Toneel
(1996)–Don Duyns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
[pagina 28]
| |
‘All the world's a stage
And all the men and women merely players.’
(William Shakespeare, As you like it)
‘De wereld is als een toverbal:
altijd weer rond.’
(Koen Moelijn, filosoof)
| |
[pagina 29]
| |
Omtrent de stilte
| |
[pagina 30]
| |
Geld moet rollen
(Zwerfster en baliemedewerker van een bank)
ZWERFSTER
Hee... heb je een gulden voor me? BALIEMEDEWERKER
Nee. ZWERFSTER
Hoezo nee? Waarom niet? BALIEMEDEWERKER
Iedereen in Nederland kan een uitkering krijgen, u dus ook. ZWERFSTER
Ik wil geen uitkering. Ik wil vrijheid. BALIEMEDEWERKER
En daarom bedelt u? Ga weg vieze vrouw! ZWERFSTER
Niet voor u mij een gulden gegeven heeft, smerige uitzuiger! BALIEMEDEWERKER
Niets belet mij door te lopen. ZWERFSTER
Ik kan mijn collega's roepen... en als die komen, en masse, is het nog maar de vraag of u het er levend vanaf brengt. BALIEMEDEWERKER
Bedreigt u mij? ZWERFSTER
Dat moet u zelf weten. BALIEMEDEWERKER
U krijgt in geen geval die gulden van mij ZWERFSTER
Een kwartje dan misschien? Om te telefoneren. BALIEMEDEWERKER
Wie moet u bellen? ZWERFSTER
Dat zijn privé-zaken. BALIEMEDEWERKER
Als u zegt wie u moet bellen krijgt u van mij een kwartje. ZWERFSTER
Goed. Mijn vriendin. Ik moet mijn vriendin bellen. We gaan vanavond naar het theater. BALIEMEDEWERKER
Maar u heeft geen geld! ZWERFSTER
We hebben van de gemeente Amsterdam een abonnement gekregen. In het kader van de hulp aan hulpbehoevenden. | |
[pagina 31]
| |
BALIEMEDEWERKER
Aha, cultuur voor iedereen. En, vindt u het mooi? ZWERFSTER
Het is warm. BALIEMEDEWERKER
Wat? ZWERFSTER
Het is er warm, in de theaters is het warm. Kijk, buiten is het koud, altijd. Als je botten eenmaal met die kou doortrokken zijn raak je er nooit meer vanaf. Nog met geen drie slaapzakken. Maar in het theater is het lekker warm. BALIEMEDEWERKER
Dat zal wel. Ik bedoel: dat weet ik niet. Ik kom er nooit. ZWERFSTER
Ik heb u nu verteld wie ik moet bellen. Kom op met dat kwartje! BALIEMEDEWERKER
Hoe heet uw vriendin? ZWERFSTER
Gelooft u mij niet? BALIEMEDEWERKER
O jawel. Ik wil gewoon zekerheid hebben. Hoe heet ze? ZWERFSTER
Rosalinde. Ze is blind en heeft maar één been. Geef nu hier mijn kwartje schoft! BALIEMEDEWERKER
Kwartje? Ik weet nergens van. Tot ziens. ZWERFSTER
Vuile schoft!
(Vliegt hem aan)
BALIEMEDEWERKER
Rustig aan hè!
(Slaat haar neer)
Zo, eigen schuld
(Bevoelt de zakken van de zwerfster, haalt een portemonnee te voorschijn, opent deze)
BALIEMEDEWERKER
Godverdomme! Geheel gevuld met harde valuta, minstens vijfhonderd gulden. Mooi, die gaat met mij mee.
(Steekt de portemonnee in binnenzak van colbertje. Even gebeurt er niets, dan komt de zwerfster kreunend bij. Zij spreekt het publiek aan)
| |
[pagina 32]
| |
ZWERFSTER
En zo ziet u dat de zwakkeren in de samenleving altijd weer het onderspit delven. De wereld is onrechtvaardig, maar de ware onrechtvaardigen zijn zij die dit proberen te ontkennen. Ach wat een zwijnestal.
(Roept)
Vuile kapitalist! Schorriemorrie!
(De baliemedewerker komt weer terug, zonder pruik en bril en jasje, dus meer als acteur)
BALIEMEDEWERKER
Maak je nou niet zo druk Joke, het sketchje is afgelopen. Je hoeft het publiek niet te beleren, die weten zelf ook wel wat voor zwijnen ze zijn en hoe slecht het is gesteld met de maatschappij. ZWERFSTER
(Zet nu zwerverspetje af)
Ja maar, Hans, Dick bedoel ik, ik vind het belangrijk dat je dat de mensen expliciet vertelt. Ik bedoel, waar ben je anders in godsnaam mee bezig? Je doet het toch ergens voor, of niet soms? BALIEMEDEWERKER
Joke, je bent dertig jaar te laat geboren. De mensen willen in het theater genieten, niet nadenken. En geef ze eens ongelijk, hè mensen, na een lange werkdag. ACTEUR
Na een halve werkdag. ZWERFSTER
Dus jij staat hier zuiver als een soort paljas? Een instrument van de bourgeoisie? Dat vind ik erg teleurstellend en daar doe ik niet langer aan mee. Zwijn! Jullie zijn allemaal zwijnen, vuil stinkpubliek! | |
Het goede leven
(Bijna nacht. Een vrouw en haar man zitten op gigantische leunstoelen in een vermolmde huiskamer. Beiden
| |
[pagina 33]
| |
rond de vijftig. Een ijzig stilzwijgen heerst, slechts zo nu en dan doorbroken door het vreemd vervormde gepiep van parkieten en incidenteel keelgeschraap en astmatisch gehoest van de man. Na ongeveer drie minuten stilte draait de man zich plotseling naar zijn vrouw)
MAN
Het is toch zeker al zo'n vijf jaar geleden dat ik me voor het laatst vermaakt heb.
(Korte stilte)
VROUW
Nou... laten we dan iets leuks gaan doen. MAN
Heb je een voorstel? VROUW
Eh... een wandeling in de stadsparken misschien? MAN
Te koud. VROUW
Eh... winkelen in de binnenstad? MAN
Te gevaarlijk. Beslist te gevaarlijk. VROUW
(Weifelend)
Een spelletje mens-erger-je-niet? MAN
(Plotselinge uitval)
Och wat nou toch mens! Hou toch op. 't Haalt allemaal niks uit. Leg je d'r maar bij neer. Het wordt nooit meer gezellig hier. Mens, wat werk je me weer op m'n zenuwen met je gedrens. Lamemetrust, da's 't enige dat ik vraag. VROUW
Goed. Goed, 'k zwijg al. 'k Ben al stil. Het is me weer fraai hoor. Verzin 'k es wat, is-et weer niet goed. MAN
Mens houd je bek, ik word gek!
(Keiharde hardrockgitaarmuziek klinkt. Dwars door de muur komt een bijna geheel naakte jongeman, ongeveer 25, opwandelen. Hij draagt slechts een paar bruine schoenen met vleugeltjes aan de zijkant. Met welgevallen laat hij zich bekijken)
MAN
(Sprakeloos)
VROUW
A... A... A... Adrie!
(Ze wil op de jongen afrennen. De man houdt haar tegen met een dwingend handgebaar)
| |
[pagina 34]
| |
MAN
Wacht! Hoe weet je zeker dat hij het is? VROUW
Ik herken m'n eigen zoon toch zeker wel! MAN
Wees nou toch voorzichtig. VROUW
(Ontroerd)
Hij is niks veranderd. ZOON
Hij was er ooit. Maar toen ook weer niet. Hij vertrok, om het zo te zeggen, met de noorderzon. Haha. En hij stak zichzelf de ogen uit en wandelde voort. VROUW
Behalve z'n haar. Z'n haar, dat is gegroeid. MAN
Wat kom je doen?! ZOON
Gewoon, op bezoek. Dat is toch logisch. Ik was roevallig in de buurt en ik dacht: ach kom, laat ik es bij die ouwelui langsgaan. Zeg eh... ik heb het nogal koud, is er misschien een badjas of zoiets? VROUW
(Springt op)
O ja, Adrie! Je eigen ochtendjas, hij hangt er nog, ik heb hem al die tijd bewaard.
(Loopt af. Korte stilte)
MAN
Zo jongen, hoe is 't nou? Hoe is 't nou? ZOON
Best. En met u? MAN
Ik mag niet klagen, 't gaat z'n gangetje, maar we mogen niet klagen. Ja, ik heb nog steeds veel last van m'n lever, maar we mogen niet klagen. Och ja. ZOON
En met ma? MAN
Die mag ook niet klagen. Nee slecht. Ze huilt nog elke nacht. ZOON
Dat is toch niet nodig... de lieve domoor.
(De vrouw komt oplopen met in haar armen een hagelwitte ochtendjas. Op de rechterborst een rode A. De
zoon trekt hem aan: veel te klein)
(Zonder enige ironie)
Zit als gegoten. VROUW
Ja fijn hè? Dat ik die nog had. Al die tijd bewaard. Ik heb alles al die tijd bewaard. MAN
Ga toch zitten jongen. | |
[pagina 35]
| |
VROUW
(Mijmert)
Bij het raam, daar zat je altijd zo graag. Keek je wie er de straat in- en uitliepen. Urenlang kon je daar zitten... ZOON
(Hard)
Ik blijf liever staan, als jullie het niet erg vinden. VROUW
(Snel)
Hoe heb je 't daar? Zorgen ze goed voor je? ZOON
Ja. VROUW
Echt? ZOON
Meestal wel ja. MAN
Laat dat kind toch even tot rust komen. Hij moet urenlang gelopen hebben. Jij altijd met je eeuwige vragen, je vraagt de mensen de oren van 't hoofd, jij met je vragen! VROUW
Nou zeg. MAN
Hou je bek! Nu! ZOON
Ik ben komen vliegen. MAN
Ja natuurlijk. Natuurlijk. Lange tocht? ZOON
Nee, uurtje. Koud. VROUW
Och dat valt te doen hè? Misschien moest je es vaker komen. Dat zou gezellig zijn, denk ik. ZOON
Dat denk ik niet. Het is zo makkelijk niet. Maar dat begrijpen jullie toch niet. MAN
(Met wrevel)
Neeh, dat begrijpen wij toch niet, daar zijn wij te dom voor, wij hebben alleen maar lagere school, wij zijn zo dom als ossen, in tegenstelling tot jou natuurlijk, doctorandus! VROUW
Rustig nou, Peter, straks gaat hij weg en... ZOON
Ik kan maar even blijven. Helaas. VROUW
Zie je wel? MAN
Het is mijn schuld niet. VROUW
Nee, het is nooit jouw schuld. Meneer heeft het nooit gedaan. | |
[pagina 36]
| |
MAN
nee! VROUW
Daar trap ik niet meer in! ZOON
(Zacht)
Mama, papa... wilden jullie me nog iets vragen of kan ik gaan? VROUW
Nee. Ja. Nee. Ja. Ik heb honderden vragen... MAN
Ik heb één vraag:
(Stilte)
Waarom heb je ons zo lang laten wachten? waarom? ZOON
Ik heb niemand ongelukkig gemaakt. MAN
Dat heb je wel! Kijk naar je moeder, kijk naar d'r gezicht! Ze lacht nooit meer, kijk naar die groeven! ZOON
Ik voel me nergens schuldig over. Dat heb ik niet gedaan. MAN
Hoor je dat?! Hoor je dat? VROUW
Hij heeft gelijk, hij kan er niks aan doen.. wat zeur je toch? MAN
Allejezus, geef hem maar weer gelijk!
(Gepiep van de mechanische parkieten)
MAN
Godverdomme, stil jullie!!! ZOON
Hebben jullie die beesten nou nog? VROUW
Nee, dit zijn andere. Kijk, de vorige zijn aan ouderdom overleden, en toen hebben we deze genomen voor de gezelligheid. Ach ja, zo gaat dat hè? Maar we mogen niet klagen. ZOON
Nee. MAN
(Ongeduldig)
Bied je ons nog je excuses aan? ZOON
Waarvoor? MAN
Ik wacht. VROUW
(Bezwerend)
Alfons! MAN
(Tot vrouw)
Bek dicht!
(Tot zoon)
Je hoort me goed, je excuses! ZOON
Maar waarvoor? Waarvoor in godsnaam? VROUW
Laat hem! Met rust! MAN
Ben je dan nu alles al vergeten? | |
[pagina 37]
| |
ZOON
Ja, ik ben alles al vergeten. Ja, ik weet niks meer. En het kan me niet schelen ook. VROUW
(Afleidingsmanoeuvre)
Koffie? Lekker bakje koffie? MAN
Nee dank je. ZOON
Nee. Ik wil naar huis.
(De vrouw loopt nu op haar zoon af. Omhelst hem met ijzeren greep. Eventueel zeer bombastische klassieke muziek)
MAN
Ja hoor, ze heeft hem te pakken. Na al die jaren heeft zij hem te pakken. Daar hoef ik me verder niet meer mee te bemoeien, daar kom ik toch niet tussen.
(Drentelt rond)
Het is me evengoed wat. Staat-ie zomaar opeens op de stoep. Heeft ons doodongelukkig gemaakt, dat rotjong. Zeg, gaat het een beetje daarachter?
(Geen reactie. Zacht)
Godverdomme. En wat moet je ook als vader? Er wordt toch iets van je verwacht dat je niet kunt geven. Ik bedoel: ik geef best veel om die jongen hoor, maar houden van is iets anders. Daarvoor heeft-ie me teveel geflikt. Ons alleen laten... Nooit meer iets van zich laten horen. Klerejong.
(Op de achtergrond verdwijnen moeder en zoon zonder dat de man het lijkt te merken)
Geen briefje, geen belletje. Hij had ons toch tenminste z'n nieuwe adres kunnen schrijven? Maar niks hoor. Hij was weg en hij bleef weg. Zo was dat. Ach ja. Zo gaat dat. We mogen evengoed niet klagen...
(Loopt naar de parkieten)...
hè jongens? Piet piet piet piet piet. Ja, rustig maar weer. Kutbeesten. Shut up! Zou ik een slokkie mogen? Jawel. Zeker wel.
(Pakt fles jenever naast stoel, drinkt)
De krant. De krant. Wat staat er in godsnaam vandaag in de krant?
(Gaat op stoel zitten, pakt krant uit rieten leesmand, slaat de
| |
[pagina 38]
| |
krant open en staart er apathisch naar)
Ach ja.
(De vrouw komt weer terug, in de ochtendjas van haar zoon. Rode blos op haar wangen.)
VROUW
Hij is weg. Voorlopig. MAN
Wie? VROUW
Adrie. MAN
Ah, die. Ik lees de krant. VROUW
O, op die manier.
(Stilte. Lang. Parkietengeknars. Stilte)
MAN
(Heeft dit woord jaren niet uitgesproken)
Emilie. VROUW
Ja? MAN
Laten we naar buiten gaan.
(Black-out)
| |
Leve de wetenschap!
Personages:
HENDRIK, professor, NAUTA, zijn broer en assistent, DE DERDE MAN, hun vader. Het stuk speelt zich af in een overvol laboratorium zoals dat bijvoorbeeld te zien is in het stripverhaal ‘Kapitein Rob’, in die afleveringen waarin Professor Lupardi een voorname rol speelt. Het stuk omvat een tijdspanne van om en nabij de dertig jaar en vindt plaats in de nabije toekomst. Regie-aanwijzing: Dit stuk dient ongeveer 3 x zo snel als te doen gebruikelijk in het Nederlandse toneel gespeeld te worden. Nauta spreekt van de drie personages het snelst en bovendien uitermate nasaal, hij beweegt zich hoekig en ongecontroleerd. | |
[pagina 39]
| |
Hendrik, professor, spreekt bedachtzamer, maar nog altijd te snel. Hij heeft altijd iets in zijn handen, of het nou een krijtje, een reageerbuis of een glimmende kersen-bonbon is. De vader beweegt zich als in een ouderwets melodrama met grote passen en duidelijk omlijnde handgebaren. Hij spreekt op een brommerige bastoon die enigszins doet denken aan de beren in de Pasta Choca-reclames. In ieder geval heeft hij een onderwijzers-sikje. Nauta is trouwens bij voorkeur Chinees, of desnoods Japans. De acteurs mogen zich in geen geval inleven in hun rol, maar zijn verder vanzelfsprekend volkomen vrij om te doen wat hen goeddunkt. Het beste is waarschijnlijk dit stuk zonder begeleider apart in te studeren en bij de eerste opvoering pas te bemerken wat de andere hoofdrolspelers hebben ingestudeerd. Dat houdt de spanning erin. | |
Proloog
(Een laboratorium. Assistent Nauta bekijkt een reageerbuis. Hij begint snel en mechanisch te spreken)
NAUTA
De aardkorst verschuift in een razend tempo, zoveel is me nu wel duidelijk. De schollen duwen elkander voort, waarheen en waartoe is niet bekend. Maar daarnaast verschuift ook in mijn geest het een en ander. Zag ik vroeger het gras als groen, nu neig ik er meer en meer naar het als rood te beoordelen. Hetzelfde geldt voor mijn moeder: vroeger beschouwde ik haar ronduit als vrouw, tegenwoordig is ze (voor mij) veranderd in een vogelbekdier, of zelfs bij tijd en | |
[pagina 40]
| |
wijle een doodeenvoudige stekkerdoos. Het is niet zo dat ik gek ben, het is veeleer zo dat me de schellen van de ogen vallen. Voor eens en voor altijd.
(Hij heft de reageerbuis op)
Hier, in deze buis, bewaar ik het geheim des levens en zoals u ziet is dat licht-violet getint. Dit zegt echter niets, want zoals u weet is elke waarneming strikt subjectief gekleurd. Ik, als Nauta zijnde, zie op dit moment bijvoorbeeld iets totaal anders dan alle andere aanwezigen in deze ruimte, terwijl die op hun beurt misschien mij in het geheel wel niet zien.
Maar dit alles valt in geen geval te bewijzen, en het moet wel, ik zeg wel, wetenschappelijk blijven. Dat staat voorop. Rest ons nog de vraag: wat te doen met de schillen en dozen na het aangenaam verpozen? Ik zou zo zeggen: weggooien, maar er zijn ook andere meningen mogelijk. Zo vormen ook de zeehondjes een apart probleem, dat slechts valt op te lossen door ze allemaal voorgoed af te slachten. Zonder aanziens des persoons natuurlijk, want rechtvaardig moeten we (te allen tijde) blijven, zo is mij door mijn vader en broer dikwijls op hardhandige wijze ingeprent.
(Kucht)
Teruggekomen bij de vraagstukken betreffende de te enthousiast verschuivende aardkorst, kan ik (Nauta) nog niets concluderen en ben ik bijgevolg volslagen radeloos.
(Snelle black-out. Nauta en de professor in het laboratorium, bij een tafel vol onderzoeksmaterialen)
| |
1PROFESSOR
Luister Nauta, de vraagstukken rondom | |
[pagina 41]
| |
de aardkorst zullen spoedig opgelost zijn, dat is het probleem niet. Er is iets dat mij veel groter zorg baart... NAUTA
En dat is professor? PROFESSOR
Het oprukken der insecten. NAUTA
U zegt? PROFESSOR
Het oprukken der insecten. Ja, Nauta, door de toenemende druk op de stratosfeer en mede vanwege het feit dat enkele centraal-importante planeten niet op hun reguliere plek in het hemel-gelid staan
(Hij tekent iets op een gereed staand schoolbord)
is het de insecten mogelijk geworden de leiderspositie van de mens weer over te nemen. NAUTA
U zegt weer? PROFESSOR
Inderdaad Nauta, want nog slechts enkele miljoenen jaren geleden, en probeer dát je eens voor te stellen, bestonden er in het geheel nog geen mensen! NAUTA
Werkelijk?
(Haalt diep adem)
Ik had me het bestaan van het menselijk ras altijd als een onwankelbare zekerheid gerealiseerd, al vanaf mijn geboorte. PROFESSOR
Jij behoort dan ook tot de dommen Nauta, al probeer je te spreken als ik. NAUTA
Dit betekent een werkelijk grote schok voor mij professor! De mens zelf als realistiek feit ontkend... PROFESSOR
Ja Nauta,
(Legt een hand op zijn schouder)
het is zwaar met welhaast volledige kennis van zaken te leven, maar gij kwaamt zelf met een nederig verzoek om onderricht tot mij, nietwaar? NAUTA
Ik beken professor. PROFESSOR
Maar laat ons alras, en zonder talmen, terugkeren tot het almachtig boeiende thema der oprukkende insecten... | |
[pagina 42]
| |
NAUTA
Wel zeer graag professor! PROFESSOR
Welnu Nauta, het is dus zo, en ik vertelde je dit reeds, dat de insecten ooit de leiderstrui, om het zo maar eens uit te drukken, aan de mensen moesten overgeven, door zekere gegevenheden die te complex zijn om hier in dit korte bestek ook zelfs maar aan te stippen. Over stippen gesproken: één ding is zeker, een stip is altijd rond. Behalve natuurlijk in die betrekkelijk zeldzame gevallen dat het om een vierkante stip gaat, hetgeen godzijdank niet al te vaak voorkomt. Maar enfin, je zou kunnen zeggen, en dat doe ik dan ook, dat de mens ging bepalen wat er met de wereld zou gaan gebeuren. Correct Nauta? NAUTA
Correct professor. PROFESSOR
Welnu... die heerschappij van de mens heeft tot op heden geduurd en inmiddels welhaast tot de totale vernietiging van de wereld en al het leven daarop geleid. Tegenwoordig is het echter zo, dat we al zeker weten dat de mug de mens verre zal overleven. NAUTA
Vandaar dus ook dat je elke mug altijd dood moet slaan? PROFESSOR
Inderdaad Nauta, je gaat met sprongen vooruit in je primaire denkprocessen! NAUTA
(Bescheiden)
Dank u professor.
(Black-out. Muziek. Als het licht weer opgloeit draagt de professor Nauta's hoornen bril, Nauta de jas van de professor)
| |
[pagina 43]
| |
2PROFESSOR
Professor, ik loop nu reeds enkele dagen met mijn gemoedstoestand zwaar bedrukkende vraagstukken rond. NAUTA
Zoals, mijn beste brave Nauta? PROFESSOR
Ik durf het welhaast niet te vertellen almachtige denker. Ik schaam mij over mijn eigen debiliteit. NAUTA
Spreek vrijuit vriend, je zal een open oor bij deze erudiete meester der wetenschap vinden. PROFESSOR
Goed dan. Het eerste vraagstuk luidt, in kort bestek natuurlijk, hoe is de aarde ontstaan en tevens al het leven erop? NAUTA
Hahaha Nauta! Drommelse snaak, hierom moet ik toch eens even smakelijk lachen. Smakelijk, smakelijk, smakelijk. Zulk een simpele vraag is mij slechts zelden gesteld. Luister man: eerst werd de aarde geboren uit de schoot van het heelal, en uit de schoot van de aarde werd al het leven geboren, zoals wij tenslotte weer uit dat leven zijn ontstaan. PROFESSOR
Dat klinkt logistiek, grote leraar des levens, maar zou ik nu ook naar de oorsprong van het heelal zelf mogen vragen? NAUTA
Wat bedoel je precies, mijn waarde onwaardige? PROFESSOR
Ik bedoel, professor, het volgende: stel dat het heelal in een doosje zit, waar zit dit doosje dan in? NAUTA
In een ander doosje weer, begrepen Nauta?! En hou nu op met je stierlijke gezwam, want je begint me te vervelen en op m'n zenuwkern te werken. Laat af! | |
[pagina 44]
| |
PROFESSOR
Excuses, voor dit te betreuren feit. Het was op generlei wijze mijn bedoeling u ongesteld te maken. Aanvaardt u mijn zuivere bedoelingen? NAUTA
Aanvaard vriend, en laat ons nu terugkeren naar het onuitputtelijke thema waar het allemaal om draait: het oprukken der insecten. Je weet dat de bidsprinkhaan een verre verwant is van...
(Opnieuw een black-out, uit het lood slaande muziek en het gesis van een brand. Als het licht opgloeit is er een derde, oudere man bijgekomen, in witte jas. Nauta en de professor allebei in witte jas met hoornen bril op. De derde man heeft een walnoot in zijn hand. Dertig jaar eerder)
| |
3DERDE MAN
Nu, welaan, kom op, tja tja, luister jongens: als wij deze noot nu eens als de kern van het moderne denken sedert Nietzsche bezien, wat zien wij dan? NAUTA
Ik zie slechts een noot. Lekker. DERDE MAN
Schande! PROFESSOR
Ik zie meer, dat spreekt voor zich. Ik zie een kronkelig geheel van kleine eenheden, die samen een oneindige mogelijkheid tot variatie bieden. DERDE MAN
Zeer juist Hendrik, en uiterst secuur samengevat in kort bestek waar het om gaat. En waarom wist jij het niet, als ik vragen mag? NAUTA
Ik droomde een beetje weg. Ik zat met mijn hoofd hoog in de wolken. PROFESSOR
Zeer onverstandig! DERDE MAN
Inderdaad, men zou eens een lichte kou oplopen, hahaha! | |
[pagina 45]
| |
PROFESSOR
Hahaha! Smakelijk, smakelijk. DERDE MAN
Maar laat ons niet afdwalen. Ik sprak zo-even over deze noot, die ik trouwens met één hap zou kunnen verslinden.
(Doet het)
Crunsch, crunsch. PROFESSOR
Wat doet u nu vader? Het bewijsmateriaal van uw theorie! DERDE MAN
Crunsch, wel verdrommeld! Crunsch. NAUTA
Dus toch slechts een noot vader! Een doodnormale, eetbare noot. Niks wetenschappelijks aan. DERDE MAN
Houd onmiddellijk en met ingang van nu je mond, brutale aap! Jij zal altijd en immer de knecht zijn, terwijl je intelligente broeder ongetwijfeld het lot van de allerhoogste toebedeeld zal krijgen, net als zijn briljante vader, ik dus. Met andere woorden: Jij zal de puist zijn op de kont die je broer van mijn gestaalde lichaam is. Duidelijk zo? NAUTA
Zo briljant bent u anders ook weer niet vader. The New Scientist van deze week stelt, mijns inziens volkomen terecht, dat uw theorievorming omtrent gesternte-polarisatie volslagen, maar dan ook volslagen uit de blauwe lucht gegrepen is. Trouwens, ook de Bundespost van vorige week bespreekt uw laatste dissertatie ten voeten uit negatief. En in de Kijk van gisteren... DERDE MAN
Dit is de limiet! M'n huis uit, ontaarde!!! PROFESSOR
Weg wrede vadermoordenaar en kom de eerste dertig jaar niet meer terug! NAUTA
Ik gehoorzaam, maar onder protest.
(Hij verdwijnt)
DERDE MAN
Hendrik,
(Plechtig)
ik zal jou al mijn kennis doorgeven. Zie je die vlinder daar?
(Wijst op schoenpunt. Black-out)
| |
[pagina 46]
| |
4
(Dertig jaar later, dezelfde situatie als in scene één.)
PROFESSOR
Luister Nauta, de vraagstukken rondom de aardkorst zullen spoedig opgelost zijn, dat is het probleem niet. Er is iets dat mij veel groter zorgen baart... NAUTA
En dat is professor?
(Slot-tune. Langzame black-out. Einde)
| |
Venster op de wereld
(Een man met een pathetische blik in zijn ogen staart het publiek aan)
MAN
Soms word ik erg treurig als ik naar de televisie kijk. Er is zoveel wereldleed en dat moet ik allemaal zien te verteren, daar moet ik allemaal mee klaar zien te komen. Mensen zonder eten, zonder huis, zonder kleren. Oorlogen, vulkaanuitbarstingen, wervelstormen, politiek gekonkel achter de schermen... allemaal wereldleed. En jij als Nederlander zit er maar naar te kijken en doet er geen flikker aan, behalve misschien zo nu en dan een girootje op de bus gooien. En zelfs dat doe ik niet want ik heb geen girorekening. Maar ik heb een goede manier gevonden om met al die ellende om te gaan: ik sluit me er gewoon helemaal voor af. Ik kijk er wel naar, ik kijk wel naar het Journaal en naar Achter het Nieuws en naar Nieuwslijn en naar Brandpunt en naar hoe al die godvergeten actualiteitenrubrieken ook mogen heten, maar ik doe net of ik stukjes uit een speelfilm zie. Het is allemaal gespeeld. Die uitgehongerde kindertjes in de Soedan | |
[pagina 47]
| |
dat zijn gewoon hele dunne, knapgeschminkte acteurs. Die kernexplosies zijn allemaal op schaal in de studio opgenomen. Hetzelfde geldt voor de giframpen. Ik geloof er niet meer in. Ja kom zeg. Je kan wel aan de gang blijven. Het enige waar ik nog in geloof, is de weerman. | |
Landschap met bergen
(George Vlier wandelt op. Zet een schildersezel neer)
GEORGE
de fout die iedereen altijd maar weer maakt is dat ze denken dat ze iets van het leven afweten terwijl ze in feite helemaal niks weten het is pure arrogantie om te denken dat je iets van wat dan ook afweet ik durf gewoon toe te geven ik weet niks ik ben als een volkomen nul geboren en een volkomen nul zal ik blijven
(Een dame komt aanlopen. Verbaast zich over George)
DAME
Waarom schreeuwt u zo? GEORGE
waarom niet? wou u me soms zeggen hoe het anders moest? dan kan ik u meteen vertellen: daar heb ik totaal, maar dan ook totaal, geen behoefte aan. dank u. DAME
U hoeft zich niet zo druk te maken. Als mijn gezelschap u niet aanstaat ben ik zo weer verdwenen. O! Wat schildert u? | |
[pagina 48]
| |
GEORGE
dat gaat u geen sodeflikker aan niets ik schilder niets het is pure onzin om iets te willen schilderen. DAME
Vanwaar dan die ezel beste man? GEORGE
om aan te geven dat ik niet schilder als ik geen ezel bij me had zou u ook niet weten dat ik schilder ben begrepen? DAME
Ja. Zou het u erg veel moeite kosten iets zachter te spreken? Het zou de conversatie aanmerkelijk gemakkelijker maken. GEORGE
je hebt niks aan gemakkelijkheid gemakkelijkheid is het kussentje dat je in slaap sust gemakkelijkheid gemakkelijkheid is gevaarlijk gevaarlijk, hoort u? DAME
Ik mag zonder te overdrijven toch wel stellen dat ik letterlijk geen enkel woord van dit gesprek tot dusverre heb gemist. GEORGE
komt dat effe mooi uit anders zou ik alles nog een keer moeten herhalen ook! DAME
Heeft u een kunstacademie bezocht of zoiets dergelijks? GEORGE
nee nee, kunstacademies zijn voor amateurs kunstacademies zijn voor willen leren schilderen terwijl er in feite helemaal niks te schilderen is wat moet je nou schilderen godverdomme? DAME
Nou... eh... het bos... een schuchter hertje dat je met z'n reebruine oogjes tegelijk onschuldig en uitdagend aankijkt... een waterval, die het water van | |
[pagina 49]
| |
boven in de bergen naar beneden in het dal brengt... bloempjes die bloeien in de weide, en gaat u zo maar voort. GEORGE
ik word volkomen misselijk van u, weet u dat? hertjes, hertjes zijn de meest walgelijke schepsels die er op deze aarde rondlopen bloemetjes, bloemetjes moet je vertrappen of verbranden watervallen heeft u ooit in een lekke kano in een waterval gezeten? ik wel! u bent gek, weet u dat? volkomen 100% gek als u dat soort dingen wilt schilderen moet u feitelijk in een gesticht worden opgenomen! DAME
En toch, en toch, schuilt er ergens in die ruwe bolster van u een hele mooie glanzende blanke pit. Daar durf ik mijn hoed om te verwedden. Zou u mij niet willen schilderen? GEORGE
nooit nooit, zou ik u willen schilderen DAME
Weet u dat ik dat heel, heel erg jammer vind? GEORGE
dat kan me niets schelen wat u daar van vindt DAME
Ik ben er namelijk zelf van overtuigd dat ik het best goed zou doen op een schilderij. Ik heb een nogal uitgesproken kop hè? GEORGE
u heeft een saai hoofd zo'n saai hoofd heb ik jaren niet meer gezien de laatste keer dat ik zo'n saai hoofd zag was toen ik nog getrouwd was DAME
Ach, bent u ook getrouwd geweest? | |
[pagina 50]
| |
GEORGE
waar bemoeit u zich mee? heb ik u iets gevraagd? DAME
Nee maar ik dacht gewoon: goh, dan hebben we toch iets gemeenschappelijks, en dat vind ik toch belangrijk, vindt u niet? Mijn man leek een beetje op u, die had ook dat branie-achtige. GEORGE
uw man! uw man heeft zeker zelfmoord gepleegd? DAME
Nee. Hij is door een vrachtschip overvaren toen hij probeerde met de rugslag het Kanaal over te zwemmen. Ik heb daar nog dagelijks veel verdriet van. Het leven levert je soms gemene streken hè? GEORGE
u moet niet zo slap lullen over het leven u weet helemaal niks van het leven ik heb grote ontberingen doorstaan ik weet in ieder geval wat lijden is u weet helemaal niks DAME
Ik vind dat u nu een wel erg onbetamelijke toon aanslaat. Kent u de etiquette tegenover een dame niet? GEORGE
nee ik ben een kunstenaar dus ken ik de etiquette niet uit principe begrijpt u wel? DAME
U zou niet zo moeten schreeuwen. Eigenlijk heeft u een heel lief gezicht... Mag ik dat doek van u 'ns zien? GEORGE
nee het is leeg hoort u? het is leeg DAME
Het is helemaal niet leeg hè? U heeft wel degelijk geschilderd. Ja, ik zie verfklodders! Ik zie wilde | |
[pagina 51]
| |
streken, dwars en overdwars. U heeft geschilderd, u heeft geschilderd! GEORGE
ja ik heb geschilderd wat is daar op tegen? waar bemoeit u zich toch mee?! DAME
U heeft een hertje geschilderd! Met bruine oogjes, een hertje voor een waterval, een hertje in een weiland vol bloemen. Wat een schattig schilderijtje! GEORGE
wat u daar ‘schattig’ noemt, is het werk van jaren bovendien is dat geen hertje, maar een atoombom vermomd als hertje zo verrot zit namelijk tegenwoordig de maatschappij in elkaar dat atoombommen zich vermommen als hertjes, begrepen? DAME
Toch vind ik het een schattig doekje. Is het te koop? GEORGE
dit is niet te koop dit is mijn ziel DAME
Gut gut, u heeft wel een voorliefde voor gezwollen taalgebruik zeg. Uw ziel, uw ziel, dat is toch maar gewoon een beetje verf op een stuk strakgespannen linnen? GEORGE
het is mijn ziel het is ware kunst het is niet te koop DAME
Ik bied u vijftig gulden, kunt u zich eens fatsoenlijk kleden. GEORGE
Ik herhaal niet te koop DAME
Honderd gulden, dat is mijn laatste bod. GEORGE
er wordt hier niks verkocht, helemaal niks | |
[pagina 52]
| |
ik ben een principieel kunstenaar zonder eten wat denkt u wel? DAME
Nou ja, het is jammer. Ik heb het heel lang met u geprobeerd, maar u bent werkelijk onmogelijk. U bent een vervelende, zelfingenomen, pretentieuze prutskunstenaar! U bent een niksnut, een parasiet van de maatschappij! Omdat wij belasting betalen, wij werkende mensen, kunt u luieren in het bos en jaren doen over één flutschilderij! U bent een luis, een gore profiteur, een ongewenst element in onze moderne samenleving! Goedendag! GEORGE
Wacht! Ik heb een cadeau voor u.
(Geeft haar het schilderij, het druipt nog van de verf)
Omdat u zo aardig voor mij bent geweest. DAME
Als u maar niet denkt dat dit gebaar mijn mening over u zal veranderen. Ik zal u blijven verachten. Maar dit doekje krijgt een mooi plekje in mijn slaapkamer. Vaarwel. GEORGE
Vaarwel.
(Ze gaat. Hij staart een tijdje stom voor zich uit)
Zo, en nu maar weer eens zelfmoord plegen.
(Black-out, muziek)
ACTEUR
Maar zelfmoord is natuurlijk nooit een echte oplossing, want wie dood is heeft z'n leven verloren en dat is een feit: U denkt misschien: wat lult die jongen nou en dat is ook zo, maar aan de andere kant, afijn, u begrijpt het wel. Of niet, dat is ook goed. | |
Fel-realistische scèneACTEUR
De supermarkt. Muzak. Een frisse en representatieve dame staat achter een tafel vol plastic kom- | |
[pagina 53]
| |
metjes dampende soep. Bordjes gratis proeven. Een ongeschoren, ongewassen, in lompen gehulde kerel loopt wankelend haar richting uit. DAME
Wilt u proeven? ZWERVER
Hoezo? DAME
U kunt nu kennismaken met onze allernieuwste overheerlijke driekruidensoep, van het huismerk natuurlijk. Minder vet, minder vermicelli en méér balletjes. ZWERVER
Nou, geeft u mij dan in godsnaam maar een kommetje. DAME
Alstu. ACTEUR
De zwerver proeft, trekt bleek weg, kronkelt over de grond en vomeert. DAME
Meneer! Foei! ZWERVER
Ik vind het geen succes deze soep. ACTEUR
Hij snuit zijn neus in de panden van zijn versleten jas. Trouwens, heeft u nog geneukt dit weekend? DAME
Eh... nee, niet dat ik weet. ZWERVER
Ik wel! Drie biggen, twee geiten en een konijn. DAME
Goh, een dierenliefhebber. ZWERVER
Ja, dat kan je wel stellen ja. DAME
Moet u luisteren: als u mij nou beft, dan beloof ik u zo dââlijk heerlijk klaar te pijpen. ZWERVER
It's a deal. ACTEUR
Hij begint haar te beffen. Een man met een cirkelzaag komt op. Hij cirkelzaagt de tafel aan gort. Als hij klaar is komen de dame en de zwerver toevallig ook net klaar. MAN MET CIRKELZAAG
Ik heb erg moeie voeten. Mag ik hier even uitrusten? | |
[pagina 54]
| |
ZWERVER
Natuurlijk, geen probleem. ACTEUR
Een met bloed bespatte vrouw komt op. VROUW
Joehoe, heeft er iemand een tampon voor mij? MAN MET CIRKELZAAG
Ja ik wel. Kijk maar even in m'n tas. ZWERVER
Ik kom klaar over jouw lul! DAME
Er spuit sperma uit allebei m'n oren. Wil er iemand nog soep? ZWERVER
Ja ik. ACTEUR
Hij begint weer te kotsen, ditmaal over de bebloede vrouw heen. VROUW
Ik vind dat ik een heel fijn kontakt met jou heb! DAME
De soep is op, sorry. Nog iemand niet klaargekomen? MAN MET CIRKELZAAG
Ja ik. STEM
Juffrouw Janssen, onmiddellijk kassa zeventien, juffrouw Janssen. MAN MET CIRKELZAAG
Smoel houwe! ACTEUR
Hij schiet de intercom kapot. Nu begint iedereen door elkaar te schreeuwen. De muzak verandert in keiharde a-tonale muziek. De personages beginnen elkaar af te tuigen. Dit echter gestileerd. Waarbij grote hoeveelheden bloed vloeien. De scene eindigt als enkele lampen springen. Als het licht weer opgloeit, is een schele toneelknecht fluitend bezig de rommel op te ruimen.
(Einde)
| |
[pagina 55]
| |
Epiloog
(De drie acteurs wenden zich met een milde glimlach tot het publiek)
ACTEUR 1
En zo, beste toneelvrienden... ACTEUR 3
En beste toneelhaters... ACTEUR 1
... eindigt deze gezellige toneelmiddag. ACTEUR 2
Wij hopen dat u zich allen kostelijk vermaakt heeft. ACTEUR 3
Wijzelf hebben ons in ieder geval kostelijk vermaakt. ACTEUR 1
Misschien treffen we elkaar nog eens bij een andere gelegenheid. ACTEUR 2
Dat zou gezellig zijn. ACTEUR 3
Maar voor vandaag is de koek op. ACTEUR 1
Ik kan niet anders zeggen: de koek is op. ACTEUR 2
Sterker nog: de koek is op. ACTEUR 1
Helaas. ACTEUR 3
Het spijt ons, maar evengoed... ACTEUR 2
Goede terugreis en wel thuis! ACTEUR 1 & 3
Accoord!!!
(Allerlaatste Black-out. Als het publiek op de banken, of stoelen, staat van enthousiasme, spelen de acteurs het stuk bij wijze van toegift nog eens helemaal door. Dit tafereel kan zich tot in het oneindige herhalen, tot ofwel het publiek, ofwel de opterdende acteurs overlijden)
|
|