik laat je wel hangen. SOLDAAT
Bedoel je dat ik de hele nacht hier moet blijven hangen? Hangend slapen? VROUW
Ja dat bedoel ik. Ik vind je aardig in je tuigje, maar als ik je los zou maken weet ik niet of je nog steeds zo aardig bent. SOLDAAT
Natuurlijk wel. | |||||
[pagina 180]
| |||||
Hé, ik ben het, Rik. Je vriend. VROUW
Waarom zou ik je vertrouwen? SOLDAAT
Voel maar, in m'n zak. M'n portemonnee. Ja, daar.
(De vrouw voelt voorzichtig in 's mans zakken en duikelt een grote, bruinlederen portemonnee op. Meteen doet ze weer een paar stappen achteruit)
SOLDAAT
Maak maar open. VROUW
Ik hoef geen geld. SOLDAAT
Nee, de foto's, kijk naar de foto's. VROUW
(Kijkt naar de foto's)
Ach gossie, wat een schatje! SOLDAAT
(Trots)
Dat is Sam m'n jongste. VROUW
Kijk die krullebol toch 's; en dan die oogjes net twee kleine glimmende dropjes. Wat een poepie! Ach en die. SOLDAAT
Willy, die is al aan 't wisselen. Een echte belhamel. VROUW
Ook een leuk ventje. SOLDAAT
Heb jij geen kinderen? VROUW
Nee, nee, die heb ik niet. Maar daar wil ik het liever niet over hebben. Het is zo dat mijn man, nou ja, bepaalde lichamelijke vaardigheden niet kan verrichten. SOLDAAT
Ik begrijp het. Lullig. VROUW
Waar is je vrouw? Heb je geen foto van haar? SOLDAAT
Ze is dood. Auto-ongeluk. Ze rende achter Willy aan, | |||||
[pagina 181]
| |||||
die weer achter een bal aanrende, een grote dikke Mercedes van rechts en... bang!!!, zeg maar dag met je handje. Ik heb alle foto's verscheurd. VROUW
Wat zielig SOLDAAT
Zielig bestaat niet. Zo gaan die dingen. VROUW
(Filosofisch)
Ja, wat is dit leven anders dan een grote pan soep? Wij zijn de balletjes die willoos ronddrijven in de morsige drab van het noodlot. En of je leven nou goed gekruid is of niet, dat hangt alleen af van die grote opperkok daarboven. Of zoiets.
(Komt tot zichzelf)
Wil je nog een beetje soep? SOLDAAT
Nee. VROUW
Zal ik de radio voor je aanzetten? SOLDAAT
Nee. dank je. VROUW
Een glaasje water misschien? SOLDAAT
Nee. Ik had graag dat je me losmaakte. VROUW
Dat zou ik heel graag willen Rik, maar dat kan ik niet. SOLDAAT
Waarom niet? VROUW
Mijn man zou razend zijn. SOLDAAT
Je man hoeft toch van niks te weten? Jij maakt me los, ik verzamel m'n spullen en ik verdwijn geruisloss. VROUW
En het gat in het dak? SOLDAAT
Een meteoor. VROUW
En waar is die meteoor dan? SOLDAAT
Verbrand. Opgebrand tijdens de val. Toe maak me los. VROUW
Ik vertrouw je niet. SOLDAAT
Dat snap ik niet. | |||||
[pagina 182]
| |||||
Hoe kan jij iemand niet vertrouwen die kinderen heeft als Sam en Willy? Hoe kan jij zo argwanend zijn? lk ben gewoon een jonge kerel die hier toevallig aan een parachute hangt en ik heb jouw hulp nodig. Annelies, ik heb nu heel hard jouw hulp nodig. VROUW
Oké.
(Ze maakt de soldaat los. Met een plof belandt hij op de grond. Hij voelt aan zijn enkels en rekt en strekt zich uit. Hij kreunt)
SOLDAAT
Hartstikke bedankt, Annelies. Echt heel aardig van je. VROUW
Niks te danken. R... aaaaah!
(De soldaat schopt de vrouw in haar maag. Ze klapt dubbel. Met een klap op haar achterhoofd slaat hij haar bewusteloos. Ze kreunt. Hij zet hard de radio aan, verzamelt zijn spullen, pakt uit een la de huishoudbeurs en beent weg, de deur uit. De soep kookt over. Black-out)
| |||||
[pagina 183]
| |||||
Tweede bedrijf
(Een uur later. De vrouw ligt op de grond, met haar gezicht naar beneden. Ze kreunt zachtjes. Een man komt binnen, met een lapje voor zijn oog. Hij ziet er louche uit en draagt een bemodderde regenjas. Hij knielt naast de vrouw en ademt in haar gezicht. De vrouw springt op en deinst angstig achteruit. De geur van zwavel)
MAN
Waar is-ie? VROUW
Wie bent u? MAN
De soldaat. Waar is-ie? VROUW
Dit is huisvredebreuk. MAN
Ik heb een vergunning. Waar is-ie? VROUW
Ik wil die vergunning zien. MAN
Jij hebt niets te willen, jij moet je bek houden en naar mij luisteren. VROUW
Heeft u mij gebeld, vanochtend? MAN
Nee, dat kan ik niet geweest zijn. Ik heb een hekel aan telefoneren. VROUW
Maar ik herken uw stem. MAN
Ik zeg je toch dat ik het niet was. VROUW
Vreemd, ik zou toch zweren dat... MAN
Ik weet 't van de soep. VROUW
Van de soep? MAN
Ja. U maakt soep voor de troepen. Mmm. Dat waarderen wij zeer. Goed voor het moreel. Soep met ballen, stevige ballen. VROUW
Och, eenieder doet wat-ie kan, niet waar. Ik ben een vrouw, ik maak soep. Een ander doet misschien weer iets anders. MAN
(Scherp)
Maar dat geeft U nog niet het recht te liegen. | |||||
[pagina 184]
| |||||
VROUW
Wat is er met uw oog? MAN
M'n oog? VROUW
Ja, u heeft een lapje voor uw oog. Wat zit daar onder, onder dat lapje? MAN
Dat zou je niet willen zien. VROUW
Ik ben nieuwsgierig van aard. MAN
Pus en oogwit en aangekoekt bloed. VROUW
Ik dacht al zoiets. Jij smeerlap. MAN
Ik mag dan een smeerlap zijn, ik sta wel aan de goede kant. VROUW
O ja? En wat is dat dan; de ‘goede kant’? MAN
Onze kant. Natuurlijk onze kant. Deze kant. De kant waar wij aan staan. VROUW
En zij dan? De anderen? MAN
Zij staan aan de andere kant. De verkeerde kant. De soldaat die hier geweest is, die staat aan de verkeerde kant. VROUW
Er is hier geen soldaat geweest. Pertinent niet. Ziet u sporen van een soldaat? MAN
Een gat in het dak. Modder op de grond. U heeft hier gedweild. Mmm. Het ruikt hier... (Snuift) vreemd. Sporen, louter sporen. VROUW
Een meteoor. Ik had mijn schoenen niet goed geveegd. Er was soep gevallen, ik moest dweilen. Ik ruik zelf vreemd, tenminste; dat zegt mijn man, mijn man zegt dat. MAN
Uw man. Ook zoiets. Is hij er? VROUW
Nee. Hij werkt. MAN
Wat doet hij, uw man, wat is zijn beroep? | |||||
[pagina 185]
| |||||
VROUW
Dat weet ik eigenlijk niet. MAN
Weet u het ‘eigenlijk’ niet of weet u het helemaal niet? VROUW
Ik weet het eigenlijk helemaal niet. Ik heb geen idee. Hij gaat 's ochtends weg met z'n aktetas onder z'n arm en 's avonds komt hij om zes uur thuis met diezelfde aktetas onder diezelfde arm. En dan doet hij een kort tukje op de bank, met zijn schoenen uit. En daarna kijken we in stilte naar het acht uur Journaal met Joop van Zijl. Verder weet ik er niet veel van, van mijn man. MAN
Baalt u daar nou niet verschrikkelijk van? VROUW
Waarvan? MAN
Van zo iemand. Van uw man. Iemand waar je dagelijks bij in de buurt bent, maar die je eigenlijk helemaal niet kent. VROUW
Ach weet u meneer, het is nooit anders geweest. Sommige dingen zijn nu eenmaal zoals ze zijn. Ik bedoel: een pan soep is ook maar gewoon een pan soep, je kan wel proberen er iets anders van te maken, maar... MAN
(Pakt haar bij de keel)
Beseft u wel in wat voor toestand ons land verkeert? VROUW
(Panisch)
Niet aan mijn keel, alstublieft, niet aan mijn keel. Overal, maar niet aan mijn keel.
(De man laat haar los, terwijl zij hevig hijgt. Ze wrijft over haar nek. De man kalmeert weer, steekt een sigaret op)
MAN
De fijnste Amerikaanse sigaretten. Ook een? VROUW
Je mag me nooit bij m'n keel pakken, niemand mag mij bij mijn keel pakken, mijn man niet, een vreemde niet, niemand niet. | |||||
[pagina 186]
| |||||
MAN
Rustig nou maar. Wees blij dat ik niet geknepen heb. Als je maar wel weet dat ik mensen als jij haat. Dat leeft er maar rustig op los terwijl wij het vuile werk op kunnen knappen, terwijl wij, jongens van de frontlinie, elke dag weer ons hachie moeten wagen voor truttenbollen als jij! VROUW
Maar ik maak soep voor de troepen. MAN
Ach wat; soep voor de troepen. Donder op met je soep! Er is nog geen oorlog gewonnen met soep! Pit moeten we hebben, en kloten, en jongens van Jantje de Wit, stoere kerels en robuuste wijven. Echte vaderlanders met hart voor de zaak! Een kloppend levend, pompend Oranje hart! VROUW
Ik doe ook maar m'n best, op mijn manier. MAN
Je moet meer dan je best doen. Dit land gaat ten onder aan mensen die hun best doen. Mensen die hun beste beentje voorzetten. Bah, verachtelijk. De terreur van de gulden middenmaat. Daarom winnen wij nooit eens een groot sportevenement; omdat iedereen hier zo z'n best doet. Daarom worden wij altijd tweede, godverdomme. Slappe kut-mentaliteit! Tevreden met zilver of brons. Nee, je moet willen zegevieren. Gáán voor goud. Desnoods met bloed, zweet en tranen. VROUW
U ziet zo bleek. Voelt u zich wel goed? MAN
Het thema ligt me na aan het hart, oké? | |||||
[pagina 187]
| |||||
VROUW
Wat doet U eigenlijk? MAN
Pardon? VROUW
Nou, ik maak soep, de soep voor de troepen. Maar wat doet u? Voor de troepen. MAN
Wat ik wel of niet doe, doet op het moment in het geheel niet ter zake. Tenminste, dat is mijn zaak en niet de uwe, begrepen? Wat nu ter zake doet is dat bepaalde individuen, met andere woorden uw buren hier een man door het dak hebben zien gaan. Een man aan een parachute. Een soldaat, dus. En een levensgevaarlijke, want een vijandige. VROUW
(Nadenkend)
U bent dus van de geheime dienst. MAN
Hoe zegt u? VROUW
Als u niet wilt zeggen welk beroep u uitoefent bent u dus van de geheime dienst. MAN
Ho, u gaat te snel. Deze conclusie is niet loepzuiver. Als ik zeg: uw jurk is niet groen dus is hij bruin, spreek ik dan de waarheid? VROUW
Nee, maar heb ik gelijk? MAN
Ik zeg niet dat ik niet van de geheime dienst ben, maar ik zeg ook niet dat ik wel van de geheime dienst ben. Want dat ben ik niet. Of wel. VROUW
Wilt u soep? Een beetje soep? MAN
Ik kan geen soep velen. Mijn maag houdt het niet binnen. Een erfelijke kwestie. Mijn oma had het ook. VROUW
O.
(De man loopt om de vrouw heen, beloert haar als een kat zijn prooi. Zij neuriet zachtjes en knijpt een pannenlap fijn. Hij ademt flink in haar gezicht)
VROUW
Pfoei, wat heeft u gegeten? | |||||
[pagina 188]
| |||||
MAN
Pardon? VROUW
De geur, uit uw mond. Alsof u van binnen dood bent. MAN
Dat heb ik u al gezegd. Mijn maag. De kleppen staan open. U ruikt linea recta mijn darmen. Het spijt me, maar ik kan er niets aan doen. Een eventuele operatie zou levensbedreigend kunnen zijn. VROUW
En nog 's iets anders: hoe komt u aan dat oog? MAN
Genoeg gekletst. Waar is de soldaat? VROUW
Eerst de geschiedenis van het oog. MAN
Een ongeluk. VROUW
Wat? MAN
(Terwijl het licht verandert in flash-back-licht)
In mijn jeugd. We speelden op straat. We, dat zijn Harry de Wit, Koen Flink en ik. We speelden cowboytje en indiaantje. Omdat ik fysiek nogal achterbleef bij Harry en Koen was ik de indiaan, dat waren toen nog de slachtoffers. Ze bonden me vast en smeerden mijn gezicht in met rozenbotteljam. Om mieren te lokken zeiden ze. Met rozenbotteljam, nota bene. Ik heb daar de hele verdere dag in het bos gestaan, tot ik door een troep rondtrekkende padvinders gered werd. VROUW
En nu uw oog! MAN
Geduld. De volgende dag op school wilde ik wraak nemen. Ik wachtte Koen en Harry buiten de klas op, gewapend met een stanley-mes. Ik wist Harry op zijn wang te raken, dat het bloed eruitdroop, maar Koen stak mij met een Bruynzeel HB... VROUW
Een wat? MAN
Een potlood. Hij stak het diep in mijn oogkas, | |||||
[pagina 189]
| |||||
met een geluid of je een zwaard in de modder prikt. Even later hing mijn linkeroog op de kas. VROUW
En wat is er met Koen en Harry gebeurd? MAN
Ze zijn van school gestuurd.
(Korte stilte. Licht weer naar normaal)
MAN
En nu de soldaat. VROUW
Tsja. De soldaat. MAN
Ja. Schiet op, ik heb haast. Het land moet gered. VROUW
Waarom eigenlijk? Waarom zouden we ons druk maken over ‘het land’? Waarom zouden we niet gewoon gezellig... u en ik... ik bedoel... taratara tara... MAN
U bent een aardige vrouw, maar...
(Pakt haar bij de keel)
VROUW
Alstublieft!
(Laat los)
Goed dan. De soldaat is verdwenen. Hij is hier geweest, hij heeft mij geslagen en geschopt en hij is weer verdwenen. Waarheen weet ik niet. MAN
Hij heeft u geslagen en geschopt? VROUW
Ja. MAN
Dus hij moet hier in de buurt zijn? VROUW
Dat staat wel vast. Hij is groot en sterk en knap. En hij heeft twee zoontjes, Sam en Willy. Hij vond mijn soep lekker zei hij. MAN
Was hij toevallig een neger? VROUW
Nee, dat niet nee. MAN
O. VROUW
Waarom wilt u dat weten? MAN
Nou dat sluit toch weer een heleboel mogelijkheden uit. VROUW
Regel één: wij praten hier niet over de huidskleur van mensen. Regel twee: wij praten hier niet over kenmerken die voor een hele bevolkingsgroep gelden. | |||||
[pagina 190]
| |||||
MAN
Maar luister nou 's: als ik vier verschillende sterke drankjes in jouw bierflesje giet, wat gebeurt er dan? Juist, je wordt doodziek. En dat is ook waar. Goed, ik denk dat ik maar eens aan de slag ga. Mag ik u zoenen? VROUW
Wilt u eerst nog wat soep? MAN
Geen soep.
(Wijst op maag)
De kleppen. VROUW
Ach ja. MAN
Ja. VROUW
Goed, u mag mij zoenen, maar kortstondig en zonder uw mond te openen om uw tong naar binnen te duwen. Dat blief ik niet. MAN
Goed.
(Ze zoenen. De deur gaat open. Een enorme slungel van een vent komt binnen. Aktetas in de hand, bril op zijn neus. Hij heeft een bruin elastiek om zijn rechterbroekspijp. Hij kijkt niet op of om)
ECHTGENOOT
Hallo schatje, fijne dag gehad? Lekker soep gemaakt? Hoe het op kantoor was? Och, ging wel. Zelfde als altijd. Verder niks bijzonders. Zo en nu wil ik wel eens...
(Hij draait zich om en ziet de twee in omhelzing)
Zeg schatje, wie is die man?
(Black-out. Op band is een luid changement hoorbaar. Brekende scherven, kreten, geschuif met meubels en piano's. Als het Licht weer opgloeit (aan het begin van het derde bedrijf) is er aan het toneelbeeld echter niets veranderd)
| |||||
[pagina 191]
| |||||
Derde bedrijf
(Iets later. De echtgenoot is op een stoel gaan zitten, zijn hoofd tussen zijn handen. De man met het ooglapje rookt kalm een sigaret. De vrouw wringt baar handen, tot het kraakt)
ECHTGENOOT
(Hardop denkend)
Ik ben voortdurend op zoek naar iets, naar iets... maar ik kan het niet vinden. Sta ik 's ochtends op, heb ik het idee dat ik mijn hoofd op mijn kussen heb laten liggen. Stap ik op de sneltram naar de stad, kijkt iedereen me met holle ogen aan of er gaten in mijn lichaam zitten. En op kantoor ben ik steeds bang dat mijn stijve lul tussen de knopen van mijn gulp door zal kruipen, in het volle zicht van juffrouw Nelly. Als ik mijn sluitspieren niet meer kan beheersen zit ik voortdurend onder de stront. Als mijn hersens zouden kortsluiten zou ik voortdurend zeggen wat ik echt dacht. En als ik niet aan de goede kant stond zou ik heel erg fout zijn. Er is ergens iets grondig misgegaan, met mij, of met de anderen. Ik zit op mijn kantoor, ik haal koffie uit de automaat, ik schrijf een rapport, ik schrijf nog een rapport, ik eet een boterham, ik drink mijn koffie uit de automaat, en ik denk voortdurend: er moet toch meer zijn? MAN
Nee, verder is er niks. Dat is het. | |||||
[pagina 192]
| |||||
ECHTGENOOT
(Alsof hij hem niet hoort)
En dan kom ik thuis en zie ik mijn vrouw. Tongkussend met een individu dat een lapje draagt voor zijn oog. VROUW
(Zacht)
Daaronder zit pus en bloed. En smeer. ECHTGENOOT
(Komt tot zichzelf)
Pardon? VROUW
(Harder)
Je zou het niet willen zien. ECHTGENOOT
U bent een oorlogsinvalide? MAN
Zo zou je het kunnen zeggen. ECHTGENOOT
En wat moet u hier, als ik vragen mag? U schijnt mijn echtgenote als asbak te gebruiken. MAN
Wat is dat voor toon, klootzak? ECHTGENOOT
(Schrikt)
Pardon? MAN
Ik had een heel gewoon gesprek met uw vrouw. Van mens-tot-mens. ECHTGENOOT
Over holtes, neem ik aan? MAN
Nee, over soep. De soep van uw vrouw is onbetwist de beste soep die er in dit land te vinden is. Zij geeft de troepen kracht. Haar ballen zijn de beste ballen. De meest kruidige, opzwepende ballen die er zijn. Haar peterselie is de beste peterselie. Haar soep, meneer, is de oersoep. VROUW
Dank u. Het is bijna teveel eer. ECHTGENOOT
Hum. Nou goed.
(Staart omhoog)
Allejezus, hoe komt dat gat in het dak? MAN
Die vraag stelde ik ook. ECHTGENOOT
En? MAN
Er is hier een soldaat aan een parachute dwars door het dak naarbinnen gevallen. | |||||
[pagina 193]
| |||||
ECHTGENOOT
Belachelijk! VROUW
Een komeet. ECHTGENOOT
Wat? VROUW
Dat gebeurt ook. Zo'n hemellichaam legt tienduizenden kilometers af om uiteindelijk, net voor hij hier de grond raakt, op te branden. ECHTGENOOT
Klinkt plausibel. Weet je, het was vandaag zo vreemd op het werk. Iedereen leek op mij. Ik had het idee dat de hele wereldbevolking één grote kopie van mij was, allemaal mannen met aktetassen, middenscheidingen en bruine pakken, bleke koppen, steenpuisten achter het oor, vieze bleke reten met gele pukkels en allemaal met precies hetzelfde doel... VROUW
Lunchtijd? ECHTGENOOT
Nee, promotie. Echt waar, als ik een collega zou moeten doden om een betere baan te krijgen zou ik dat zeker doen; deze maatschappij smeekt om een harde hand.
(Steekt rechterarm omhoog)
O, ik heb toch zo'n kramp in m'n rechterarm. MAN
(Duwt arm omlaag)
Neem me niet kwalijk, maar mag ik vragen wat u doet? ECHTGENOOT
Wat doet? MAN
Uw werk wat doet u voor werk? ECHTGENOOT
Ik werk in een kantoor. MAN
Ja, in een kantoor en dan? ECHTGENOOT
Wat, en dan? MAN
Nou, wat voor kantoor?, wat doet u daar precies? ECHTGENOOT
Wie of wat geeft u het recht mij in mijn eigen huis te ondervragen? | |||||
[pagina 194]
| |||||
MAN
(Geeft echtgenoot een officieel uitziend papier)
Hier, leest u dit.
(De echtgenoot leest het papier, dat vol stempels zit, zeer aandachtig. De vrouw kijkt neuriënd en nieuwsgierig toe. Ze probeert het papier mee te lezen maar de echtgenoot draait het van haar weg. Als hij het uit heeft geeft hij het met een serieus gezicht weer aan de man terug)
ECHTGENOOT
Neem me niet kwalijk, ik wist het niet. MAN
Ik neem u niks kwalijk. ECHTGENOOT
Het oog, natuurlijk, het oog. Nogmaals excuses, vraag u wat u wilt. VROUW
Ja hallo, time out heren. Mag ik even weten wat hier precies aan de hand is? MAN
Wat? Aan de hand is? VROUW
Met dat papier en zo. ECHTGENOOT
Bepaal jij je nou even tot de soep, meneer en ik moeten even serieus praten, sigaretje? Drankje? MAN
Geeft u mij maar een jonge klare, als u weer wat dat is. Nou goed, terug maar de eerste vraag; wat doet u precies voor werk? Antwoordt u graag kort en bondig. Ik hou niet van gelul. ECHTGENOOT
Het is een nogal vreemd kantoor. Dat moet ik er even bij zeggen. MAN
(Geïrriteerd)
Ja gaat u voort. ECHTGENOOT
Wij bereiden, hoe moet ik het zeggen, wij bereiden bepaalde gevechtshandelingen voor, vanachter de studietafel, de theorie achter het bloedvergieten, zeg maar. Voor volk en vaderland. MAN
Prachtig. | |||||
[pagina 195]
| |||||
Dat maakt ons op een bepaalde manier tot collega's. ECHTGENOOT
Ja.
(Korte stilte)
MAN
(Geeft vergeelde foto)
Kent u deze man? ECHTGENOOT
Allejezus, ja! Die heb ik op het nieuws gezien. MAN
Maar nooit persoonlijk? ECHTGENOOT
Gelukkig niet, nee. MAN
Hij was hier. ECHTGENOOT
Wat? VROUW
Wie? MAN
De man van de foto. ECHTGENOOT
O, God. En waar is hij nu? MAN
(Agressief)
Verblijfplaats onbekend. Verbinding verbroken. Tuut tuut tuut. ECHTGENOOT
O. Jeetje.
(Stilte)
MAN
(Out of the blue)
Zeg, heeft u wel eens twee vliegtuigen op elkaar zien knallen? Mmm. Het ene landt, het andere stijgt op en ergens midden in de lucht, op punt x, knallen die twee zilveren vogels op elkaar. Mmm. Rook, lawaai, angst, vuur. Dan, niks meer. ECHTGENOOT
Nee, heb ik nooit gezien. VROUW
Ik ook niet, nee. MAN
Ik wel. In de vorige oorlog. Dat maakt me toch een herrie! En dan die lucht van verschroeid mensenvlees... afgerukte benen... kinderarmpjes zonder lijf... overal uitwerpselen. VROUW
Waarom vertelt u dit? MAN
Wat? VROUW
Nou, zoiets, over die uitwerpselen, dat is toch gruwelijk? Probeert u ons te provoceren of zo? Wij | |||||
[pagina 196]
| |||||
zijn twee oppassende mensen hoor, mijn man en ik. U zult ons niet kunnen betrappen op berispelijk gedrag. ECHTGENOOT
Schatje, ik denk niet dat het nodig is dat je meneer... VROUW
Sinds wanneer noem jij mij ‘schatje’? ECHTGENOOT
Jamaar ik... VROUW
Geef antwoord, kakkerlak! MAN
Mevrouw, gedraagt u zich. Er zijn belangrijker zaken... VROUW
Bemoei je er niet mee, bekmeur. ECHTGENOOT
En nou hou je je mond! Of ik... ik... ik!!! VROUW
Ik... ECHTGENOOT
Nee, stil! Meneer hier is bezig met een zaak van landsbelang! Die soldaat die hier is geland is een moordenaar van het ergste soort. Hij snijdt kinderen de hartjes uit en versiert er zijn bunker mee. VROUW
(Verslagen)
Is dat waar? MAN
Helaas, het is maar al te waar. En dat is niet alles. Hij en zijn mannen martelen on ze jongens op de meest verschrikkelijke manieren. Je herkent ze na zo'n behandeling niet eens meer, met bloed besmeurde mummies... onmenselijk, gewoon. VROUW
(Grijpt zich vast aan stoelleuning)
Ik moet even gaan zitten. ECHTGENOOT
Glaasje water, lieve? VROUW
(Staart voor zich uit)
Maar hij had zelf zulke leuke. Sam en Willy. Kraaloogjes. Krullebolletjes. Echt, leuke ventjes. MAN
Een truc mevrouw. Die kinderen op de foto waren zijn kinderen niet. | |||||
[pagina 197]
| |||||
VROUW
Nee? MAN
Natuurlijk niet. Hij is volstrekt kinderloos. VROUW
(Schril)
Ook dat nog. MAN
Ja.
(Een wekker gaat hard en hoog af. De vrouw springt op. Pakt de wekker maar kan de knop niet vinden om hem uit te zetten)
VROUW
O God, de wekker! Ik bedoel: de soep. Ik bedoel: te laat. Ik bedoel: o God. MAN
(Pakt wekker af)
Weg dat ding!
(De man gooit de wekker door het raam. Het gerinkel stopt. Hij schudt de vrouw door elkaar)
MAN
Luister! Wat is dat met die soep? VROUW
Ze. Zouden hier om twee uur zijn. Om de soep te halen. De soep voor de troepen. Twee pannen. En ik heb er maar één. Eén pan. De schande. Ik ben onteerd. ECHTGENOOT
(Woedend)
Wat zeg je nou? Heb je je soep-taak verontachtzaamd? Heb je dat kleine beetje wat je voor ons land kan doen verwaarloosd? Laat je al die hongerige jongens in de front-linie gewoon stikken? Ik schaam me! Echt waar, ik schaam me voor je. MAN
Inderdaad, geen beste beurt mevrouw. VROUW
Het spijt me ontzettend.
(De deurbel gaat)
VROUW
O nee, niet opendoen! Ik ben er niet, hoor je, ik ben er niet. ECHTGENOOT
Als er gebeld wordt doe ik open, want daar is de bel voor. Dat zijn zekerheden die het bestaan leefbaar maken. Als je aan dat soort dingen gaat tornen breekt de hel los. Ik bedoel: ik weet dat het vanaf het tuinpad naar de weg zes stappen is, ik | |||||
[pagina 198]
| |||||
weet dat ik op weg naar kantoor zestien stoplichten passeer, precies zestien! Als zulke zaken wegvallen dan raak ik in de war. Dan krijg je anarchie en angst en verrotting. Dus, ik doe open. VROUW
(Gaat voor de deur staan)
Over mijn dode lichaam, nooit! MAN
Even rustig. Bewaar de kalmte. We kunnen wel iets regelen. Laat mij met ze praten. Maar daarna doet u wat ik zeg, begrepen? VROUW
Ja, ja. begrepen. MAN
Opzij dan.
(De man duwt de vrouw opzij. Opent de deur, praat door een kier met gestalten in regenjassen buiten. Hij fluistert, maar vaag hoor je de woorden ‘soep’, ‘overmacht’ en ‘troepenkolder’. De mannen buiten duwen tegen de deur, maar de man binnen toont het papier en ze gaan weg. Hij sluit de deur)
MAN
Zo. ECHTGENOOT
(Vol bewondering)
Hoe heeft u dat geflikt? U moet wel heel hoog zijn. MAN
Dat zou kunnen, ja
(Tot vrouw)
En nu u. VROUW
En nu ik. MAN
Ik heb u nodig. VROUW
Ja? MAN
Als lokaas. Als levende made. VROUW
Lokaas? MAN
Voor de soldaat. Ik ben er zeker van dat hij hier terugkeert. Waar moet hij anders heen? Hij zal aankloppen en u moet zeggen dat u alleen bent. U laat hem binnen en uw man en ik overmeesteren hem. ECHTGENOOT
Eh, ik ben er niet zeker van dat ik dat durf. En ik weet ook niet of u mijn vrouw op zo'n manier kunt gebruiken. | |||||
[pagina 199]
| |||||
MAN
Voor het landsbelang. Als we hem eenmaal hebben kunnen we het hele zooitje uitroken en afslachten. ECHTGENOOT
Dat is natuurlijk wel waar. VROUW
Maar wat moet ik tegen hem zeggen? MAN
Dat is uw zaak. Zegt u hem, voor mijn part, dat u hem lief heeft. Maar laten we opschieten, hij kan elk moment hier zijn. Waar kunnen we ons verschansen? ECHTGENOOT
In de keukenkastjes! MAN
Natuurlijk. Na u.
(De man en de echtgenoot kruipen in de keukenkast en sluiten de deur. De vrouw neemt weer plaats achter haar aanrecht, na eerst de radio te hebben aangezet, en maakt weer soep, net als aan het begin van het stuk)
| |||||
[pagina 200]
| |||||
Vierde bedrijf
(Er wordt geklopt. De vrouw is naar de deur toegelopen. Heeft haar gezicht ertegenaan gelegd en haar ogen gesloten. Ze mijmert in zichzelf)
VROUW
(Terwijl het kloppen doorgaat)
Vanavond zal ik vroeg gaan slapen. Ik heb vandaag zoveel meegemaakt dat ik weer voor jaren verder kan. Ik voel me een compleet ander mens. Alsof ik van binnen en van buiten schoongewassen ben. Op negentig graden. Ik voel me... brandnieuw. SOLDAAT
(Door de deur heen)
Doe open! Ik ben gewond! VROUW
(Tot de deur)
Wie ben je? SOLDAAT
Ik ben de soldaat, je vriend. VROUW
Welke vriend? SOLDAAT
Goed volk. Ik ben gewond. Mijn been bloedt. Het bot steekt er half uit. Ze hebben op me geschoten, hoor je dat, ze hebben echt op me geschoten. VROUW
Ik kan de deur niet opendoen. SOLDAAT
Alsjeblieft! VROUW
Voor je eigen bestwil. SOLDAAT
Ze zitten achter me aan. Met kapmessen en bijlen. Ik kan nergens heen. Help me! VROUW
Je hebt me geslagen en getrapt. SOLDAAT
Dat spijt me. Er kwam een waas voor mijn ogen. Sorry, oké? Laat me er nou in, alsjeblieft?
(Korte stilte)
SOLDAAT
Alsjeblieft? Ik zal me goed gedragen. | |||||
[pagina 201]
| |||||
VROUW
Oké.
(De vrouw ontgrendelt de deur. De soldaat komt binnen. Hij is weliswaar bezweet en vuil, maar in het geheel niet gewond)
VROUW
Je been! SOLDAAT
Ja? wat is daar mee? VROUW
Het bloedt niet, je bent niet gewond. SOLDAAT
Had je me anders binnengelaten? VROUW
Leugenaar. SOLDAAT
Soms moet je de waarheid eventjes geweld aan doen om te overleven. Ze zitten namelijk wel echt achter me aan. Had je me binnengelaten als ik eerlijk was geweest? VROUW
Waarom ben je terug gekomen? SOLDAAT
(Pakt haar hand)
Ik miste je. VROUW
Ik heb jou ook gemist. SOLDAAT
Geef me een kus.
(Vanuit het keukenkastje klinkt gedempt gekreun. De soldaat laat de vrouw los en wijst op het keukenkastje. Hij maakt een vragend gebaar, de vrouw houdt twee vingers op en knikt. De soldaat trekt zijn pistool en loopt naar het kastje toe)
SOLDAAT
Er zitten hier ratten.
(Hij trekt het kastje open)
Kom er maar uit heren! ECHTGENOOT
(Vanuit kastje)
Kut! MAN
(Achter hem)
Domme oen!
(De echtgenoot en de man herhalen deze laatste twee uitingen in een dolgedraaide ‘loupe’)
SOLDAAT
Ja, rustig maar, handen in de nek. ECHTGENOOT
(Minnetjes)
Ik kan niet kruipen met mijn handen in m'n nek. SOLDAAT
Bek houden en eruit komen. Tegen de muur! | |||||
[pagina 202]
| |||||
ECHTGENOOT
Ja ja, rustig. God heeft... Ik bedoel: de wereld is ook niet in één dag... O, ik heb opeens zo'n jeuk, overal. SOLDAAT
En nu jij!
(De man met het ooglapje komt uiterst traag tevoorschijn. Trekt dan een klein pistool uit zijn mouw. De soldaat ziet het en trapt het uit zijn handen)
SOLDAAT
Dacht jij dat ik gek was, klootzak? Tegen de muur naast de sul. ECHTGENOOT
De sul? Ik? SOLDAAT
Smoel! VROUW
Zeg, moet dat zo grof? SOLDAAT
Ja, jij, ga d'r maar naast staan! VROUW
Ik? Net wou je me nog... SOLDAAT
Net is net. Nu is nu. Jij hebt nog heel wat te leren, vrouw, heel veel. Bijvoorbeeld dit; de mens is de mens... MAN
Een verslindend roofdier met scherpe tanden! SOLDAAT
Heb ik jou wat gevraagd ooglap? Sta stil en luister naar dit!
(Terwijl de drie gegijzelden op een rij tegen de muur staan, schakelt de soldaat de radio aan. Elvis Presley zingt ‘Love me Tender’. Het licht dimt en een discobol begint te draaien. De drie wiegen zachtjes op de maat mee. De soldaat trekt zijn kleren uit. Onder zijn uniform komt een net pak te voorschijn. Als het nummer afgelopen is stopt de discobol, gloeit het licht weer op en is de soldaat veranderd in een keurige zakenman)
SOLDAAT
Jullie mogen je omdraaien.
(Ze draaien zich om)
VROUW
Jezus! ECHTGENOOT
Mooi pak. MAN
Ik weet wie jij bent. | |||||
[pagina 203]
| |||||
SOLDAAT
O ja? MAN
Ja. SOLDAAT
Fijn. En wie ben jij? MAN
Dat ben ik vergeten. SOLDAAT
O ja?
(De soldaat loopt naar de man toe, gaat voor hem staan en trekt het ooglapje weg. Een gezond rechteroog verschijnt)
SOLDAAT
Waarom een lapje dragen als je alles gewoon kunt zien? Imago? VROUW
Geen pus? Geen oogsmeer? SOLDAAT
Niets van dat al. Gewoon een bedrieger. VROUW
(Loopt naar de man toe, slaat hem in het gezicht)
Schoft! ECHTGENOOT
Maar lieve... VROUW
En daar had ik medelijden mee. MAN
Dat lapje, meneer, was een vermomming. Nu u dat lapje hebt weggehaald zal ik u zeggen wie ik ben. Ik ben Victor. Van de staatsveiligheid. Ik ben commandant van de derde eenheid. SOLDAAT
Weet u dat wel zeker, meneer? MAN
Het zou ook kunnen dat ik Fred de slagersknecht ben dat weet ik niet meer precies. Wie weet er nou precies wie of wat-ie is? Ik bedoel: denk ik de hele tijd Ernst te zijn, heet ik Frans. Of Werner, dat kan ook. SOLDAAT
Geen slaapkamerfilosofietjes graag, Frans.
(Tot echtgenoot)
En u? ECHTGENOOT
Ik? SOLDAAT
Ja, jij slijmbak. Je codenaam. ECHTGENOOT
Bastiaan Tromp. Tweede eenheid. sergeant-majoor. VROUW
Jij? Sergeant-majoor? Ha ha! | |||||
[pagina 204]
| |||||
ECHTGENOOT
Van de tweede eenheid, ja, wat is daar voor geks aan? SOLDAAT
En u, mevrouw? VROUW
Ik? Ik maak soep voor de troe... SOLDAAT
Cut the crab! VROUW
Nee, ik meen het. Daar vind ik mijn levensvervulling in. Die soep, die geeft de mannen kracht. En dat geeft mij weer kracht. Een volmaakte wisselwerking, dus. O, als u eens wist hoe mooi het is om de perfecte melange te creeëren, het juiste aroma. En allemaal zonder maggie! SOLDAAT
Ja ja, het is me duidelijk. VROUW
Ik bedoel: ik heb de arbeidsvitaminen op de radio, ik ben een vrouw die soep maakt, waarom zou ik me dan in het oorlogsgewoel storten? ECHTGENOOT
Annelies! Ridiculiseer ons niet. SOLDAAT
(Tot echtgenoot en man)
Ter zake, nu. Jullie zijn allebei belangrijke pionnen in het leger van dit land. Belangrijk ja, maar pionnen. Ik kan jullie doodschieten, maar wat schiet ik daar mee op? ECHTGENOOT EN MAN
(Opgelucht)
Niets. SOLDAAT
Precies. Dus laat ik jullie gaan. MAN
(Verbaasd)
En dan? SOLDAAT
En dan niks. Alleen wil ik dat jullie niet over deze ontmoeting praten en me eens in de twee weken een klein berichtje sturen per postduif. ECHTGENOOT
Spionage? MAN
U houdt ons voor verraders? SOLDAAT
Aan u de keus. Of de kogel, of deze kleine | |||||
[pagina 205]
| |||||
vriendendienst, die u niks kost, maar ons heel veel oplevert.
(De man en de echtgenoot staan op, peinzen hardop. Denkrimpels. Je hoort de hersens kraken)
ECHTGENOOT
Ik doe het! MAN
Ik ook. Tenslotte, een klein berichtje wat is dat nou? ECHTGENOOT
Dat schaadt niemand. MAN
Gewoon een beetje informatie. ECHTGENOOT
Op vriendschappelijke basis. MAN
Precies.
(Korte stilte. Ze kijken naar de vrouw, die diep ademhaalt)
SOLDAAT
En u mevrouw? VROUW
Het spijt me, maar ik kan niet op uw voorstel ingaan. Ik kies de kogel. ECHTGENOOT
Je bent gek! MAN
Teef! Jij betekent onze ondergang. VROUW
Dat kan wel zijn, maar ik doe niet mee. SOLDAAT
En waarom niet, duifje? VROUW
Ik doe gewoon niet mee. Misschien uit principe. Misschien daarom. Misschien misschien. Weet ik veel, waarom moet altijd alles uitgelegd? Jullie maken alles kapot met je gepraat. ECHTGENOOT
Principes zijn dood! MAN
Begraven. SOLDAAT
Stil! Ze mag kiezen wat ze wil. Ze heeft gekozen. De kogel. Heel goed, de kogel. Een mooie keuze. VROUW
(Cynisch)
Dank je. ECHTGENOOT
Deze wereld is ziek. Doodziek. Bah. | |||||
[pagina 206]
| |||||
(De telefoon gaat. De soldaat neemt uiterst kalm op, terwijl hij de andere drie onder schot houdt)
SOLDAAT
Ja hallo? Ben jij het? Ja, ik ben hier. Nee, alles gaat goed. Als makke schaapjes, ja. Precies wat we dachten. Wat moet ik met ze doen?
(Knikt)
Hmmm. En dan?
(Knikt)
Hmmm. Oké, goed, dat is duidelijk. Zeg Charles, nog een prettige dag verder. Bewaar wat oesters voor mij. En zet de wijn vast in de koeling, kerel. Ja, dag jongen, dag.
(Hangt)
Zo.
(Tijdens het gesprek hebben de echtgenoot en de man zonder ooglapje zich op de grond laten zakken. Alleen de vrouw staat nog)
ECHTGENOOT
We zijn er ingeluisd. MAN
Als beginners. SOLDAAT
Niet goed op school opgelet, jongens? Het spijt me, mijn orders zijn duidelijk. Wij gaan met z'n drieën even een wandeling maken. Het is prachtig weer buiten en een beetje beweging zal ons niet schaden. Kom op, die deur door. ECHTGENOOT
(Bij het weglopen)
Dag, liefste. Je moeten weten dat ik... dat ik op kantoor vaak dingen bedacht heb die ik tegen je wou zeggen, maar als ik dan thuis kwam wist ik het niet meer. Dan was er alleen nog maar stilte en die vissenblik van jou. Dan hing over alles heen een groot vel van verveling. Het spijt me. VROUW
(Aarzelend)
Dag... man. MAN
Tot ziens, mevrouw. SOLDAAT
Vaarwel.
(De soldaat en de twee gegijzelden lopen naar huiten. De vrouw pakt haar lepel en roert in de soeppan. Buiten klinken twee gedempte schoten gevolgd door twee gesmoorde kreten. De vrouw kijkt niet op of om, knikt alleen maar even)
| |||||
[pagina 207]
| |||||
VROUW
Dat was het dan.
(Kijkt op de klok)
Half vijf. Een mooie tijd om te gaan. Knoflook, peper, soepkruiden. Een soep staat of valt met de garnering. Het beetje extra, zogezegd. God, moeie voeten.
(Ze schopt haar schoenen uit)
Ah, heerlijk. Even die tenen luchten. Hum.
(Zet de radio aan)
Tada die.
(Gaat aan tafel zitten met een kommetje soep)
Een vreemde dag.
(Legt haar voeten op tafel)
Zeker weten.
(Proeft de soep)
(Korte stilte)
Excellente soep. Waar was ik gebleven? O ja...
(Terwijl de radio zachtjes ‘Muss ich dann’ van Elvis Presley speelt, dooft langzaam het licht)
| |||||
[pagina 208]
| |||||
Nocturne van de angst
| |||||
[pagina 209]
| |||||
nee, nee, ik heb niks gezegd, genade
Laat mijn broekspijp los
De hond springt omhoog
Het zwarte vlees van zijn kaken
Scheurt mijn nek open
Warm bloed druipt in zijn gulzige
hondenkeel
Nee, laat me gaan, hondenvriend,
laat me gaan
Maar hij laat me niet gaan
Hij eet mijn vlees en ik...
Ik blijf bloedend achter
in de met stront besmeurde Goot.
| |||||
Seksangst
| |||||
Hondangst
| |||||
[pagina 210]
| |||||
en de Gulzige Kaken;
daar koester ik wel vrees voor
omdat je nooit weet
wat-of-ie gaat doen
Het Beest laat zich niet kennen
Het Beest doet zijn Eigen Wil
en zijn eigen Wil is het
om mij Pijn te bijten.
| |||||
Nachtangst
| |||||
[pagina 211]
| |||||
van luizige beestjes
geboren worden.
| |||||
Seksangst
| |||||
Angst voor anderen
| |||||
[pagina 212]
| |||||
dat ik weet wat zij denken
en dat ze me dan beet zullen pakken
en in processie
naar de Brandhoop zullen brengen.
| |||||
Stadsangst
| |||||
[pagina 213]
| |||||
JeugdangstMAN
Ik moet bekennen dat ik altijd al gefascineerd
ben geweest door honden en koppelriemen.
En militaire organisaties.
Als jongetje al.
Wij marcheerden door de straten en hielden de openbare
veiligheid in het oog.
Maar dat was om mensen te helpen.
Daar is toch niets fouts aan, wel?
Wij hielpen mensen oversteken, brachten ze veilig
thuis.
Dertien waren we.
Ons uniform bestond uit: een legergroene overall,
daaroverheen een koppelriem, een kleine knuppel,
legerkistjes en insignes, allerlei insignes op de mouw
en op de schouder.
We groetten elkaar met de rechterhand in de lucht.
Gewoon als jongens onder elkaar.
Daar was niks kwaads mee bedoeld.
En zo werd het ook niet opgevat.
Echt niet.
(...)
| |||||
Hondangst
| |||||
[pagina 214]
| |||||
aan de lijn van de man
dan kan ik niet meer ademen
en niet meer bewegen, want
de hond mist een oor
en heeft een paarse tong
vol speeksel
en de man...
de man is blind
en ik weet gewoon zeker dat
de hond dat heeft gedaan.
| |||||
Angst voor anderen
| |||||
DoodsangstMAN
Bang voor de dood
ben ik niet
ik ben voor alles bang
piepende deuren
opengesperde benen
bolle ogen vol bloed
amputaties
| |||||
[pagina 215]
| |||||
vliegtuigen
honden
buren;
voor alles ben ik bang
maar niet om dood te gaan
want als je dood bent
weet je niks meer
dus kun je er ook niet op
afknappen,
op dat hele doodgaan,
ik bedoel het is er
of het is er niet
en als het er niet is
is dat mooi
en als het er wel is
is dat klote.
|
|