Provo. De geschiedenis van de provotarische beweging 1965-1967
(1985)–Roel van Duyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |||||||||
Chronologie 31 juli-28 september 1965Vanaf 31 juli 1965: happenings bij het Lieverdje met grootscheepse toeloop en gratis politie-optreden. 28 juli: de eerste witte fietsen worden door Provo bij het Lieverdje aangeboden aan publiek en pers. 14 augustus: op het hoofdbureau in Amsterdam gesprek van de commissarissen van politie met provo's Robert Jasper Grootveld, Rob Stolk en Roel van Duyn. Bloemlegging bij het beeld van Domela Nieuwenhuis. Geweld bij het Lieverdje. Dertien arrestanten. 18 augustus: van deze dertien worden vier arrestanten door de politierechter tot acht weken gevangenisstraf veroordeeld (waarvan vier weken voorwaardelijk). Hun misdaad: ‘Oranje-ss’ geroepen naar sabeltrekkende politieagenten. 20 augustus: burgemeester Van Hall wijst het verzoek van Robert Jasper Grootveld om een vergunning tot het ‘bezweren van de geest van het geweld’ bij het Lieverdje af. In Coevorden vinden happenings plaats bij het monument voor Van Heutsz. 4 september: in Amsterdam de eerste van drie happenings bij het Van Heutsz-monument. Prinsjesdag: in Den Haag anti-monarchistische happenings. Hans Tuynman probeert open brief aan mevrouw von Lippe Biesterfeld von Mecklenburg te overhandigen. Negen arrestaties. Een ‘alternatieve troonrede’ circuleert. 28 september: burgemeester Van Hall legt in de gemeenteraad een verklaring af over ‘het optreden tegen de provo's’. Zaterdagavond 31 juli 23-55 uur, 1965 | |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
2 Van imaazje tot bewegingWat gaat er gebéuren? Iedereen wacht op het moment dat de zwarte piet, de Klaas-profeet Robert Jasper zal komen. Een paar honderd mensen staan op de trottoirs of hangen op de kozijnen op het Spui, in een wijde magiese sirkel om het Lieverdje. Ik groet de veilig-verkeersmagiër Thom Jaspers uit Rotterdam, die me een stukje aan hem gewijde plaatselijke publicity laat zien. Zelf heb ik een vatekwast en een potje witte verf bij me. Er is afgesproken dat er van nu af elke zaterdagavond fietsen wit geschilderd zullen worden. Er staan er al een paar tegen de sokkel van het Lieverdje klaar. De mensen mompelen en wijzen elkaar met veelbetekenende blikken de stillen aan. Als de minuten voorbijgaan na de magiese twaalf slagen van de kerktoren beseft niemand dat de zwijgende spanning van het wachten op een zogenaamde happening (wat is dat?) er al een onderdeel van is. De happening is al begonnen voordat hij begint. Jasper komt maar niet. Waar blijft hij? Onmogelijk dat hij het vergeten is. Hij denkt de hele week aan niets anders. Elke dag is hij bezig met nieuwe kostuums, nieuwe ideeën en praten, praten over het beeld waar het om gaat. Misschien is hij te stoned? Damrakkertjes breken de spanning door ‘imaazje, imaáázje’ te roepen, met uitgestrekte armen voor het Lieverdje. Maarten Visser, die al eens eerder zijn mooie keurige zondagse pak met een literfles yoghurt en eieren besmeurd heeft bij een happening omdat hij wegens lang haar ontslagen was en toen Eieren Voor Zijn Geld Koos, schreeuwt: ‘Wat zaait de boer?’ De anderen antwoorden volgens het gepaste ritueel: ‘De boer zaait hennep’ en: ‘Een tevreden roker is geen onruststoker.’ Ze herhalen dat meerdere malen. Ook de andere leuzen van Jasper worden aangeheven, evenals de publicity-song. Maar de ekstaze van anders ontbreekt. De afwezigheid van de voorganger die geloof en inspiratie schenkt is daaraan schuldig. Het mag nauwelijks baten dat Thom Jaspers zijn veilig-verkeerssong ten gehore brengt en men in koor ‘Bram bram bram...’ hoest. We zijn toch anarchisten, we moeten toch buiten een leider kunnen? Ik spring op een aan de rand van het opstapje rond het Lieverdje geparkeerde auto en begint iets over het verkeer en het Witte Fietsenplan te vertellen. Het lukt niet erg. Ik ben niet demagogies genoeg om de mensen werkelijk in hun hart te schreeuwen hoe nodig de vervoersmiddelen gekollektiviseerd moeten worden. Tot mijn verbazing | |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
Zaterdagnacht, 12 uur.
wordt er iemand ondanks mijn weinig overtuigend gepraat toch blijkbaar zo geroerd dat hij spontaan z'n fiets aanbiedt om wit te laten verven. De damrakkertjes leggen een stapel kranten om het Lieverdje om het rituele vuur te ontsteken. Ze leggen er zelfs een fles benzine bij. Een van hen houdt er een lucifer bij. Terwijl we wegstuiven slaat de steekvlam met een knal omhoog. Het Lieverdje kijkt vanuit de hoge vlammen vriendelijk over het Spui. ‘Imaazje, imaazje,’ roept de menigte hem toe. Onbegrijpelijk voor de vele toeristen, die het verhaal van Jasper en het beeld wat hij voor ons voorgetoverd heeft niet kennen. Dikbuikig fotograferen ze de hysteriese jongelui die zij zien. Ik pak een van de fietsen en begin die, voor café Hoppe, wit te verven. Een onbekende jongen geef ik een tandenborstel om te helpen. Dan gebeurt er iets wat in de geschiedenis van het Lieverdje nieuw is. Met gierende remmen om indruk te maken op het publiek stopt een wit volkswagentje van de politie. Witte auto's van het gezag tegenover witte fietsen van de (vanavond geen fraze!) anonieme menigte van subversieve elementen. De vier agenten springen er manhaftig uit en schreeuwen dat iedereen wegwezen moet. Sommige jongens deinzen inderdaad een paar meter terug. De agenten bezetten het opstapje rond het Lieverdje en vormen nu het duidelijk impopulaire middelpunt van een magiese sirkel van honderden provoos, toeristen en een groeiende hoeveelheid klootjesvolk dat | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
relbelust toestroomt. De agenten komen op me af. Ik bedenk me dat ik me op de rijweg bevind, nog wel om een fiets wit te schilderen. ‘Meneer, gaat u daar weg!’ ‘Waarom?’ vraag ik onnozel, want die vraag heeft bij de politie meestal een vermakelijk vertoon van uiterlijke macht ten gevolge. Het antwoord is een plotselinge zwieper met een gummiknuppel op m'n hand. De verf spat op het wegdek. Carla trekt me zenuwachtig op de stoep. Olaf Stoop zegt me daar grijnzend dat het té gek, té gek is. Hij loopt de hele magiese sirkel rond, steeds dezelfde mededeling herhalend. Om z'n woorden kracht bij te zetten klapt hij erbij in z'n handen. Iedereen joelt of schreeuwt. De agenten manen ons machteloosaan om door te lopen, maar niemand denkt eraan nu het juist spannend begint te worden. De agenten weten het nu ook niet meer en doen het enige wat ze nog kunnen: ze stappen in hun auto en verdwijnen. Later horen we dat Hoppe hen gebeld heeft. De inmiddels verzamelde menigte blokkeert de Spuistraat. De Heilige Koeien beginnen irriterend te loeien. De anti-autopropaganda, die we juist gevoerd hebben, wordt nu in daden omgezet. ‘Tuut tuut tuut, weer een lijk,’ roepen de provoos. Olaf springt op een auto, loopt er overheen en springt op de volgende. Hij doet dat trouwens altijd als op de stoep geparkeerde auto's hem in de weg staan. Andere jongens tillen een auto een stukje van de grond en schommelen hem heen en weer. De passagiers kijken angstig maar durven zich niet te verzetten. De anti-autostemming is opgevoerd. Het is een gewoon verschijnsel. Altijd als er een of andere manifestatie op straat plaatsvindt en het verkeer z'n vermeende rechten op tracht te eisen richt een deel van de agitatie zich tegen de auto's. Op 14 juni 1966 zag ik gespierde bouwvakkers een auto met een zenuwachtige automobiliste die op het Damrak probeerde te rijden, zelfs jonassen. Carla kan er nooit tegen als ze merkt dat een massapsychose zich van ons meester dreigt te maken. Ze trekt mij huilend mee uit het gewoel. Jammer, maar de spanning zakt nu. Het was beter geweest dat de autohaat tot een kollektieve uitbarsting gekomen was. De auto's slagen er nu in stapvoets en zwijgend door de menigte te rijden. Carla en ik lopen naar huis. Later komen we een jongen tegen die vertelt dat de menigte zich opgelost heeft en de auto's hun asfaltterreur hervat hebben alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is.
Het beroemde Witte Fietsenplan hadden we diezelfde week openbaar gemaakt. Dinsdagnacht 27 juli waren Olaf Stoop en Dick Roseboom gearresteerd bij het aanplakken van Provokatie nr. 5, dat een uiteenzetting bevatte van het nieuwe vervoermiddel. Wit was de fiets omdat hij hygiënies is en de lucht niet verontreinigt, nieuw was de witte fiets omdat hij het eerste gratis, gekollektiviseerde vervoer is. Woensdagmiddag 28 juli werden de eerste witte fietsen bij het Lieverdje aangeboden aan publiek en pers. Terwijl Robert Jasper met bezwerende stem en ratel de ‘asfaltterreur van het gemotoriseerde klootjesvolk’ hekelde en Thom Jaspers een pamflet uitdeelde met zijn ‘beschuldiging van moord aan alle automobilisten’ verfden wij provoos zwarte fietsen wit. Rechercheurs stonden misprijzend te kij- | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
ken maar grepen niet in. Commissaris Landman van het buro Lieverdje verklaarde desgevraagd aan een verslaggever van Het Parool: ‘Ik laat ze maar, ze willen dat we ingrijpen. Maar zolang het verkeer geen hinder ondervindt lijkt het me beter niet op deze provokatie in te gaan. Het is toch zonde dat er zoveel manuren verloren gaan.’ Maar de kommissaris hield zich niet aan z'n belofte. Spoedig merkten we dat de politie door de hele stad de moeizaam wit geschilderde fietsen in beslag nam en ze zodoende aan de Amsterdamse gemeenschap onttrok. Als reden gaf de politie op dat de fietsen door het feit dat ze niet op slot stonden ‘uitnodigden tot diefstal’, wat bijde wet verboden is. Dus stal de politie ze maar (‘...plietsie, waar is m'n witte fietsie?’ vroegen de provoos bij het Lieverdje). Op dit moment moeten er in de opslagplaats van de politie zo'n vijftig witte fietsen staan. Later wreekte een provo zich door een politiefiets van een buro te jatten en hem wit te verven. Natuurlijk heeft het Witte Fietsenplan het verkeer niet gehinderd; het beoogt immers juist de verkeersproblemen in de binnenstad op te lossen. En wat het verloren gaan van al die manuren betreft: de kommissaris gaf zelf het goede voorbeeld door de nu volgende zaterdagavonden telkens tientallen agenten urenlang voor het Lieverdje te laten posten om te voorkomen dat provoos daar bloemen zouden leggen! De techniese en theoretiese rechtvaardiging van het Witte Fietsenplan werd door Luud Schimmelpenninck in Provo nr. 2 (17 augustus 1965) gegeven. ‘Wij stellen voor dat de gemeente 20 000 witte fietsen aankoopt per jaar (kosten één miljoen) ter uitbreiding van het openbaar vervoer, want deze Witte Fietsen zouden van iedereen en van niemand moeten zijn. Binnen enige jaren zou het verkeersprobleem in het centrum van de stad op deze wijze opgelost zijn. Het Witte Fietsenplan werd in bijna de hele pers gunstig ontvangen (met de vanzelfsprekende uitzonderingen) en eigenlijk was de voornaamste belemmering voor de verwezenlijking ervan het feit dat het door de vieze vuile provoos gelanceerd werd. Ook de Gemeentelijke Dienst Stadsontwikkeling van Amsterdam was enthousiast. Zij berekenden dat de aanschaf van 2000 fietsen (kosten een ton) al een hele verlichting van het verkeersprobleem in de binnenstad zou brengen. Tevergeefs trachtten wij grote fietsenfabrieken voor het plan te interesseren. Zelf probeert Luud nu een nieuwe, goedkopere fiets uit te vinden die we zelf op grote schaal als witte fiets in omloop kunnen brengen. Als konsessie aan de wet zal er een slot op zitten met een zeer populair sleuteltje, dat we en masse zullen uitdelen, zodat Amsterdam één grote witte sleutelklub wordt. De tijd zit ons mee (wat niet toevallig is omdat wij de tijd meezitten); het sluiten van delen van de binnenstad zoals in Haarlem, Den Haag, Rome en New York is een tendens die ook voor Amsterdam onvermijdelijk zal blijken. | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
Van nu af zette de politie al haar prestige letterlijk op het spel om de happenings te doen ophouden. In het vervolg maakte dit de happenings tot een spel tussen spelers en spelbrekers dat hoe langer hoe meer strijd dan spel werd. De krampachtige repressies van politie en justitie zijn er de oorzaak van geweest dat de wekelijkse happening een eenvoudig en doeltreffend provokatiemechanisme is geworden. In 1966 is een dergelijk subversief mechanisme in werking gesteld door elke derde zondag in de maand een stille en verboden protestmars tegen de oorlog in Vietnam te houden. De kracht van de traditie die elke zaterdagavond weer duizenden mensen bij het Lieverdje samenbracht had zelfs met de meeste ijver niet door organisatiewerk
vervangen kunnen worden. Het voortdurende mislukken van de politiële taktiek tot op dit moment toe deden de gummiknuppel- en sabelslagen tenslotte slechts op de hoofden van de politietop terechtkomen. Eerst zijn de meest pompeuze machtsvertoon en absurd hoge straffen geprobeerd. Maar toen dat de zaak van de politie alleen maar verergerde is er in de top van het apparaat (de basis van een hiërarchies apparaat wordt nooit verantwoordelijk gesteld) een krisis uitgebroken, waarvan het ontslag van Van der Molen en de wankele positie van Van Hall een logies gevolg was. De aktiviteit van de politie tijdens de (anti-auto-)happening van 31 juli had tot gevolg dat het publiek op 7 augustus abnormaal talrijk was. De politie was al aanwezig voor er iets aan de hand was. (Zij kwam niet pas toen het ‘moest’, zoals de pers eensgezind beweerde.) Toen Rob Stolk en Wouter de Vries met Provo-fakkels en verkleed in Provo-gewaden (met hetzelfde steentjesmotief als de omslag van Provo) begonnen te happenen en ook Robert Jasper en Joop Dielemans verschenen, grepen zij hardhandig in. Dr. Buikhuisen schrijft terecht: ‘Een rel-bevorderende faktor is het onnodig ingrijpen van de politie.’ Onnodig was het in dit geval minstens. Rob werd van het Lieverdje gerukt en het opstapje rond het Lieverdje schoongeveegd. Brigadier Lankhaar stormde op Willem-jan Stevens (student, provo, 23 jaar) af, die een Provo-fakkel vasthield en dreigde hem met zijn knuppel te bewerken. Stevens weerde in een reflexbeweging met de fakkel brigadier Lankhaar af, die van schrik zijn pet verloor. Enthousiaste provoos maakten de pet buit en hieven spreekkoren aan: ‘Een agent zonder pet is geen agent’, ‘De politie is fascistieser dan u denkt.’ De journalist Anton Kothuis vertelt in het Parool-verslag van 9 augustus wat hij daarop zag gebeuren. (Hij zat op dat moment in Hoppe met de beeldhouwer Frans de Boer Lichtveld en diens 24-jarige vrouw): ‘Wij liepen Hoppe uit omdat het zo lawaaierig werd buiten. Wij zagen dat de jongen van het Lieverdje werd gehaald en een behoorlijk pak ransel kreeg. Toen hij in een politieauto was gegooid duwde een agent de brandende fakkel in zijn gezicht. Uit de omstanders klonk een enorm gejoel. De provo's hadden tevoren “image” geroepen, maar oudere voorbijgangers begonnen te schreeuwen: “vuile ss-ers, fascisten.” | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
De Boer Lichtveld zei er zelf volgens Het Parool het volgende van: ‘Ik werd woest omdat die jongen met de fakkel door vier agenten tegelijk werd aangevallen. Zij pakten mij plotseling van achteren beet en sloegen mijn bril van mijn gezicht. Ik ben hem kwijt. Ook in de auto en later op het buro werd geslagen. Andere agenten moesten een rechercheur, die mij steeds weer te lijf wilde gaan, in bedwang houden. Gisteren ben ik op het hoofdburo verhoord. Mijn vrouw, die twee klappen kreeg, is helemaal ontdaan. Zij kan nog steeds geen woord uitbrengen.’ Het einde van de happening van 7 augustus 1965 kwam toen dertig tot veertig agenten van buro Singel en waarschijnlijk ook van andere buroos de menigte definitief uit elkaar hadden geslagen. Zeven arrestanten hield de politie vast. De kranteverslagen van de volgende maandag waren kenmerkend voor hun slaafse berichtgeving als het politiezaken geldt. De Telegraaf had een bedrieglijke foto van Willem-jan Stevens op de voorpagina waarop hij zijn afwerend gebaar met de fakkel maakt naar de aanstormende agent, zodat het lijkt alsof hij hem ermee te lijf wil gaan. Onder de kop ‘provo's in aanval’ verzint Nederlands anti-provotariese dagblad dat we met witte fietsen gooiden en dat niet Stevens, maar de agent de brandende fakkel in zijn gezicht kreeg. De Tijd weet te melden dat we de fietsen naar de politie gooiden en tegelijkertijd voetzoekers ontstaken. Ook het in zijn politie- | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
verhalen zo autoritaire Vrije Volk licht zijn lezers in over het bekogelen van agenten ‘met voetzoekers en andere projectielen’. Het justitieel resultaat was dat politierechter Romke de Waard, een van de velen die door Provo naam gemaakt hebben, op 29 september De Boer Lichtveld tot ƒ 75,- boete veroordeelde, nadat vier weken gevangenisstraf tegen hem geëist was. Hoewel De Boer ontkende ‘vuile ss-ers, vuile schoften’ te hebben geroepen toen hij de agent Willem-jan Stevens de brandende fakkel in het gezicht zag duwen, maar volgens hem slechts het enkelvoud van die woorden, nam mr. Romke de Waard maar aan dat hij wel degelijk de meervoudsvorm gebruikt had. Daarentegen zei de officier van justitie, mr. Habermehl: ‘Ik ben er nog helemaal niet zo zeker van, dat het allemaal zo gegaan is’, toen drie getuigen onder ede verklaarden het politiële fakkeloptreden te hebben gezien. De justitie is nu eenmaal geneigd de realiteit van het politieoptreden anders te benaderen dan de realiteit van het Provo-optreden. Hoofdagent Hornstra had op de beschuldiging dat hij De Boer tijdens het verhoor had geslagen geantwoord: ‘Ja edelachtbare, de jongen irriteerde mij, de één windt zich meer op dan de ander. Ik verloor een ogenblik mijn zelfbeheersing en gaf hem een klap.’ Nico Scheepmaker vroeg zich in zijn Handelsblad-rubriek af of het dan niet irritant is als je iemand een brandende fakkel in het gezicht ziet duwen. Willem-jan Stevens zelf tenslotte kreeg ƒ 50,- boete wegens ‘wederspannigheid’. Een aanklacht van hem tegen de agent die hem mishandeld had haalde niets uit.
Wij meenden dat de rellen rond het Lieverdje niet domweg week na week mochten voortgaan. We koesterden toen nog de illusie de happening als artistiek medium ongestoord voortgang te kunnen laten hebben, als de politie de zaak maar niet verstoorde en als de politie door zijn spektakulair optreden maar niet talloze nieuwsgierigen aantrok. We richtten ons daarom met een brief, ‘die van een weinig voorkomende brutaliteit getuigde’ volgens de Tijd-Maasbode, tot hoofdkommissaris Van der Molen. We stelden hem daarin voor met ons een gesprek over de gang van zaken bij het Lieverdje te hebben: ‘We geloven dat wij met de politie beter tot een vergelijk kunnen komen in een redelijk gesprek dan d.m.v. straatgevechten, hoezeer de Politiële Hiërarchie ons ook tegenstaat. Het politieoptreden bij de wekelijkse happenings zaterdagavond om 12 uur bij het Amsterdamse Lieverdje, de Verslaafde Konsument van Morgen. Deze happenings hebben al een jaar het karakter van een parareligieuze ceremonie, die niet langer dan een half uurtje duurt en niemand hindert. Pas door het gewelddadige optreden van de politie op 7 augustus en 31 juli ontstonden er gevaarlijke relletjes, die uren duurden en massa's mensen op de been brachten. Wij eisen daarom dat de happenings voortaan ongestoord kunnen verlopen, zonder politie. Men bedenke dat de happenings bij het Lieverdje van grote kulturele en psychologiese betekenis zijn voor Amsterdam (Magies Centrum!).’ | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
Het is een veelzeggend feit over de mate van demokratie die de politie doorgaans ten toon spreidt, dat iedereen stomverbaasd was dat de hoofdkommissaris ditmaal zo demokraties was op onze uitnodiging in te gaan. Blijkbaar omdat onze brief door vier personen ondertekend was (Robert Jasper Grootveld, Luud Schimmelpenninck, die echter niet aanwezig was, Roel van Duyn en Rob Stolk) wachtten ons zaterdagmiddag 14 augustus ook vier kommissarissen: Van der Molen, Molenkamp, Landman en Kessler. Ik voelde me onwezenlijk en lullig om niet als arrestant maar als officiële gast in het hoofdburo van politie te verblijven. Nadat wijProvo's bij het standbeeld van Domela Nieuwenhuis op het Haarlemmerplein.
aan de kommissarissen voorgesteld waren schreden wij een weidse vergaderzaal binnen, met twaalf zetels aan elke kant van een grote tafel met een groen laken erop. De kommissarissen namen aan de ene kant plaats, de provoos aan de andere kant. Wij keken elkaar aan als exotiese beesten. Voor mij tenminste is een politiekommissaris iets wat je alleen met een stijgend afgrijzen op foto's in kranten kunt bekijken. Vermoedelijk betekenen provoos ongeveer hetzelfde voor kommissarissen. Ik bekeek Van der Molens hoge voorhoofd, zijn staalblauwe ogen, zijn geprononceerde kin en konstateerde dat hij veel van Heydrich weg had (terwijl hij misschien wel in het verzet heeft gezeten). Hij bekeek het mijne en dacht waarschijnlijk Wat een uitgewoonde-hondehokken gezicht (terwijl ik helemaal geen marihuana of iets rook). Twee diametraal tegenover elkaar gestelde mentaliteiten werden met elkaar geconfronteerd. Er kwam natuurlijk niets redelijks uit. Van der Molen hield een stereotiepe inleiding over de politie en haar taak ten aanzien van de openbare orde, Jasper hield een anti-rooktoespraak en ik lichtte het recht op illegaliteit toe. De politie betwistte dat recht en het onbevredigend slot was dat Van der Molen beloofde 's avonds niet te zullen ingrijpen als we alles wat in strijd met de wet is zouden nalaten. Maar de ‘stille omgang’ die we ons naar katholiek voorbeeld voorgenomen hadden zou niet worden toegestaan, aangezien wij geen vergunning wilden aanvragen; dat zou de erkenning van het burgemeestersgezag inhouden. Meteen na afloop hield de politie een persconferentie, waarbij zij de in beslag genomen ‘anti-Claus-fakkels’ lieten zien als zouden dit gevaarlijke slagwapens zijn waartegen de politie wel gedwongen was zich geducht te wapenen. (Nota bene: de politie is de enige geweest die met de fakkels klappen heeft uitgedeeld!) Ondanks Van der Molens belofte legt die avond de politie al om half elf een kordon van 34 agenten o.l.v. kommissaris Landman om het magiese hart van Amsterdam: het Lieverdje. Hoppe sluit om elf uur, daar het, gezien de relbeluste meute die het politiekordon komt aangapen, moeilijkheden vreest. Om 12 uur naderen Rob Stolk en Garmt Kroeze, die volgens plan bloemen bij het Lieverdje willen leggen. Zij worden meteen gearresteerd. Robert Jasper komt even later en probeert vergeefs de menigte tot een stille omgang door de stad te bewegen. Men blijft liever naar de politie kijken. Ik heb ondertussen om 12 uur precies bloemen gelegd bij het beeld van Domela Nieuwenhuis op het Haarlemmerplein en er een fiets wit geschilderd, om te protesteren tegen het politiegeweld op het Spui en om Domela, de va- | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
der van het Nederlandse anarchisme, op dit moment te eren. Als Carla en ik tegen één uur bij het Lieverdje arriveren kunnen we nog net aan een Stil Ommegangetje over de trottoirs om het Lieverdje onder het motto ‘St! st! sst!’ meedoen. Dan vindt het eerste en laatste geweld van de kant van het provotariaat tegen de politie plaats. Nozems van de Nieuwendijk (‘dijkers’) gooien konservenblikjes en fietsbellen naar de agenten, wat door de pers natuurlijk genadeloos uitgebuit wordt. De agenten voeren nu naar alle kanten charges op de menigte (ongeveer 2000 man) uit. Provoos met rode spandoeken met de woorden ‘Geen monarchie maar anarchie’ worden weggemaaid. Hoofdkommissaris Van der Molen, in burger, wordt door een van
zijn ondergeschikten niet herkend en dus bijna gewelddadig verwijderd. Kommissaris Kessler ondergaat hetzelfde lot. Verschillende ruiten gaan eraan. Een provo wordt door glasscherven aan zijn pols gewond, een toeschouwer krijgt een sabelhouw over zijn neus. In totaal worden er dertien arrestanten buitgemaakt, van wie de politie er vier vasthoudt. Nog dezelfde week, 18 augustus 1965, worden zij voor politierechter Nomes gevoerd. ‘Om herhaling te voorkomen’ veroordeelde de politierechter E.E. uit Zaandam (19), Eddie Bottema uit Amsterdam (18), H.P. uit Nijmegen (24) en C.Ch.B. uit Amsterdam (24) tot acht weken gevangenisstraf, waarvan vier weken voorwaardelijk. Hun misdaad was dat zij ‘Oranje-ss’ naar de sabelende politieagenten geroepen hadden. Verschillende dagbladen vonden de berechting middeleeuws. Niet alleen vanwege de belachelijke strafmaat, maar ook omdat de advokaten nauwelijks tijd gekregen hadden om zich op hun zaak voor te bereiden, zo snel was ditmaal het ‘snelrecht’. Een behandeling die in strijd was met art. 6 (lid 3, sub b) van het Verdrag van Rome, dat ook door Nederland ondertekend is. De jongens waren geen van allen provoos, zij waren toevallige passanten geweest die geëmotioneerd raakten bij het zien van het schouwspel. De jongens werden meteen na de berechting opgesloten, zodat zij geen gelegenheid hadden om met enige kans op sukses in hoger beroep te gaan. De politierechter moest dit zelf toegeven. Twee van de vier slachtoffers zijn na hun invrijheidstelling provoos geworden. Dit is steeds het begrijpelijke effekt geweest van arrestaties en straffen.
Hoe moest het verder met de happenings? Tot op heden is daar geen bevredigend antwoord op gegeven, maar wel is het kommentaar in Provo 2 (17 augustus 1965) bewaarheid: ‘Als de politie niet tijdig haar fout inziet en van geweld afziet, zal zij haar impopulariteit nog vergroten. De Amsterdammers rond het Lieverdje zullen in nog groter mate afhankelijk worden van onze anarchistiese propaganda en zo zouden de happenings in de toekomst het karakter kunnen krijgen van periodieke opstanden. Opstanden tegen alle uniformen en alle autoriteiten. Ten einde raad probeerde Jasper het met een door een afdruk van zijn duim ondertekend verzoek aan burgemeester Van Hall om hem voor zaterdagavond 21 augustus vergunning te verlenen ‘tot het betreden van het opstapje rond het Lieverdje ten einde aldaar, direct | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
rond het magies centrum de opgeroepen image van geweld te bezweren’. Van Hall dacht er niet aan het geweld te laten bezweren; hij weigerde. De stemming voor de komende happening werd nog opgeschroefd door de pers, die in de loop van de week eenstemmig van oordeel bleek dat er aanstaande zaterdag wel weer iets heel spannends te doen zou zijn op het Spui. Vanaf het Lieverdje was de publicity door de happenings in steeds wijder magiese sirkels het land ingestuurd. De grote hoeveelheid provincialen die tot de duizenden aanwezigen hoorden kan o.a. verklaard worden uit een bericht als dat in hetPeter Bronkhorst legt uit.
Nieuwsblad van het Noorden, dat, als betrof het een wegens overdonderend sukses geprolongeerde film, met grote koppen schreeuwde (20 augustus 1965): morgen verwacht de politie weer: provo-rel op amsterdams spui. Het Parool bracht op de voorpagina het bericht dat Hoppe en Broodje van Kootje zaterdagavond wegens de te verwachten moeilijkheden al om 11 uur zouden sluiten. Jan Blokker voorspelde in het Handelsblad dat de happening bij het Spui een vaste toeristiese attraktie zou worden. De voorspelling is uitgekomen. In 1966 gaf een reisburo zelfs een foldertje uit getiteld: meet the provo's. De happening van 21 augustus bestond uit niet veel meer dan een konsentratie politie om het Lieverdje, waaromheen een nog groter konsentratie klootjesvolk. Er gebeurde niets, behalve dat een 69-jarige heer W. van Dijk z'n arm brak toen hij door vluchtende kijkers onder de voet gelopen werd en dat er twee arrestanten werden gemaakt wegens niet-doorlopen en het bezigen van opruiende woorden. De politie had voor het eerst honden gemobiliseerd, die op het Begijnhof gestald waren en niet in aktie ‘hoefden’ te komen. De daarop volgende happening van 28 augustus was de laatste in het ‘klassieke’ genre. Het regende. Het publiek was minder talrijk en de politie zelfs afwezig. Een aantal provoos onder aanvoering van Peter Bronkhorst plaatsten voor het Lieverdje een bord met: ‘Het Amsterdams politie-theater brengt Holland Happening in vier bedrijven. Knuppels, sabels, honden. Wat volgt, commissaris?’ Zonder dat de politie ingreep kon Peter, de happening vanaf de sokkel van het Lieverdje voorgaand, enige behartigenswaardige zaken te berde brengen. Om half één was de rust op het Spui teruggekeerd. Deze happening had voor de politie een leerzame aanwijzing voor de oplossing van haar problemen - wegblijven - moeten zijn! De beeldhouwer van het Lieverdje, Carel Kneulmans, had in een interview in Vrij Nederland, augustus 1965, gesuggereerd dat we maar beter bij het monument van Van Heutsz konden gaan happenen. Bepaalde ontwikkelingen in Coevorden hebben ertoe geleid dat Kneulmans zijn zin gekregen heeft. Allard van Lenthe, een 22-jarige medewerker van De Rooie Drentse (een uitgave van de Federatie van Jongerengroepen in de PvdA) was op 9 april 1965 een aktie tegen de standbeelden van wijlen gouverneur-generaal Van Heutsz begonnen. Samen met een aantal leerlingen van de plaatselijke kweekschool had hij bij het standbeeld van Van Heutsz in Coevorden (‘Het Coevorder Lieverdje’) een bord geplaatst. Daarop stond: ‘Ontslapen bij het hakenkruis; gesneuveld | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
bij het uitmoorden van het 39-ste Atjehse dorp; bij het verkrachten van de 79ste Atjehse vrouw; om het geschrokken vertrouwen van het
Ned.-Indische bestuur opnieuw te funderen.’ De dochter van de gouverneur-generaal, mevrouw Van der Weyden, diende een aanklacht tegen Allard van Lenthe en zijn kameraad Relus ter Beek in. De officier van justitie, baron Van Dedem, legde beiden een boete van ƒ 50,- op. De baron had dit vonnis o.m. gemotiveerd door te stellen dat Allard en Relus de tijd van Van Heutsz niet meegemaakt hadden en er dus niet over oordelen mochten. Professor Nagel (J.B. Charles), die in een (bekroond!) gedicht had aangespoord tot het omvertrekken van alle Van Heutsz-monumenten, trad tijdens het proces als getuige-deskundige op. Bij zijn verdediging van Allard en Relus wees hij op de parallel tussen wat er in ons land tijdens de bezetting is gebeurd en wat er is gebeurd in Atjeh indertijd. ‘Wanneer er nu, bijv. voor Christiansen, de bevelhebber die de opdracht gaf tot de ramp van Putten, een standbeeld zou staan in die plaats waar hij nu alweer ereburger is, en dat standbeeld zou zijn ondersteboven geworpen door Duitse jongeren, zouden wij alleen maar hoop kunnen hebben voor de toekomst.’ Voor de provoos, bij wie Allard zich aansloot, betekende het protest tegen het in ere houden van de nagedachtenis van Van Heutsz niet zozeer een protest tegen het herdenken van een foute historiese figuur, maar vooral een protest tegen een symbool van een aktueel verschijnsel: het militarisme. Het was onze bedoeling om het monument van de generaal van een eervolle nagedachtenis te veranderen in een warning voor de toekomst. ‘Om het een angstaanjagende bezienswaardigheid te laten worden. Zodat het borstbeeld gehaat wordt, in plaats van geliefd (...) Zodat de mensen de schrik om het hart slaat. Zodat men zich realiseert waar eerbetoon van militair geweld toe heeft geleid en zal leiden,’ schreef Allard in Provo nr. 3 (22 september 1965). Zaterdagavond 4 september startte een serie van drie achtereenvolgende Van Heutsz-happenings. Zij begonnen alle drie bij het Lieverdje, waarvandaan de verstrooiing van het provotariaat door Amsterdam begon. Groepen van honderden klappende, zingende en yellende provoos begaven zich naar het Olympiaplein, waar het monument staat. De spanning onderweg werd door sfeerscheppende sirenes van politiewagens nog verhoogd. Bij het monument aangekomen werden daar korte toespraken gehouden en het monument werd met witte verf bekladderd. Zaterdagavond 11 september werden met reusachtige letters de woorden ‘Provo’ en ‘Image’ aan weerszijden van het beeld geschilderd. Bovendien gingen talrijke provoos op de kreet ‘Te water, te water!’ de vijver in. Robert Jasper had het plan flesjes gevuld met water uit dit vijvertje, ‘Het heilige Van Heutszwater’, in omloop te brengen, maar we zijn er nooit toe gekomen (gemiddeld 1 op de 1000 plannen verwezenlijken we). Zaterdagnacht 18 september hebben Peter Bronkhorst en Auke Boersma meer dan tweeëneenhalf uur op het monument gezeten, omdat ze weigerden het bevel van de politie eraf te komen op te volgen. Ondertussen voerden ongeveer twintig agenten van het buro Overtoom onder leiding van inspekteur Oele charges uit op een paar hon- | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
derd provoos. Auke en Peter op het monument en de provoos, die steeds weer voor de chargerende agenten uit moesten vluchten, kommuniceerden door het uitwisselen van Provo-leuzen. Om ongeveer vier uur in de nacht slaagde de politie er eindelijk in alle provoos weg te krijgen. Peter en Auke werden gearresteerd. Op de aftocht zetten enkele provoos in de Okeghemstraat spelenderwijs een auto op zijn kop, daarmee de eigenaar in zijn hart treffend en opnieuw de vertwijfeling wekkend van allerlei sympathisanten die de provoos toch zo graag als smetteloze idealisten willen zien. Het monument was onder de zweep van onze akties niet ongedeerdHappening bij het Van Heutsz-monument. Rechts: Auke Boersma.
gebleven. Verschillende bronzen letters op de sokkel van het monument hadden we er afgewrikt. Tijdens een (vergeefse) huiszoeking naar weggelopen kinderen bij een provo stond een hoofdagent van buro Lieverdje nonchalant met deze relikwieën te spelen, niet wetend wat een kompromitterend materiaal hij bij toeval in handen had. Toen de hoofdagent vertrok zonder iets te vragen over de bronzen letters bespaarde hij ons waarschijnlijk een behoorlijke uitbreiding van onze toch al niet onaanzienlijke voorraad straffen en boetes. Na drie happenings hadden wij genoeg van Van Heutsz. Zijn bombastiese monument werpt tot op vandaag zijn fascistiese smetten op het ‘rode’ Amsterdam. Hoe lang nog?
Op Prinsjesdag 1965 werd een nieuw subversief mechanisme in werking gesteld. Geen wekelijks mechanisme, zoals de happening, ook geen maandelijks, zoals de Vietnam-demonstraties, maar een jaarlijks. Op dezelfde manier als de sdap aan het begin van deze eeuw ‘rode dinsdag’ gebruikte om te demonstreren voor de invoering van het algemeen kiesrecht, gebruiken wij de derde dinsdag in september om te agiteren voor de afschaffing van de monarchie. De derde dinsdag in september is de dag van de provolutie. Hans Tuynman is de inspirator geweest van de gebeurtenissen rond Prinsjesdag 1965. Een paar dagen ervoor had ik hem leren kennen. Eerst wantrouwde ik hem nogal (misschien vanwege z'n eeuwige donkere bril) maar later ben ik vriendschappelijke gevoelens tegenover hem gaan koesteren. Hij is een voorloper van de Nieuw-Babyloniërs. Overal verspreid over de randstad Holland heeft hij wat bezittingen en meisjes. Er zijn tijden dat hij voortdurend rondreist door de randstad en ondertussen allerlei ludieke aktiviteiten onderneemt. Zijn anarchisme is niet intellektueel beredeneerd, is zuiver emotioneel en daarom een natuurlijke bron van aktivisme. De maandagavond voor Prinsjesdag 1965 organiseerde hij de eerste happening in Den Haag, voor het Paleis op het Lange Voorhout. De aanleiding ervoor was een ‘open brief aan mevrouw von Lippe-Biesterfeld von Mecklenburg’: ‘Beste mevrouw von Lippe-Biesterfeld von Mecklenburg. Gezien het feit dat: | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
wij meer en meer gekonfronteerd worden met Iemand Anders, die, achter de bombarie rond uw verschijning, kennelijk aanwezig moet zijn, Begrijpelijkerwijs noemde de Haagse politie deze brief ‘volslagen kolder’. Hij is echter een mooi voorbeeldje van pop-art als politiek wapen (political art). Helaas heeft mevrouw von Lippe-Biesterfeld zich niet verwaardigd aan deze uitnodiging gehoor te geven. Wel vertoonden een honderdtal Haagse ‘kikkers’ zich op het afgesproken tijdstip voor het Paleis op het Voorhout. In het midden voor het Paleis hadden Hans en de andere Haagse provoos een stoel voor de koningin gereed gezet en een kartonnen televisietoestel. Op de voorkant van het toestel was de beeltenis van de koningin aangebracht, daaronder ‘imaazje’. De zijkanten waren beplakt met anti-politieknipsels en knipsels over de provoserende jeugd. De achterkant liet knipsels over de oorlog en het fascisme zien. In zijn verslag over deze gebeurtenis schrijft Ben van Oortmerssen in Provo 5 (18 december 1965): ‘Er klinkt “Image,” en “De politie is je beste kameraad”. Aan het eind van het pleintje, tegen de rijweg, staat een wit volkswagentje van de politie, die haar provocerende functie in het gebeuren niet zonder meer wil opgeven. Nadat er een stille omgang rond het tv-toestel is gehouden, wordt, als hoogtepunt van de happening, het tv-toestel verbrand. Door werking van een scheikundig preparaat ontstaat er een vuurzuil van ongeveer 10 meter hoogte. Enkelen roepen: “Re-vo-lu-tie, Re-vo-lu-tie”. Een jongen gooit een houten afzetting (die alvast is klaargezet voor de volgende dag) in het vuur. Nu vindt de politie het kennelijk te gek worden. Na een paar minuten verschijnen de geüniformeerde gezagsdragers op het toneel. Terwijl Hans Tuynman (omringd door anderen) enkele gedichten opleest, naderen de agenten. Je kent het wel, mensen met die vastberaden trekken, ferme houding, handen aan de gummiknuppel. Er werd gesommeerd door te lopen. Een jongen die hieraan geen gevolg geeft, wordt door vier agenten tegelijk beetgepakt en geslagen. Bij het verjagen van de aanwezigen ontstaat natuurlijk een rel. Een Engelsman, die met enkele vrienden | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
langsloopt, wordt met de vlakke hand in het gezicht geslagen. (Toen hij een aanklacht hiertegen wilde indienen werd hij vriendelijk van het kastje naar de muur gestuurd.) Taal van een Haagse agent: “Trek aan je stutten, anders maken we gehakt van je. We hebben al twintig bedden besteld in het ziekenhuis.”’ Voor prinsjesdag zelf hadden we een troonrede ‘zoals Hare Majesteit de Koningin die bij de opening van de Staten-Generaal 1965-'66 had moeten uitspreken’ gemaakt. De troonredes waren als pamflet in Amsterdam gestencild en door mij opgesteld. De Haagse kunstschilder Ton Venselaar organiseerde de verspreiding van de pseudo-troonredes in Den Haag. Negen jongens die het pamflet onder de Oranjeklanten uitdeelden werden gearresteerd. Venselaar zelf had een pop-art schilderij vervaardigd dat hij de koningin in haar koets wilde aanbieden. Op het bijna twee meter hoge schilderij had hij op een hemelsblauwe achtergrond witte versplinterde klompen en gouden kronen bevestigd. Het schilderij symboliseerde de enige werkelijke verbondenheid tussen vorst en volk, namelijk die op folkloreniveau. De provoos probeerden op de Kneuterdijk met het schilderij door de politie-afzetting heen te breken, maar de operatie mislukte jammerlijk. De Haagse politie, beducht voor het witte gevaar, nam de zaak hoger op. Zij hadden honderden troonredes in beslag genomen en op een ekstra persconferentie beschreef rechercheur Van der Vegt dit als een ‘kinderlijk pamflet, maar ook met enkele héél nare facetten’. Zo naar waren die facetten in de ogen van de politie, dat men er opruiing en majesteitsschennis in zag. Het Haagse Vaderland noemde het pamflet zelfs een ‘obsceen stuk’. Tenslotte heeft de politie in augustus 1966 aan Ton Venselaar, die gevraagd had de in beslag genomen eksemplaren terug te mogen krijgen, verklaard dat daarvan geen sprake kon zijn omdat de pamfletten ‘beledigend voor de Koningin’ waren. Dit was de partikuliere mening van de Haagse politie, die nooit door enige rechter ondersteund is. Het is een van de vele gevallen van inbeslagname zonder gerechtelijke beslissing. (Het betekent overigens dat wij de koningin ongestraft hebben mogen beledigen...). In werkelijkheid was de ‘Troonrede’ (Provokatie nr. 7), niets dan een zachtaardig geschrift dat met de volgende inleiding begon: ‘Leden der Staten-Generaal, | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
Als opruiend beschouwde de politie de oproep aan de arbeiders in het pamflet: ‘Leden der Staten-Generaal, het moment is gekomen waarop Ik de lang verbeide Sociale Revolutie moet uitroepen. Ook dat is een voorwaarde sine qua non voor het spelen van een aktieve, belangeloze rol in de wereldpolitiek en het welzijn, de kreativiteit van Mijn volk. Maar het zwaarst tilde de politie aan het slot van de rede van de koningin: ‘Het spreekt vanzelf dat Ik Mijn functie, symbool van de Rijkseenheid, neerleg. Ik doe afstand van de troon, ten behoeve van het volk en de Anarchie. Mijn kapitaal schenk ik de eerste Kommune ter aanmoediging, zodat dit weer terugvloeit aan de rechtmatige bezitter: het Nederlandse volk. Mijn paleizen te Soestdijk, Amsterdam en Den Haag stel ik ter beschikking als huisvesting voor de slachtoffers van de woningnood. Kroondomeinen overal in Nederland als studiegebieden voor natuurliefhebbers. De gearresteerde jongens werden zoals gebruikelijk enkele dagen op het buro vastgehouden bij wijze van direkte straf door de politie. Een van hen was echter niet zo lang vastgehouden en had mij gewaarschuwd voor huiszoeking. Inderdaad; nauwelijks had ik het kompromitterend manuskript van de ‘Troonrede’ uit huis gedaan, of inspekteur Van Iepen van buro 10 Admiraal de Ruyterstraat kwam samen met een geüniformeerde agent ‘eens een kijkje nemen’. Ze vroegen bescheiden of ze me even konden spreken. Ik antwoordde schuchter dat ik er niets mee te maken had, want politiebezoek maakt me altijd zenuwachtig. Maar Robert Jasper, die toevallig bij me was, drukte de politiemensen op het hart dat de troonrede het produkt van een ‘brain storm’ was, een bijeenkomst waarbij het pamflet in een toestand van kollektieve kreativiteit opgesteld zou zijn. Het tweetal spiedde loerend rond. ‘We mogen wel even rondkijken, hè?’ vroeg Van Iepen, alsof hij zich geweldig bij me thuis voelde. ‘Nee,’ zei ik. ‘U heeft geen bevel tot huiszoeking.’ Nou, dat deed er niets toe, want zo'n bevel kon de inspekteur zelf geven. Hoewel ik te kennen gaf dat als een smoesje te beschouwen lukte het hem toch mij te overreden; er was weinig risiko bij. | |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
Meteen schoot de geüniformeerde op het gasmeterkastje toe, blijkbaar in de veronderstelling dat ik een poging gedaan had dat te kamoefleren door er een boekenkastje voor te zetten. ‘Buit!’ dacht de agent zichtbaar. Inderdaad hebben we in dat kastje een oude stencilmachine staan. Grommend sleepte hij het ding de kamer in. Een lichte teleurstelling maakte zich van de politiebeambten meester toen bleek dat de machine allang verroest was. Toen stonden de agenten voor de moeilijke taak de boekenkasten te doorzoeken naar belastend materiaal. De geüniformeerde pakte lukraak een boek uit de kast. Het was de Amerikaanse editie van Le deuxième sexe van Simone de Beauvoir. Op de omslag staat een foto van een naakte vrouw. Met een blik van verstandhouding liet hij het de inspekteur zien. ‘Zo,’ vroeg Van Iepen met gefronste wenkbrauwen, ‘is dat ook al literatuur tegenwoordig?’ Het was tipies de reaktie van een man die zich op grond van z'n hoge positie in een hiërarchies apparaat zedelijk en intellektueel superieur op alle fronten voelt boven de ‘gewone’ burger. Na bliksemsnel de mogelijkheden van een onderzoek tegen deze ongetwijfeld pornografiese vondst overwogen te hebben zette hij het zuchtend weer op z'n plaats. Het is jammer dat het politie-apparaat in Amsterdam te zwak bezet is om alle vuiligheid in deze stad grondig op te ruimen. Na tenslotte in de keuken nog een paar pannen degelijk op hun inhoud getoetst te hebben vertrokken beiden. Huiszoekingen vonden in die tijd veelvuldig plaats. Eind september bijvoorbeeld. Mijn vrouw zat, om rustig te studeren, op de kamer van Rob Stolk, die bij ons op zolder woont. Twee rechercheurs stormden de trap op en stuitten daar op Auke Boersma, die beschermend voor de deur van Robs kamer stond. ‘Heeft u een bevel tot huiszoeking?’ vroeg Auke. Het enig effekt was dat de rechercheurs hem met geweld opzij duwden en de kamer betraden. Auke werd meegevoerd. Achteraf bleek dat het om een diefstal in een juwelenzaak in de Jan van der Heydenstraat ging. De politie had de (valse) tip gekregen dat de provoos die gepleegd hadden. ‘Wat een luizentroep is het hier,’ zeiden de rechercheurs en begonnen een minutieuze huiszoeking, waarbij ze nu werkelijk een zwijnenstal aanrichtten door alles overhoop te gooien en niets op te ruimen. Na deze vergeefse jacht op de Provo-diamanten sommeerden ze Carla en Auke mee te gaan voor een verhoor op het buro. Bovendien werden grote hoeveelheden kranteknipsels en pamfletten meegenomen. Bij mij beneden was ondertussen een emmertje aan een wollen draadje met een briefje erin van de buurvrouw van twee hoog neergedaald: ‘Russen boven.’ Ik had me daar niets van aangetrokken, daar ik me in het bezit van een onberispelijk geweten waande. De rechercheurs, die even later binnenkwamen, dachten daar anders over. ‘Bekent u maar, uw vrouw heeft al bekend,’ zei de eerste, met een doordringende blik. Hoewel tot een bekentenis neigend na dit overrompelend begin wist ik toch mijn onschuld te bewijzen, doordat mij gelukkig te binnen schoot dat ik op de bewuste avond naar de schouwburg geweest was. Teleurgesteld vertrokken de rechercheurs, nadat de tweede nog verklaard had: ‘Provoos zijn de enige mensen waarvoor | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
ik geen respekt heb.’ (Toch betekent dit dat de rechercheur wél respekt heeft voor joden, kommunisten en homo's.) Carla werd op het buro Pieter Aertszstraat aan de tand gevoeld. De recherche vermoedde dat het geld door ons gestolen was om de uitgave van Provo te bekostigen. ‘Nee,’ zei Carla, die toen de Provo-financiën beheerde, ‘ik weet zeker dat het geld niet voor Provo gebruikt is.’ ‘Aha!’ zei de rechercheur, denkend: die valt door de mand, ‘bekent u dan maar waar het geld dan wel voor gebruikt is!’ Na een verblijf van nog enige uren in een wachtlokaal te midden van kaartende en Pep-lezende agenten mocht Carla naar huis.
Op 17 augustus 1965 schreef de spreekbuis van het klootjesvolk, De Telegraaf, in zijn redaktionele kolom dat er afgelopen zaterdag weer flink geslagen was en er weer processen-verbaal waren opgemaakt. ‘Wat nog ontbreekt is een schriftelijke vraag van een raadslid aan de burgemeester of hij de mening niet is toegedaan dat de politie niet te hardhandig is opgetreden.’ Desondanks vonden op 29 augustus twee cpn-raadsleden de euvele moed de burgemeester om opening van zaken te vragen over de happenings bij het Lieverdje. Aanvankelijk voelde Van Hall er niet veel voor. Seegers, fractieleider van de cpn, vroeg in de raad (16 september 1965) opnieuw wanneer nu eens ‘de kwestie van de vopo's’ ter sprake zou komen in de raad. Seegers bedoelde daarmee niet de politie-agenten maar abusievelijk de provoos. De cpn-fraktie was in het geheel niet bezorgd over het lot van de provoos, die zij slechts als ‘kleinburgerlijke, dekadente half-intellektuelen’ verachtten, maar over het precedent dat door de politie geschapen was voor eventuele ‘bonafide volksbewegingen’ in de toekomst. Op 28 september was de burgemeester eindelijk zo welwillend in de gemeenteraad een verklaring af te leggen, hoewel hij dat als hoofd van de politie niet verplicht is. Het beleid van de Amsterdamse politie schijnt een zaak te zijn waarvoor men aan de Amsterdamse burgers geen verantwoording hoeft af te leggen, alleen aan de provinciale regering in Den Haag. Het was in zekere zin tragies voor de Autoriteiten dat nu juist een kleurloze figuur als Van Hall de eerste officiële verklaring namens hen moest afleggen. Zoals te verwachten was kwamen er niets dan ondeskundige gemeenplaatsen uit zijn mond. ‘Het is volkomen onaanvaardbaar dat een groepje losgeslagen jongeren regelmatig ordeverstoringen veroorzaakt in onze stad.’ ‘Er zijn in Amsterdam een aantal herries geweest die het publiek in heel Nederland geërgerd hebben. Dat blijkt ook wel uit een nipo-onderzoek, waarbij 81% van de Nederlandse bevolking er voor was dat deze jongens en meisjes een pak slaag kregen.’ Toen verschillende provoos, onder wie Robert Jasper, op de publieke tribune na deze woorden begonnen te joelen over ‘das gesunde Volksempfinden’, schreeuwde Van Hall: ‘Als iemand op de publieke tribune nog één woord zegt, gaat hij eruit. Dan zal u worden vervolgd voor lokaalvredebreuk. Daarop staan strenge straffen. Als iemand wil merken hóe streng moet hij zijn bek nog maar eens open doen.’ | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
Vervolgens wees de burgemeester op het grote gevaar van jeugdrellen in het algemeen. De Russiese stilyagi kregen van de burgemeester in dit verband een berisping, omdat er bij zo'n rel op het Rode Plein in Moskou zelfs een dode zou zijn gevallen. ‘Wanneer men niet onmiddellijk krachtig optreedt kan de zaak volkomen uit de hand lopen.’ Maar over de oorzaken van jeugdrellen wilde hij geen discussie: ‘Ik voel mij daar niet bevoegd toe.’ Alleen de konfessionele partijen in de gemeenteraad hadden eigenlijk nauwelijks behoefte aan een verklaring van de zijde van de Autoriteiten. De psp bijvoorbeeld had scherpe kritiek. In het bijzonder kommissaris Landman werd door hen ondeskundig en te gewelddadig geacht. De pvda - bij monde van Ed van Thijn - laakte het gebrek aan openheid waarmee dit soort zaken in de raad behandeld werd. Drs. Gruijters (toen nog raadslid voor de vvd) pleitte voor meer zelfbeheersing van de politie. Ondanks alle kritiek was ieder het echter in principe met de burgemeester eens: de provoos mochten de orde niet verstoren; op de een of andere manier moest een eind aan de happenings gemaakt worden. De prioriteit van het verkeer boven de happenings werd door elk raadslid aanvaard. Een principiële aanval op de huidige maatschappij en haar openbare orde was door geen van de raadsleden gedaan. Een andere reaktie van de Autoriteiten was een uitspraak van staatssecretaris C. Egas. In zijn toespraak ter gelegenheid van de uitreiking van de Autora-prijs in Opmeer (16 september 1965) sprak hij: ‘De eenzaamheid der provo's, de nihilistische leegheid der provo's, bedreigt in beginsel onze samenleving.’ In de lente van 1966 wijzigde Egas zijn houding tegenover Provo radikaal. Hoewel ik het zelf nooit voor mogelijk houd Autoriteiten van ons gelijk te overtuigen begon Egas, na een lezing van mij voor de Vrije Akademie in Den Haag te hebben bijgewoond, in kranteninterviews en voor de tv plotseling enthousiaste pleidooien te houden. Het is voor ons natuurlijk mooi een anti-autoritaire Autoriteit in Den Haag te hebben, maar het is het begin van een inkapseling. Duco van Weerlee droeg zijn boekje Wat de provo's willen aan Egas op. Het is een teken dat onze felle en konsekwente aanval op de Autoriteiten door de (waarschijnlijk integere) houding van Egas aan kracht heeft ingeboet. Je kan het niet van iemand verlangen, maar wanneer de staatssecretaris van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk inderdaad het beste met ons voor heeft had hij er verstandiger aan gedaan ons in verbeten termen te veroordelen.
De zomer van 1965 is van beslissend belang geweest voor de toekomst van Provo. Van enkele verspreide individuen met anarchistiese en anti-rookideeën waren we een werkelijke beweging geworden met politieke en kulturele inhoud. We waren zo nauw bij het gebeuren in Amsterdam en bij het Grote Gebeuren in het algemeen betrokken geraakt dat de dagbladen voor ons de betekenis kregen van een persoonlijke brief van een vriend. De kennismaking met Constant Nieuwenhuys en zijn ideeën over New Babylon hadden ons daarnaast een toekomstperspektief gegeven, die de klassieke anarchistiese beweging helaas ontbreekt. | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
De ‘ideologie’ die in september 1965 onder de provoos gevormd was werd neergelegd in een ‘Oproep aan het internationale provotariaat’ die in het Nederlands, Frans, Duits, Engels en Russies als Provokatie nr. 8 verspreid is. De inhoud van deze oproep is in principe nog steeds de basis van onze ideeën. Onze hoop dat de provotariese akties zich over de hele ontwikkelde wereld zouden verbreiden was gebaseerd op (zoals het slot van Provokatie nr. 8 luidde) de komst van: ‘...de grote provokatie, waartoe wij het internationale provotariaat oproepen. | |||||||||
Provo manifest 1967Het provotariaat, de groeiende dé-klasseAlleen een totale revolutie kan de utopie New Babylon redden. Niet de westerse beschaving, die in elk geval verloren is en het redden niet waard. Juist de westerse beschaving is het die een wo iii of een Brave New World zo waarschijnlijk en New Babylon zo onwaarschijnlijk maakt. Een anarchistiese revolutie, die aan de oorlog in Vietnam in het bijzonder en het militarisme in het algemeen een eind maakt, die de fabrieken en andere produktiemiddelen onder het kollektieve beheer van produsenten en konsumenten brengt en de macht van centrale autoriteiten vernietigt door de vestiging van een federalistiese wereldmaatschappij. Een anarchistiese revolutie, die de kloof tussen honger en overkultuur onmiddellijk overbrugt door de opruiming van de resten van het kolonialisme en een veelzijdige systematiese ontwikkelingshulp. Elke sociale revolutie is voor zijn slagen afhankelijk van een klasse van mensen die belang bij deze revolutie heeft. Natuurlijk, iedereen heeft belang bij deze revolutie, maar dat belang is objektief en niet subjektief. Het gaat er niet om of wetenschappelijk aangetoond kan worden dat deze sociale revolutie voor de hele mensheid de beste oplossing is, maar dat een deel daarvan dit voelt, begrijpt en in de sociale revolutie zijn direkte belang ziet. Alleen wanneer een homogeen deel van de mensheid, gedreven door een emotionele verbondenheid met de revolutie, bereid is zich voor de sociale revolutie in te zetten kan hij slagen. Op dit moment bestaat die revolutionaire klasse allereerst uit het hongerende proletariaat in de onderontwikkelde werelddelen. Wie heeft er meer belang bij een spoedige verandering in de verdeling van het voedsel over de wereld? Begrijpelijk, maar niettemin fataal, dat het hongerende proletariaat zich in meerderheid aan de kant van het burokratiese kommunisme plaatst. De konservatieve oorlogspolitiek van de overgekultiveerde landen, met name Amerika, kan de neiging tot het kommunisme alleen maar stimuleren. Om het hongerproletariaat op het spoor van het anti-autoritaire socialisme te brengen, zou er in de welvaartslanden een korresponderende klasse moeten bestaan, die belang bij een gezamenlijke wereldrevolutie heeft en het anti-autoritaire socialisme propageert. Maar de arbeiders uit de overgekultiveerde landen denken aan we- | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
reldrevolutie noch aan anarchisme. Dus leek het tot voor kort onvermijdelijk dat de wereld zou worden opgesplitst in het zieltjes winnende kommunisme en het winst makende kapitalisme. Tot voor kort, want een bijbelse geschiedenis herhaalde zich. In het boek Daniël is het heilige volk in babyloniese gevangenschap. Babylon is opgeklommen tot welvaart en verliest zich in dekadente feesten. Dan verschijnt het waarschuwende taken op de muur, onbegrijpelijk voor hen die zich met het welvarende rijk vereenzelvigd hebben: ‘Maar eensklaps kwamen er vingers van een mensenhand te voorschijn, De verklaring van deze tekst: Babylon is het kapitalisme dat zich in dekadente feesten (het eeuwige patat vreten, kettingroken, bonbonnetjes snoepen en biertjes drinken) in de overkultuur zwelgt. Het waarschuwende teken: dat onbegrijpelijk is voor de politie, die zich vereenzelvigt met de welvaartsstaat en niet inziet dat dit teken het ‘mene mene tekel ufarsin’ voor de westerse beschaving beduidt. Psychologen, sociologen, politici, niemand kan het verklaren, zelfs Buikhuisen niet. Buikhuisen weet niets van het heilige volk, dat hij uit een algeheel onbegrip ‘lieverdjes’ noemde. Terwijl het in het oude testament juist gaat om het heilige volk: het provotariaat.
Het provotariaat is de nieuwe opstandige klasse in de welvaartslanden. Het bestaat uit provoos, beatniks, pleiners, nozems, mods, rockers, blouson noirs, stilyagi, mangupi, raggare, gammler, kunstenaars, studenten, anarchisten, ban-de-bommers. Uit alle jongeren die geen carrière willen maken, die in de asfaltjungles van Moskou tot New York, overal waar happenings, demonstraties, nozemrellen, protestsongs en studentenakties plaatsvinden, zich voelen als een witte fiets op een autobaan. Het provotariaat is dus én ekonomies én psychologies bepaald. Het werkt niet in regelmatige loondienst en is bezield van een subversieve mentaliteit ten aanzien van de gevestigde orde. Tegenover het provotariaat staat het numeriek overweldigende, maar apathiese Konglomeraat van verslaafde konsumenten. Terecht heeft professor Nagel dit Konglomeraat klootjesvolk genoemd. Het is ontstaan uit de samensmelting van grote delen van de vroegere arbeidersklasse en van de vroegere bourgeoisie. Ekonomies wordt het in tegenstelling tot het provotariaat gekenmerkt door een | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
intense betrokkenheid bij het produktieproces en de vrij algemene wil tot het maken van ‘carrière’. Psychologies gezien is het Konglomeraat een klasse van tevreden gefrustreerden. Tevreden zijn de verslaafde konsumenten omdat het hun materieel goed gaat, gefrustreerd omdat zij juist door hun eigen verslaving aan... (vul maar in) geremd zijn. Het Konglomeraat is in tegenstelling tot het provotariaat niet subversief, maar konservatief gezind. De nieuwe klassentegenstelling provotariaat-konglomeraat wordt verduidelijkt door het onderstaande schema. De cirkel stelt de bevolking van Nederland voor. De rechte horizontale lijn deelt de bevolking naar het marxisties schema in; een bezittende en een niet-bezittende klasse. In het overgekultiveerde Nederland is dit schema niet meer aktueel, daar de klassenstrijd die er het gevolg van was geluwd is. Een groot deel van de niet-bezittende klasse, heeft een aanzienlijk aandeel in het bezit van de genotsmiddelen gekregen en heeft zich gekonformeerd aan de moraal van de bezittende klasse. Dit deel heeft zich samen met een deel van de bezittende klasse, die zijn oorspronkelijk klassebewuste houding heeft laten varen en in omgekeerde richting moreel is verarbeideriseerd, tot het Konglomeraat van verslaafde konsumenten gevormd. De bevolking van een welvaartsland laat zich sociologies niet uitsluitend door de mate waarin het een aandeel in het bezit heeft klassificeren. Er is behalve een ekonomiese, ook een psychologiese, horizontale as, waarvoor de arme landen de ekonomiese luxe niet hebben. Met het stijgen van de welvaart gaat de horizontale as een belang- | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
rijker rol spelen. Daalt de welvaart, dan zal de vertikale as belangrijker, de ekonomiese konflikten talrijker en de marxistiese klassentegenstelling weer aktueel worden. De psychologiese maatstaf hangt ten nauwste samen met de houding t.a.v. het produktieproces van de mensen. De participatie-as, die laat zien in hoeverre men betrokken is bij het produktieproces, loopt parallel met de psychologiese as. Wie in deze maatschappij zeer betrokken is bij het produktieproces en carrière maakt zal konservatief gezind zijn. Zo is rechts op de cirkel (gearceerd) het Konglomeraat van verslaafde konsumenten (en producenten) ontstaan, bijgenaamdklootjesvolk. Wie onbetrokken in het gevestigde produktieproces is en niet regelmatig in loondienst werkt is dit produktieproces doorgaans niet sympathiek gezind en is een subversief element in de maatschappij. Zo vormt zich links op de cirkel het provotariaat. Ook deze klasse bestaat uit een samensmelting van bezittenden en niet-bezittenden. Veel studenten en kunstenaars zijn immers uit de oude bourgeoisie afkomstig. De negentiende-eeuwse klassentegenstelling is nog niet helemaal verdwenen. Een deel van de bourgeoisie handhaaft haar oude moraal, haar oude klassebewustzijn en haar oude posities. Uit haar midden (zwartgemaakt op het schema) komen de autoriteiten voort. In principe is zij behoudend gezind, maar bereid tot verbeteringen om revolutionaire situaties te voorkomen. Ook voor een deel van de zogenaamde arbeidersklasse is de negentiende-eeuwse situatie nog niet veranderd. Het werkt (voor zover niet in ziektewet of aow), staat vijandig tegenover de ‘bourgeoisie’ en heeft linkse, soms revolutionaire ideeën. Deze klasse verkeert nog in de waan dat de marxistiese klassentegenstelling het maatschappelijk leven ook nu geheel en al beheerst (gespikkeld op het schema). Het schema is niet feilloos. Een corpsstudent is onbetrokken in het produktieproces, maar is, afgezien van loze studentengrollen, niet subversief, meestal konservatief gezind. Volgens de participatie-as hoort hij tot het provotariaat, maar volgens de psychologiese as tot het Konglomeraat. (Van studenten en scholieren kan gezegd worden dat ze maar tijdelijk tot het provotariaat behoren, omdat ze na hun studie vaak in arbeid verloren gaan. Toch vormen zij een konstante faktor in het provotariaat, omdat er elk jaar weer nieuwe studenten worden gerekruteerd.) Andere uitzonderingen zijn mogelijk. De klassen op het schema hebben als politieke exponent een partij, die uit die klasse voortkomt en er zich op richt. Op het Konglomeraat richten zich de rechtse partijen: de konfessionele partijen, de liberalen en in het bijzonder de Boerenpartij, die spekuleert op het onbehagen dat een - onbewust - gevolg is van de verslaving als konsument en de volledige overgave aan een stelsel, dat moreel en intellektueel aan z'n eind is. De oude bourgeoisie (zwart op het schema) is gelieerd aan dezelfde rechtse partijen plus de pvda. De linkse partijen richten zich speciaal op het proletaries restant (op het schema wit). De kwantitatieve achteruitgang van deze klasse verklaart de moeilijkheden waarin de linkse partijen verkeren. | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
Het provotariaat oriënteert zich op psp, pvda of Provo. De laatste is de eerste origineel provotariese (politieke) beweging ter wereld. | |||||||||
Aan wie de toekomst?Zeker is dat het provotariaat zich uitbreidt naarmate de welvaart stijgt. Werkloosheid door automatie en de mogelijkheid om van de afval van de welvaart te leven zal vele jongeren onbetrokken bij het produktieproces doen raken. Het proletaries restant zal in aantal afnemen. Het slinken en tenslotte verdwijnen daarvan ten koste van het provotariaat en het Konglomeraat zal een van de belangrijkste sociologiese veranderingen in het laatste derde deel van deze eeuw zijn.Provotariaat op de Dam.
Roel peinst. Wanneer het provotariaat geen bijzondere kwaliteiten zal opbrengen is het gevaar van een nieuw fascisme, dat potentieel aanwezig is in het kwantitatief dominerende front van verslaafde konsumenten, groot en permanent. Vandaar ook mijn vrees dat een toekomst zonder atoomoorlog naar een Brave New World leidt. De politieke kracht van het provotariaat is nog zwak omdat het een dé-klasse is. Het is samengesteld uit heterogene komponenten, die uit andere klassen gedeklasseerd zijn. Er zijn, grofweg, drie groepen: 1. De studenten, met een groeiend politiek bewustzijn. De aanleidingen tot opstandigheid zijn de bevoogding van staatswege (Amerika, Spanje, Oost-Europa), een gebrekkig beurzenstelsel (Nederland, Frankrijk) en andere politieke faktoren. In de kapitalistiese landen neigen zij vaak tot een marxisties socialisme, omdat dit het alom bekende linkse alternatief is. Maar de laatste jaren wint het anarchisme onder de studenten aan populariteit. 2. Kunstenaars en drug-addicts, die in Amerika de ‘hippie left’ genoemd worden. Hun verzet is niet politiek bewust maar emotioneel en een gevolg van hun individualisme. 3. Het straatprovotariaat. De grootste groep, die door z'n massa en vitaliteit van groot belang kan zijn. Het verzet van de nozems, brozems, pleiners, damrakkertjes enz. komt voort uit een anarchies instinkt. De zee van vrije tijd wordt op straat doorgebracht, waar de politie dit instinkt door haar onbeholpen autoritairisme aanwakkert. Omdat het straatprovotariaat ledig is en ledigheid des duivels oorkussen is, is het straatprovotariaat ontvankelijk voor de duivel van het anarchisme. Provo probeert het straatprovotariaat z'n vrije tijd kreatief te laten beleven. Een autoritaire opvoeding en klassikaal onderwijs hebben het straatprovotariaat dat niet geleerd en het integendeel meestal afgeleerd. Buikhuisen geeft in zijn vermaarde proefschrift een treffend interview met een jonge straatprovotariër, die vertelt hoe hij z'n zondag doorbrengt: ‘Nou eh, ik word dan 's morgens wakker, en dan denk ik bij me eige: wat zal ik vandaag weer eens gaan doen, weet je wel. Nou en dan ga ik me eige wassen en eten, en dan ga ik in m'n stoel zitten, weet je wel, en ergens aan denken. Ik denk dan aan de bioscoop, maar dat gaat ook vervelen. Al die films komen op hetzelfde neer. Nou en dan ga ik ergens een cidertje kopen, weet je wel; en een stukje rijen op de brommer en verder weet ik eigen- | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
lijk niet hoe ik die zondag door moet brengen, maar 's maandags denk ik weer: hè was ik maar vrij dan ga ik lekker overal heen, maar als je vrij bent dan denk je: nou heb ik helemaal geen interes.’ Dat zijn de woorden van iemand die op het hoogtepunt van zijn vitaliteit staat, die evenmin als bij miljoenen andere jongens geëxploiteerd wordt. Op de een of andere primitieve manier moet de verveling, desnoods met geweld, doorbroken worden. Dat gebeurt als een groep van deze jongens op straat een spannende gebeurtenis provoceert, waarin zij zich eindelijk uitleven kunnen. De gemeenschappelijke behoefte aan avontuur en exploitatie van braak liggende kreativiteit is de oorzaak van het feit dat relletjes in de grote steden regel zijn geworden. Opgekropte kreativiteit is een onverwoestbare provokatiemotor. Zolang de politie niet tot massale eksekutie overgaat zijn regelmatige relletjes niet te voorkomen. Nu wordt het straatprovotariaat in aanraking gebracht met de provoganda, die zegt: relletjes zijn nodig, want de politie, de openbare orde en de hele gevestigde maatschappij is fout en moet geprovoceerd worden. Logies dat zij eerder naar ons luisteren dan naar hun bazen, ouders, schoolmeesters of burgemeesters. Wanneer we er inderdaad in slagen om het straatprovotariaat bewust te maken van zijn gedrag, zal blijken dat de afstand van straatrel tot happening niet groot is. De sublimatie van primitieve agressie als gevolg van frustratie en een begin van kreatieve vrijetijdsbesteding zijn dan een feit. In Amsterdam heeft dit proces zich al ten dele voltrokken.
De politiek van Provo is gericht op de evolutie van het provotariaat van een heterogene dé-klasse tot een homogene klasse. Dé-klassebewustzijn wordt gestimuleerd door propaganda onder alle delen van het provotariaat. Het onttrekken van jongeren uit de kapitalistiese maatschappij door full time dienst in het anarchistiese provobedrijf is een andere methode. Het belang van het provotariaat van een sociale revolutie ligt in zijn verlossing uit de babyloniese gevangenschap. De poging tot een kreatief leven door een grote groep van opstandige vrijetijdsbesteders die gefrustreerd wordt door een tot ondergang gedoemde, kreativiteit negerende maatschappij maakt het provotariaat tot een potentiële revolutionaire klasse. Als het provotariaat er zich bewust van is dat het het oude Babylon, waarin het gevangen zit, vernietigen wil om het nieuwe Babylon te vestigen zal het provotariaat het noodzakelijk komplement van het hongerproletariaat worden, in de strijd tégen overkultuur en vóór sociale revolutie. | |||||||||
De techniek van het provocerenOm z'n geringe kansen volledig uit te buiten moet het provotariaat nauwkeurig weten wie de Autoriteiten, de belanghebbende bazen van deze maatschappij zijn, van welke middelen zij zich bedienen en hoe zij op de vitale plaatsen getroffen kunnen worden. De Autoriteiten: het Bedrijfsleven en de Staat, gepersonifieerd in de grote ondernemers en de regerings- en partijfunktionarissen. Zij | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
zijn in de beide autoritaire maatschappijtypes innig met elkaar verbonden. Onder het kapitalisme domineert het Bedrijfsleven, onder het kommunisme de Staat deze autoritaire kombinatie. Onder het kapitalisme zijn de regerings- en partijmensen te zeer gebonden aan de beslissingen van de grote concerns (te meer omdat zij zelf vaak persoonlijke belangen bij die concerns hebben) om een onafhankelijke rol te spelen. Onder het kommunisme is de ondernemer met handen en voeten aan regering en partij gebonden; de kommunistiese Staat is in feite de grote kapitalist. De macht van het Bedrijfsleven in het kapitalisties stelsel is gekoppeld aan ekonomiese uitbuiting van de arbeiders maar ook aan een grote mate van vrijheid van meningsuiting, terwijl de macht van de Staat onder een kommunisties stelsel gepaard gaat met een gebrekkige vrijheid van meningsuiting maar een iets grotere mate van sociale rechtvaardigheid. (Het anarchisme tracht de beide lichtzijden in zich te verenigen: sociale rechtvaardigheid én vrijheid van meningsuiting om zowel ekonomiese uitbuiting als een gemonopoliseerde meningsuiting uit te schakelen.) De Autoriteiten zijn de top van een hiërarchies opgebouwde maatschappij. Het carrièrejagend klootjesvolk leent zich ervoor de sporten van de ladder die de Autoriteiten uitgezet hebben te beklimmen. Het Konglomeraat van verslaafde konsumenten is de voornaamste drager van een maatschappij die door de Autoriteiten gestruktureerd is volgens drie politieke basisprincipes: centralisatie, militarisme en privé-bezit. Deze maatschappij is centraal georganiseerd in de regering en in de direkties van de grote concerns. Hoewel er ook impulsen vanaf de basis, de konsumenten en de producenten komen, wordt de maatschappij primair gedirigeerd door deze centra. Karikaturaal komt het centralisme als mentaliteit tot uitdrukking in het militair apparaat, dat het wapen van de Autoriteiten is om hun macht in laatste instantie te waarborgen. Die macht is op het principe van het privé-bezit gebaseerd. Het privé-bezit is het recht op sociaal onrecht door ongelijkheid van bezit. De Autoriteiten gaan in het uitoefenen van dit (on)recht natuurlijk vooraan. In Amerika verdient 2% van de bevolking meer dan een derde van het nationaal inkomen. In de kommunistiese staten bepaalt een kleine elite van vooraanstaande politici de bestemming van het nationaal inkomen. Om de mensen geestelijk aan te passen aan een autoritaire maatschappij die op deze drie principes gebaseerd is, is een autoritaire moraal ontwikkeld, waarvoor bewust en onbewust een alomvattende propaganda gemaakt wordt. Een moraal die in het seksuele leven monogamie (met als konsekwentie het gezin) voorschrijft, in het dagelijks leven een arbeidsethos en in het levensbeschouwelijke een theïsme (want ook het kommunisties atheïsme is een theïsme; niet de heilige geest maar de stof heeft daarin de allesbeheersende funktie van een god). Om de drie politieke principes en de moraal van de autoriteiten te steunen en te doen naleven staat hen een apparaat van machtsmiddelen ter beschikking. De grote kommunikatiemedia zoals televisie, radio, dagbladpers, onderwijs, kerk, bioskoop en museum gaan vrijwel | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
eensgezind uit van de autoritaire politiek en moraal. In de kapitalistiese demokratieën is het mogelijk d.m.v. dezelfde kommunikatiemedia scherpe kritiek uit te oefenen. Oppositionele kranten, radioen tv-programma's, rekalsitrante dominees en andere vormen dan het autoritair-klassikale onderwijs (Montessori, Decroly) kunnen echter niet verhinderen dat de grote kommunikatiemedia nog altijd principieel in handen van de Autoriteiten staan. Principieel, omdat de Autoriteiten in het uiterste geval tot een verbod kunnen overgaan; mogelijk gemaakt door een wet die ontworpen en vastgesteld is in de geest van de drie autoritaire principes en hun moraal. Toen de jacht op de konsument geopend werd mobiliseerde men natuurlijk ogenblikkelijk de kommunikatiemedia voor de verleiding, de verslaving en de uitbuiting van de konsument. Op dit moment staan de kommunikatiemedia bijna zonder uitzondering ter beschikking van verborgen of juist een beschamend openlijke verleiding van de konsument. Elke dag weer belagen zij ons met hun wetenschappelijk uitgebalanceerde propaganda voor overkonsumptie. Als laatste machtsmiddel is er de politie, die zorgt dat de ‘openbare orde’ geen haar gekrenkt wordt. Want wat is de openbare orde? De dagelijkse praktijk van de autoritaire politiek, de autoritaire moraal en de autoritaire machtsmiddelen, die samen het fundament zijn van de overkultuur waarin wij leven.
Om tegenover deze maatschappelijke machine ook maar een theoretiese kans te hebben moet het ludieke provotariaat een slim spelletje spelen. Een spel dat het effekt van een geraffineerde strijd op basis van een revolutionaire konseptie moet hebben, maar niettemin een spel. Want voor de autoritaire moraal, die nut en verplichte arbeid predikt, betekent onnut spel en vrijwillige arbeidsloosheid een permanente provokatie. Het is geen toeval dat de ingezonden stukkenschrijvers ons steeds weer verwijten dat we ‘nietsnutten’ zijn en ons in ‘werkkampen’ willen hebben. Onze taktiek voor de aanval tegen de autoritaire maatschappij moet bestaan uit een mengeling van reformisme en provocisme. Tegen elk onderdeel van hun machine moeten wij zowel door positieve Witte Plannen als door negatieve provokaties ageren. Positief en negatief, maar in beide ekstreem. Aan de ene kant moeten wij door reformistiese Witte Plannen laten zien hoe de maatschappij zou kunnen zijn, aan de andere kant moeten we door provokaties laten zien hoe de maatschappij in werkelijkheid is. Onze provokaties moeten krises veroorzaken, zodat in de verwarring en de anti-autoritaire golven die daar het gevolg van zullen zijn de Witte Plannen meer kans hebben om aan te slaan. Het strategies sluitstuk van deze reformprovocistiese taktiek is de direkte solidariteit van het provotariaat in de overgekultiveerde landen met het proletariaat in de onderontwikkelde landen. Die solidariteit wordt nu ontwikkeld door voorlichting aan het provotariaat over de strijd van het proletariaat tegen de koloniaal-autoritaire mogendheden en door demonstraties in de westerse asfaltjungles door het provotariaat om de proletariese bevrijding te steunen. Tegenover de autoritaire maatschappij stellen wij de anarchistiese, | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
die niet hiërarchies maar anarchies georganiseerd is. Het politieke zwaartepunt ligt hier niet bij de Autoriteiten aan de top, maar bij de produsenten en konsumenten aan de basis. Zij regelen het ekonomies leven volgens de drie politieke principes van het anarchisme: federalisme, anti-militarisme en gemeenschappelijk bezit (in plaats van cantralisme, militarisme en privé-bezit). Tegenover de autoritaire moraal stellen wij de libertaire. Wij zijn tegen de moraal van monogamie omdat die over het algemeen slechts verdorde seksuele relaties kunstmatig in stand houdt en vóór het Witte Wijvenplan, waarvan het principe is de totale amorele promiscuïteit. Het doel van het plan is seksuele vrijheid en onafhankalijkheidvan de vrouw, die nu door onervarenheid vaak het slachtoffer is van de op gang komende seksuele revolutie. Een begin moet gemaakt worden met de vestiging van seksvoorlichtingsburoos in alle wijken van elke stad, die alle meisjes op hun veertiende verjaardag een uitnodiging tot grondige voorlichting sturen. Secundair is het Witte Wijvenplan gericht op een tweede emancipatie van de vrouw. Want hoewel de vrouw door haar eerste emancipatieperiode politiek gelijkberechtigd is geworden bleef haar bestaan meestal gericht op het gezin en de opvoeding van haar kinderen. De mannen konden op het gebied van maatschappelijke, artistieke en ekonomiese kreativiteit domineren. In de toekomst zal de vrouw echter van het gezin en de kinderen afgeleid worden door de automatie en de mechanisatie in het huishouden en het dalend aantal geboortes.Zij zullen zich bezig gaan houden met een ander soort kreativiteit, dat nu bijna uitsluitend het terrein van mannen is. Haar achterstand zal de vrouw in de tweede emancipatieperiode moeten inhalen. Bovendien voorziet het Witte Kinderenplan in de uiteindelijke opheffing van het monogame en paternalistiese gezin. Prakties gezien bestaat het Witte Kinderenplan uit het vormen van crèches onder leiding en verantwoording van de ouders van de kinderen in de crèche. Vervreemding tussen ouders en kinderen, dat het grote bezwaar is van het huidige crèche-systeem, wordt zo voorkomen. Het eksperiment dat nu door individuele provoos ondernomen is met het Witte Kinderenplan willen zij verlengen met Wit Onderwijs; sommigen van hen zijn onderwijzer. Vanzelfsprekend krijgt dit onderwijs een zo individualisties en vrijheidslievend mogelijke vorm. Tegenover het autoritaire arbeidsethos hebben wij onze ludieke en kreativistiese moraal gesteld. Tegenover de autoritaire machtsmiddelen (kommunikatiemedia, verslaving van de konsument, politie) stellen wij de machtsmiddelen van alle konsumenten en alle producenten: de witte kommunikatie, de bewuste konsument en het Witte Kippenplan. Witte plaatselijke televisienetten moeten het mogelijk maken dat op een demokratiese manier zoveel mogelijk personen op een door henzelf te bepalen marnier van dit medium gabruik maken. Alles uiteraard zonder advertenties! De machtsmiddelen van de Autoriteiten zijn makkelijk te provoceren. Je hoeft alleen maar de autoritaire kommunikatie te doorbreken | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
door illegale (dwz. niet officieel gesanktioneerde) lektuur in omloop te brengen om de Autoriteiten te dwingen in te grijpen en zich in hun ware gedaante te laten zien. De politie te provoceren is letterlijk kinderwerk (wat in dit geval niet tegen kinderen maar tegen de politie pleit). Je hoeft maar even in het openbaar een praatje af te steken bij een beeldje, ergens een bloem te leggen, op de grond te gaan zitten of wat rozijnen uit te delen of het hele politieapparaat met al z'n uniformen, laarzen, petten, sabels, knuppels, waterkanonnen, politiehonden, traangasbommen en overvalwagens komt in het geweer. We hebben gezien dat dit de politie er niet populairder op gemaakt heeft. De eerste gezagskrisis is op deze manier al door ons geprovoceerd. De provokatie van het machtsmiddel politie wordt nog verhevigd door het Witte Kippenplan. Het gaat erom dat de politieman geen knuppelende smeris moet zijn maar een sociaal werker. Hij moet ontwapend en ontwapenend zijn door het verstrekken van allerlei praktiese zaken aan het publiek: lucifers, voorbehoedmiddelen, verband (en in de pop-art-versie van het plan: appeltjes van oranje en gebraden kip). De Witte Kip zal geen ‘openbare orde’ (die mr. Cammelbeeck terecht de orde van het kerkhof genoemd heeft), maar een ludieke orde, waarin alle kreatieve gebeurtenissen op straat kunnen plaatsvinden, te beschermen hebben. Tegenover de verslaving van de konsument stellen wij zijn bewustmaking. De konsument moet over alles wat hij konsumeert en hoe hij het konsumeert voorgelicht worden vanuit het belang van de konsument. Tegen te dure of te slechte artikelen moet de konsument in aktie worden gebracht. De bestaande konsumentenorganisaties voldoen in dat opzicht niet, bovendien worden ze gesubsidieerd door de Autoriteiten. Zodra Provo over de kommunikatiemedia beschikt die in staat zijn konsumentenboykots bij verrassing te proklameren en tot sukses te voeren zal de bewustmaking van de konsument en zijn opstand beginnen. De konsumentenboykot is trouwens de enige vorm van ekonomies verzet die in de werkloze toekomst mogelijk zal zijn, wanneer de mens zich massaal uit het produktieproces zal hebben teruggetrokken. Het staken van de produktie zoals de arbeiders dat deden en doen zal onmogelijk worden. Het staken van de konsumptie is dan het enige alternatief. En ook nu kan een grootscheepse bewuste konsumentenaktie diepgaande gevolgen hebben. Als de bewuste konsument alleen nog maar koopt wat geestelijk en lichamelijk goed en gezond voor hem is kan een ineenstorting van de hele overkultuur (waarvan het beroep op heb- en vraatzucht een fundament is) het gevolg zijn. De manifeste vormen van overkultuur zoals de atoombewapening, de automanie, de luchtverontreiniging en de voedselvergiftiging zijn de dankbaarste objekten van onze agitatie, omdat zij evident fout zijn. Zelfs de Autoriteiten kunnen de atoombewapening alleen maar onder duizend ekskuses en zogenaamd met tegenzin voortzetten, omdat iedereen voelt dat de voorbereiding van een atoomoorlog een on- | |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
vergeeflijke misdaad tegen de mensheid is. Meer en meer steden beginnen hun centra voor partikulier autoverkeer af te sluiten. In het bijzonder het straatprovotariaat heeft de pest aan de autofilie. Ook Buikhuisen heeft dit opgemerkt, in dezelfde geest van zuur onbegrip als waarin zijn hele boek gesteld is schrijft hij: ‘Ook het wegverkeer wordt vanzelfsprekend gehinderd. De rijweg wordt geblokkeerd, auto's worden aangehouden. Vooral wordt vreugde ontleend aan het vervolgens achteruitduwen, optillen of zelfs jonassen van auto's. Uitstekende delen, zoals spiegels, antennes e.d. moeten het daarbij soms ontgelden. Het Witte Fietsenplan is vooral een effektieve provokatie omdat een enorm arbeidsleger bij de auto-industrie betrokken is; een op de zeven Amerikanen! Door het benadrukken van de witte fiets als openbaar vervoermiddel is het tevens een provokatie aan het autoritaire privé-bezit. Bovendien is het verkeer het eeuwige voorwendsel van het gezag voor het handhaven van de openbare orde. Het Witte Schoorstenenplan heeft hetzelfde effekt. Het benadrukt frisse lucht als gemeenschappelijk bezit en verzet zich tegen het te gelde maken van dit openbaar bezit door grootindustrie en automobilisme. En deze provokaties zijn nog maar het begin; of zouden de provoos zich zonder verzet neerleggen bij de verontreiniging van hun voedsel, de bodem en het water? | |||||||||
Waarom?Er is geen plaats voor heroïek of hoopvolle verwachtingen. Zelfs theoretiese konsepties over het benutten van onze laatste kansen zijn romanties; de provoos wikken, de Autoriteiten beschikken. De gevolgen van een internationale atoomoorlog zullen nauwelijks iemand overlaten om over de slachtoffers te rouwen. Ook de doden zullen niet treuren. De Brave New World zal ons doen verzinken in een heerlijke hypnose, waarin we ons van de Autoriteiten geen kwaad meer weten. Waarom provoceren we eigenlijk? Je doet het omdat je denkt: Ik ben die ik ben en verzetten zal ik mezelf tegen ieder die me door de dood of door hersenspoeling van mezelf wil vervreemden, zolang ik kan. Zelfs al verzet ik me met geen ander wapen dan met de kracht van de wanhoop, want juist in het verzet ben ik mezelf. | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
Kontra-provokaties en kommentarenSociologisch gezien verschilt het provogedrag niet veel van dat van de nozems, maar psychologisch betekenen zij een grote stap vooruit. Men kan de zaak ook historisch bekijken (nu we toch bezig zijn): in den beginne van de welvaartsstaat was de nozem, een animaal reagerend wezen, zonder enig besef van wat hem bewoog en waar hij naar toe wilde. Daarna waren er de ‘magiërs’, die waarachtig wel wisten door wat of door wie zij beïnvloed, geleid of gemanipuleerd werden (van kosmische stralen tot sigarettenfabrikanten en andere sinistere of opwekkende machten). In deze oplopende reeks van het animale of het magische is nu, met de komst van de provo's het derde of rationele stadium bereikt. Wat de magiërs deden en doen, is natuurlijk hoogst boeiend en amusant, en het verdwijnen van figuren als Robert Jasper Grootveld en Bart Huges zou voor Amsterdam een groter gemis zijn dan het vertrek van de burgemeester en de hoofdcommissaris, maar wat deze begaafde warhoofden te vertellen hebben, is wél je reinste onzin. Wat de provo's daarentegen beweren, is soms van een verbluffende redelijkheid. Het wordt alleen niet zo gezien door buitenstaanders, dank zij de vaak bizarre verpakking van hun ‘boodschap’, maar vooral ook door het feit, dat hun redelijkheid in strijd is met het psuedo-rationalisme dat opgeld doet in onze maatschappij. Ik ken bijvoorbeeld weinig dingen die zo logisch en simpel zijn, en zozeer in strijd met de officiële plannenmakerij, als het Fietsenplan zoals dat uiteen is gezet in Provo 2. Zelf ben ik al lang tot het stakkerige inzicht gekomen dat het libertarisch anarchisme veel te zuiver is om ooit ‘haalbaar’ te kunnen zijn, zeker niet in een land als het onze, waar het wemelt van de liberale, protestantse, socialistische, katholieke, communistische en pacifistische gezagsaanbidders, die allemaal bewéren dat ze het gezag een noodzakelijk kwaad vinden. Ik geloof, zoals ik een paar jaar geleden al eens in VN schreef, dat een flinke scheut anarchisme Nederland bijzonder veel goed zou doen. Het optreden van de provo's heeft dat geloof een beetje tot hoop verheven. Hoewel, toen ik gisteren op mijn altijd groene rijwiel op de Egelantiersgracht reed, zag ik twee witgekalkte fietsen tegen een boom staan. Ze waren met een dikke ketting en een hangslot aan elkaar geklonken. J. Eijkelboom, in Vrij Nederland, 25 december 1965.
Ik behoor niet tot degenen, die van oordeel zijn, dat wij er verstandig aan doen zo min mogelijk aandacht te wijden aan de opstand der provo's, omdat men hen daardoor belangrijker zou maken dan zij | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
in werkelijkheid zijn en dat het het beste is hun provocaties tot relletjes maar dood te zwijgen, omdat hun terreur van de straat dan vanzelf over zal waaien. Hoe verward en infantiel de provostrategie en hun denkbeelden die daaraan ten grondslag liggen, ook mogen zijn, zij vormen juist door het stelselmatige opvoeren van de techniek van het sarren een autoritair gevaar, dat erop gericht is, de democratie angst in te boezemen en de rechtsorde - met alle gebreken en tekortkomingen die daaraan kunnen kleven - te verlammen. Hetgeen zij beogen is, desnoods door een uitgelokt bloedbad, aangericht te midden van het argeloze ‘klootjesvolk’, dat zij in wezen veel meer verachten dan de politie - waarmee zij een schuldige eenheid van ‘het doel heiligt de middelen’ vormen - een schemering van de macht naderbij te brengen, waarin zij hun slag hopen te slaan. Jacques Gans, in: De Telegraaf, 22 maart 1966
Na ieder treffen tussen politie en provo's kan men horen dat laatstgenoemden op barbaarse wijze zijn mishandeld. Hoewel zij bij het stichten van brand en het aanbrengen van beschilderingen hier en daar in de nacht van zaterdag op zondag alweer niet mogen mopperen, zou het toch verstandig zijn als de zich gemaltraiteerd voelenden een klacht zouden indienen. Op zijn minst even verstandig zou het zijn als de politie bij een volgend optreden tot arrestatie van de verzetslieden zou overgaan, zelfs al zouden daarvoor autobussen moeten worden gehuurd. Op het ogenblik wordt sterk de indruk gewekt, dat in Amsterdam op straat moet worden uitgemaakt, wie gelijk heeft en waar het gezag ligt. In feite echter is er geen twijfel mogelijk: in geen geval kan de dienst worden uitgemaakt door een groep op hol geslagen anarchisten, evenmin als dat kan door de gebruikelijke misdadigers (met wie de provo's zich, naar zij zeggen, verwant voelen). Graag zou men zien, dat dit voor de rechter werd bevestigd. uit: Algemeen Handelsblad, 21 maart 1966 | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
Uit Provo nr. 2
| |||||||||
Amsterdam 1634:‘De heeren Burgemeesteren hebben den Raad voorgedragen hoe dat zij, merckenden dat die karossen, koetsen, kalessen ende diergelijck rijtuigh binnen dezer stede, hoe langer hoe meer toeneemen, daarin zeer beducht zijn, en daarom, eensdeels ten aanzien der engheit van de straten ende steegen binnen dezer stede, door dewelcke men sonder groot gevaar niet wel rijden kan [...] sal er bij keure verbodt gedaan worden aan alle burgeren en inwoonderen dezer stede, van niet te moogen met karossen, koetsen oft diergelijck rijtuygh in oft door de stadt rijden...’
Dit werd in de tijd van de grote stadsuitbreiding uitgevaardigd door de machtige regenten ten koste van hun eigen stand; de karos met paarden en voerman was toen zeer kostbaar. Een decreet dat getuigt van wel zeer veel visie en gemeenschapszin, vooral als men bedenkt dat achter de poorten grote parkeerterreinen werden aangelegd: Muider-, Weesper-, Utrechtse-, Leidse-, Frederiks- en Haarlemmerplein. De reizigers stopten daar en gingen verder te voet de stad in. | |||||||||
Amsterdam 1965:Met een door God geschonken burgervader; met duizenden wetenschappelijke beambten; met groter kapitaal dan ooit tevoren, met meer ‘Algemeen Belang’ en meer ‘Demokratie’ moeten wij konstateren: dat tonnen giftige gassen in een leefruimte van bijna 1 miljoen mensen worden geproduceerd en verspreid; dat straten en stoepen verdwijnen onder ‘luxe’ blik; dat honderden doden en duizenden gewonden worden opgeofferd aan de gemakzucht van een minderheidje van automobilisten; dat aan een unieke stad onherstelbare schade is en wordt toegebracht door het autofiele klootjesvolk. Niet waar? De volgende gegevens moeten zelfs de meest automaniakale lezer wel overtuigen van de juistheid van het voorgaande: | |||||||||
Kwade dampen in AmsterdamDe Koninklijke Shell waarschuwde reeds jaren geleden wat er al niet vrijkomt als men 300 liter benzine verstookt (wat de gemiddelde automobilist op vakantie nodig heeft):
Hoewel hiervan volgens dit koninklijk instituut het allergrootste gedeelte ‘gelukkig (!) door de uitlaat naar buiten wordt geblazen’, is ‘het kleine gedeelte wat achter blijft voor de motor zeer slecht. Gebruik daarom de beroemde Shell X-olie en uw kostbare motor wordt tegen deze vuiligheid beschermd’. Het lot van deze kostbare motoren kan ons weinig schelen, belangrijker is echter dat er tegen het allergrootste gedeelte van de gassen die ‘gelukkig’ naar buiten ontwijken geen bescherming mogelijk is voor de minder kostbare mens. Voor de motor van geen belang, maar voor de mens dodelijk vergif zijn verder de volgende uitlaatgassen:
Uitlaatgassen waren dan ook in nazi-Duitsland een veel gebruikt en effektief middel voor het vergassen van joden.
Het ontstaan van al deze gassen in het verkeer wordt veroorzaakt door de onvolledige verbranding van de benzine. Dit treedt vooral op bij langzaam rijden, stationair draaien, fel optrekken en | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
afremmen, situaties die in het stadsverkeer niet te vermijden zijn. Bovengenoemde hoeveelheden zijn daarom in de stad nog veel ongunstiger. | |||||||||
Amsterdam bedolvenVolgens Amerikaanse normen is per 100 m2 straat de volgende parkeerruimte nodig:
100 meter straat heeft bij een breedte van 2.40 meter maar 16 parkeerplaatsen, terwijl er volgens deze norm 41 nodig zouden moeten zijn. Duidelijk blijkt nu dat in een stad aan de behoefte aan parkeerruimte uiteindelijk nooit voldaan kan worden. Tengevolge van de enorme ruimte die de auto's innemen kunnen in grote steden (zoals Amsterdam) ambulancewagens en brandweer vaak niet meer doeltreffend optreden, door de hinder die zij onderweg ondervinden. | |||||||||
Minderheid van 7% terroriseert verkeerIn het spitsuur is het verkeer in de binnenstad van Amsterdam als volgt verdeeld:
Een straat met per richting een 3 meter brede strook voor auto's en een 3 meter brede strook voor fietsen en een aparte tramrails verwerkt bij een kruispunt met verkeerslichten in een 2-fasenregeling (24 sec. groen en 30 cycli per uur):
(gegevens stadsontwikkeling Rotterdam)
Dit maakt duidelijk dat 7% van het verkeer ruim de helft van alle ruimte voor zich opeist. Bij deze 7% is het verzadigingspunt reeds bereikt. Er treedt al een soort bemand parkeren midden op de weg en vaak op de trambaan op, waardoor het tramverkeer aanzienlijke schade wordt toegebracht. Voor de 49% fietsers en brommers is het verzadigingspunt nog niet bereikt. Een 1.80 meter breed fietspad (Willemsbrug Rotterdam) verwerkt binnen een kwartier 2000 wielrijders! Ook de tram is nog lang niet aan zijn maximum toe maar wordt in zijn mogelijkheden beknot door stilstaande auto's op zijn rails. Het Gemeente Vervoerbedrijf Amsterdam heeft becijferd dat iedere personenauto die in het spitsuur van de binnenstad naar een buitenwijk rijdt gemiddeld een schade aan stagnatie aanricht van ƒ 1,- per keer of ƒ 500,- per jaar (de kosten van 10 witte fietsen!) zonder daarvoor te betalen. Deze auto's onttrekken ruimte aan de stad, die hard nodig is, en ze eisen ruim de helft van alle overheidsvoorzieningen (verkeerspolitie enz.) voor zich op. We kunnen spreken van een ernstige vorm van diskriminatie van de andere weggebruikers. Washington berekende dat voor iedere burger die voor $ 3000,- een auto koopt, de Staat voor $ 23000,- aan complementaire voorzieningen bijdraagt. | |||||||||
Één grote onbewaakte overwegVolgens deskundigen is het tolereren van motorverkeer op een gemeenschappelijke weg met andere weggebruikers, in het bijzonder voetgangers, niet toelaatbaar en rechtstreeks verantwoordelijk voor het grote aantal doden en gewonden op de weg en op straat. In steden met meer dan een half miljoen inwoners zijn 71,4% van de doden voetgangers. In feite is de stad één grote onbewaakte overweg die bij de Spoorwegen niet maar bij het Heilige Automobiel wel geaksepteerd wordt. Terecht is door de stadsontwikkeling in de Bijlmermeer voor dit verkeer een eigen weg op een eigen nivo ontworpen. En de ruimte rond de woning is vrij gehouden als parkeerruimte. | |||||||||
Het fietsenplanHet is dus absoluut noodzakelijk dat minstens het centrum van Amsterdam (binnen de grachtengordel) voor alle motorverkeer (auto's, brommers etc.) moet worden gesloten. Als uitbreiding van het openbaar vervoer ontstaat dan automaties een grotere frekwentie van meer dan 40% door het wegvallen van de stagnatie. Een besparing van minstens twee miljoen gulden per jaar met hetzelfde materiaal en dezelfde mensen zal het gevolg zijn.
Wij stellen voor dat de gemeente 20.000 witte fietsen aankoopt per jaar (kosten één miljoen) ter uitbreiding van het openbaar vervoer, want deze Witte Fietsen zouden van iedereen en van niemand moeten zijn. Binnen enige jaren zou het verkeersprobleem in het centrum van de stad op deze wijze opgelost zijn. | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
Provo stelt vrijwilligers in de gelegenheid om als eerste stap op weg naar de 20.000 Witte Fietsen per jaar elke zaterdagavond om 12 uur hun fiets wit te laten verven bij het Lieverdje op het Spui. Het semi-openbaar vervoer dmv. taxi's zal voor het vervoer binnen de stad moeten worden voorzien van elektries aangedreven motoren met een maximum snelheid van 40 km. Veel automobilisten zullen aan het Centraal Station arriveren of aan de rand van de stad op grote parkeerplaatsen, die aangelegd moeten worden, hun auto parkeren en overgaan op stadsvervoer. Een rapport over het verkeer in Amsterdam en een adres aan de Gemeenteraad over Provo's Fietsenplan is in voorbereiding.
EEN AUTO funktioneert slechts als vervoer binnen een dunbevolkt gebied of van een dunbevolkt gebied naar de stad. Voor het vervoer binnen de stad is de auto gevaarlijk en totaal ongeschikt, voor vervoer van stad naar stad zijn technies betere middelen mogelijk. Voor deze doeleinden is de auto een verouderde oplossing. HET MODERNE KLOOTJESVOLK, dat het met onze stellingen ongetwijfeld niet eens zal zijn, dient overigens te bedenken dat: in New York het gehele centrum inclusief de kantoor-, winkel- en uitgaanscentra en zelfs Wallstreet VOOR ALLE PRIVÉ AUTOVERKEER GESLOTEN is; Londen door een prakties totaal parkeerverbod het openbaar vervoer tot 90% opgevoerd heeft; de NDSM op zijn grote terreinen aan bezoekers rode fietsen ter beschikking geeft; de winkeliers van de Haarlemmerstraat in Amsterdam in een adres aan de Raad verzochten van verdere auto-terreur te worden verschoond, door hun straat te sluiten voor alle autoverkeer. Politieke besluiteloosheid en vertraagde onbenullige aanpassingen moeten NU worden doorbroken met een radikale oplossing:
GEEN MOTORVERKEER MAAR WITTE FIETSEN! rij jij? ik niet!
automobilisme-sadisme bram-bram-
bram de heilige-koe-van-het-westen-
verering - toet-toet - alweer een lijk
zorg dat u er ook bij bent - brambram
bram koopook' nauto - lekkertoeren
- stop die tijger in je hoofd brambram
koolmonoxyde-song - asfaltrecreatie
brambram bermtoerisme brambram
brambram onbekommerd rijgenot
zebra-doordouwen brambrambram
nationaal monument voor verkeers-
slachtoffers voerje motor nog watop
autozegening ruil jezelf in-occasion
brambrambram benzineverslaving
de automatisch bestuurbare mens
beschuldiging van moord aan alle automobilisten
BRAM-BRAM-BRAM-BRAM-BRAM
Thom Jaspers
| |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
De Sade
| |||||||||
Eruit & Erin VVDonatien Alphonse Francois de Sade, geboren in 1740 als zoon van adellijke ouders. Als jongeman al worden bordeelhouders en koppelaarsters gewaarschuwd hem geen meisjes te leveren vanwege zijn seksuele eksessen. Na een nieuwe uitspatting verdwijnt hij, 23 jaar oud, in de gevangenis. Nauwelijks vrij vindt er een spektakulair proces tegen hem plaats. Rose Keller, weduwe, getuigt dat de markies de Sade haar ontvoerd heeft naar zijn kasteel en haar gegeseld en gesneden heeft, daarbij zeer angstwekkende kreten uitstotend. Dat de markies haar daarna opsloot in een kamertje, waaruit ze naar het dorp wist te ontsnappen. Alles op Paaszondag. Dat de Sade Paaszondag voor deze gelegenheid uitkoos, is allerminst toeval. Sade trachtte altijd zijn seksuele immoraliteiten te combineren met godslasteringen, waardoor zijn gedrag een fanatiek atheïsties en heiligschennend karakter krijgt. Hij schept er behagen in om in zijn boeken goedwillende meisjes te laten ontmaagden bv. dmv. heiligenbeeldjes met een geëigend formaat of, zoals in Juliette, de aartsschurk St.Fond zijn slachtoffers een pakt met de duivel met eigen bloed te laten ondertekenen, wat St.Fond dan door sodomie in hun anus drijft. Sade raakt nav. het proces Keller in de gevangenis.
In 1772 een nieuw schandaal. Sade en zijn knecht worden ervan beschuldigd in Marseille aan prostituées pastilles gevoerd te hebben, die winden bij hen moesten opwekken die Sade in z'n | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
mond wilde opvangen. Tevens beschuldiging van heteroseksuele sodomie en geseling. Bij deze gelegenheid blijkt duidelijk zijn anale aanleg, die ook in de bloemrijke beschrijvingen van de verrukkingen van anaal-georiënteerde handelingen tot uiting komt. Men brengt ook zijn lustgevoelens tav. het stelen van geld - freudiaans symbool - hiermee in verband. Uit de aanklacht blijkt verder dat het toppunt van verrukking voor Sade bereikt wordt door een kombinatie van aktieve en passieve sodomie, waarvoor dus drie personen nodig waren: de knecht, de Sade (in het midden), een hoer. Sade slaagt erin te ontvluchten, waarna hij en z'n knecht te Aix in beeltenis terechtgesteld en verbrand worden. Even later worden zij echter door verraad van zijn schoonmoeder gearresteerd en in Miolans gevangen gezet. Een romantiese episode volgt. De Sade ontvlucht de gevangenis, kompleet met doorgevijlde tralies, aan elkaar geknoopt beddegoed en pop-in-bed. Meteen daarop maakt hij het naar de zin van de vader van zijn kokkin te bont met haar, waarna de vader een aanslag met een pistool op hem pleegt. Mis. Na andere vrijzinnigheden komt hij terecht in de gevangenis te Vincennes. Tijdens deze gevangenschap heeft hij een zware geestelijke depressie. Hij houdt zich op psychopathiese wijze bezig met getallenmystiek. Uit de datering van een brief van zijn vrouw: le 5 février maakt hij op dat zij verliefd is geworden op een zekere Lefèvre, terwijl hij uit het cijfer 5 de lengte van de penis van deze Lefèvre afleidt. Als substitutie voor zijn seksuele nood in de isolatie van de gevangenis eet hij ongezond veel, zodat een afzichtelijke corpulentie niet uitblijft. Op het oog moet hij in deze periode een Nicolaas Kroese-achtige indruk gemaakt hebben: een decadent, volgevreten lid der heersende klasse, zich verliezend in waanzinnige getallenmystiek en schizofrene filosofietjes, fantasietjes. | |||||||||
VrijlatingKort daarna nieuwe gevangenisstraf, ditmaal in de Bastille. Nu eerst begint hij te schrijven, bezeten. Sade heeft een bescheiden rol gespeeld in de Franse revolutie, die nu aanvangt. Met behulp van een buis en een luchtkoker schreeuwt hij het samengeschoolde volk uit de Bastille toe hoe ellendig de gevangenen worden behandeld en dat zij (het is juli 1789) de Bastille nodig moeten bestormen. De gouverneur van de Bastille schrijft ongerust: ‘Als monsieur de Sade vannacht niet verwijderd wordt (3 juli) durf ik niet de verantwoording voor de veiligheid van het gebouw op me te nemen.’ Sade wordt inderdaad verwijderd, maar vergeefs: elf dagen later vindt de beroemde bestorming plaats. Of het optreden van Sade bij de bestorming werkelijk van belang is kan ik niet beoordelen. De revolutie bevrijdt hem en Sade stort zich erin. Hij verzet zich tijdens de Terreur tegen de doodstraf. Dat is niet in tegenspraak met zijn goedkeuring van de moord door een individu. Deze moord - ‘van onder op’ - beschouwt hij als verzetsdaad, als manifestatie van de vrije wil van de enkeling, als een bevrijding van de konventie van de christelijke moraal. De doodstraf daarentegen, van bovenaf uitgedeeld door een autoritair gezag, is een onding, een kille, zinloze wraakoefening. Refrein: hij wordt gevangen gezet, wonderlijk genoeg - dit keer - onder verdenking van gematigdheid. Hij protesteert: ‘O moordenaars, vrijheidsberovers, wanneer zullen jullie het begrip voor de mens gaan verkiezen boven de kunst hem op te sluiten en te doden?’
De reaktie van Thermidor geeft hem de vrijheid terug. Hij publiceert o.m. Zoloé et ses deux acolytes, een sleutelroman waarin hij Napoleon, Joséphine de Beauharnais en Tallien belachelijk maakt, waarop in 1801 het slotrefrein volgt: gevangenzetting in het krankzinnigengesticht Charenton, waar hij tot 1810 pen en inkt mag hanteren om zijn werk te voltooien, tot ook dat hem verboden wordt. Zijn dood laat nog tot 1814 op zich wachten. Hij laat een koffer na met 21 manuscripten, waarvan nu nog maar een klein deel gepubliceerd is. Ten dele zijn de manuscripten in het bezit van particulieren. Vermeldenswaard is, dat een verzamelaar het manuscript van Les 120 journées de Sodome destijds in een peniskoker bewaard heeft voor het nageslacht. | |||||||||
De Sade en Max Stirner‘Er is veel wijs inzicht voor nodig om mij te begrijpen, dat weet ik; ik ben een monster, door de Natuur uitgebraakt om haar te helpen in het vernietigingsproces waaruit zij de grondstoffen voor nieuwe scheppingen put. Ik ben weergaloos in mijn verfoeilijkheid, enig in mijn soort. O, al die scheldwoorden waar ze mij mee vereren, ik ken ze uit m'n hoofd; maar ik ben machtig genoeg om het buiten iedereen te kunnen stellen, wijs genoeg om in mijn eenzaamheid voldoening te kunnen vinden, om de hele mensheid te verachten, haar verboden te tarten, te lachen om haar mening over mij, ervaren en verstandig genoeg om met ieder geloof, iedere godsdienst de spot te drijven en iedere god naar de het te laten | |||||||||
[pagina 79]
| |||||||||
lopen, trots genoeg om ieders regeringsvorm te verafschuwen en mij boven alle banden, alle grenzen, alle ethiese principes verheven te voelen...’
Zo laat Sade de reus Minski uit Juliette zich voorstellen. Zo kan ik Sade aan de lezer voorstellen. Misdaad prikkelt en zweept hem op; ondeugd heeft een magiese aantrekkingskracht op hem. Hij denkt de deugd stuk en kan zich triomfantelijk op de misdaad konsentreren. Sade ontwijdt, schendt, blasfemeert, predikt misdaad en ondeugd. Sade is in zijn hartstochtelijke propaganda voor de misdaad slechts met één figuur te vergelijken: de anarchistiese filosoof Max Stirner, levend in de eerste helft van de vorige eeuw. In Der Einzige und sein Eigenthum (1834) geeft deze vrijwel dezelfde motivering voor de misdaad. De misdaad is voor hen beiden hét wapen in de strijd tegen godsdienst en moraal, die voor hen niets dan de schijnheilige middelen der heersers zijn om het volk zoet te houden. Geestelijke en wereldlijke macht spelen onder één hoedje.
Nee, de mens is een dier, gedetermineerd als de worm en het riet: ‘Wij worden door een onweerstaanbare kracht meegesleept en hebben het geen ogenblik in onze macht een andere gedragslijn te kiezen dan waartoe wij van nature geneigd zijn’ (Sade). De mens is het schuim, drijvend op de woedende golven der scheppende Natuur. Evenmin als de distel is hij tot iets ‘geroepen’.
Liefde is bijgeloof. Als wij iemand liefhebben is die persoon niets dan een willekeurig lustobjekt, geschikt om onze eigen erotiese begeerte mee te bevredigen. Een vrouw met wie we ons seksueel bevredigen - een fysieke behoefte - verschilt niet principieel van de boterham waarmee we onze honger stillen - een andere fysieke behoefte. Wij gebruiken en misbruiken de ander zoals we maar kunnen, spijs voor onze begeerte zegt Stirner letterlijk. ‘Wij lachen om de kwellingen van anderen: wat kan deze kwelling dan wel met ons gemeen hebben? Mijn naaste is niets voor me: er bestaat niet het minste verband tussen hem en mij,’ meent de Sade. Meelij is slechts de egocentriese vrees dat mij eens hetzelfde overkomen zal, wat nu de ander overkomt. Leef gerust je wreedheid uit; het is een natuurlijke kracht, bederf hem niet door valse beschaving en konventie. Toegegeven, het is vaak dienstig de ander te vriend te houden; dat kan van pas komen! Geest is een illusie. De mens is zichzelf, een geest die ons lichaam bewoont zoals een spook een verlaten huis is onzin. De geest wordt ons aangepraat om ons in God te doen geloven. Geen groter nonsens dan God. Als God bestond, hoe boosaardig en wreed zou hij dan moeten zijn, dat hij de meest misdadige kwellingen op de mensheid loslaat. Als er een God bestond zou hij dan een kwaadaardig monster zijn, de Duivel, dus Gods vijand. Kan God zichzelf en zijn vijand, de Duivel, tegelijk zijn? Omdat God niet bestaat kan er geen moraal gepredikt worden op grond van Gods woord. Er is geen recht en geen onrecht stellen de Sade en Stirner uitdrukkelijk. Wij hebben het leven zelf te interpreteren, niemand kan ons overtuigen van het juiste van zijn levenswijze. Over blijft: de totale subjektiviteit. ‘Gij alleen zijt de waarheid, of veel meer: gij zijt meer dan de waarheid, die voor u in 't geheel niets is,’ zegt Stirner. Ik, de Enige, ben overwinnaar!
De wereld is een machine, de mens een machientje was de kern der ijzig materialistiese leer der Franse verlichtingsfilosofen de la Mettrie, d'Holbach, Helvetius. Voor de Sade en Stirner is deze doktrine nog duidelijk aktueel. Het is voor hen één der motieven om tegen geloof en moraal de misdaad te prediken. Hoe moeten wij ons leven waarde geven? Alleen door het genot. Eveneens onder invloed van de heersende filosofie van de tijd gaven Sade en Stirner dit antwoord. Het eigen welzijn is de hoogste wet. Genieten, jezelf uitleven, dat is de kunst. Alle twijfel en ethiese bezwaren, die onze lusten in de weg kunnen staan, uitroeien. Zorg dat je geniet, doet er niet toe ten koste van wie.
De essentie van het genot is voor de Sade het kwaad. Het besef kwaad te doen maakt het genot pikant. Nooit doet men genoeg kwaad. Het kwaad moet steeds kwader worden om aantrekkelijk te blijven. Maar dan krijgt Sade een wanhopig makend inzicht. Echt kwaad doen is onmogelijk. Moord ik, dan verander ik slechts levende materie in dode. Ik vernietig niet werkelijk, maar verander slechts; werkelijk verdelgen kan ik niet. Steel ik, dan doe ik de materie slechts van eigenaar veranderen. Ik speel de natuur slechts in de kaart; de Natuur wil immers de misdaad zelf. Misdaad, echt Kwaad zou 't pas zijn als ik de zon uit haar baan rukte en de aarde ermee verschroeide.
Sade en Stirner prediken de misdaad niet alleen | |||||||||
[pagina 80]
| |||||||||
als aanval op de gelovige wereldbeschouwing vanuit hun atheïsme, maar ook als opstand van de maatschappelijk onderworpenen en, voor alles, als manifestatie van het individuele Ik, dat in de misdaad zijn vrijheid bewijzen moet.
‘Waanzin!’ laat Sade madame Dubois zeggen tegen de deugdzame Justine (Therèse). ‘De rechtvaardigheid van God! - zijn beloningen! zijn straffen! Allemaal onzin! Zie je dan niet hoe de wreedheid der rijken de armen dwingt tot opstand! Waarom openen zij hun beurzen niet voor onze nood? Laat menselijkheid hun hart beheersen, dat zal de deugd het onze beheersen! Onze ellende, ons geduld, ons geloof, onze slaafsheid verstevigen onze ketenen maar. We zijn allemaal vrij en gelijk door de natuur geschapen; maar als het toeval deze eerste natuurwet uitschakelt, is het dan niet aan ons haar grillen door onze kracht en getal te corrigeren? Omdat we arm zijn, Therèse, moeten we kruipen in nederigheid, moeten we onze dorst lessen in gal, onze honger stillen met stenen! Wil jij afzien van misdaad en moord, het enige wat de poorten van het leven voor ons kan openen? Zolang deze klasse over ons heerst zullen we vernederd blijven in gebrek en tranen! Neen!’ Stirner staat hier natuurlijk volledig achter, al heeft hij Sade waarschijnlijk nooit gelezen. Ook in het geval van misdaad als verzet der onderworpenen moet de Sade zich identificerenmet de duivel. Omdat het verzet de bestaande toestand wil veranderen associeert het zich met de duivel. De bestaande, bekende toestand komt ons immers warm en vertrouwd voor, de verandering, het onbekende daarentegen griezelig en duivels. Een conservatief trekje in ons dat natuurlijk nog wordt aangemoedigd door de propaganda der heersers, die uiteraard altijd pretenderen het Goede te vertegenwoordigen. We kunnen zo het Goede beschouwen als gevestigd en conservatief, het Kwaad als veranderend en progressief. De anarchisten, die zich in principe altijd verzetten, zijn dus de Duivel bij uitstek en met hen mensen als de Sade.
Opmerkelijk is, dat wanneer Sade de ondeugd hanteert als revolutionair wapen in handen van de onderdrukten, hij de ondeugd dus gebruikt uit naam van het Goede (sociale rechtvaardigheid). Dat hij het Kwaad hierdoor van zijn opwindende kracht, als Kwaad puur, berooft, is een tegenstrijdigheid in zijn denken. Het laat zien, dat Sade het Kwaad op alle manieren wil verdedigen, eenvoudig omdat het hem een hartstocht is. We kunnen Sade op tal van dergelijke tegenstrijdigheden betrappen. Hij is niet de bouwer van een logies afgerond systeem, hij tracht slechts zichzelf te rechtvaardigen, naar alle kanten, voor iedereen. Zijn filosofie ontleent z'n waarde niet aan de logika, maar aan de zeggingskracht. Niet alleen in dit opzicht is hij (Stirner ook) een voorloper van Nietzsche.
Het meest interessant is de misdaad als uitingsmogelijkheid voor de menselijke vrijheid. De paradoxale situatie doet zich nu voor dat de misdaad, eerst gelanceerd ter verdediging van een deterministiese levensbeschouwing tegen de gelovige, nú de springplank wordt tot de vrijheid. In de misdaad treedt de mens vrij buiten de grenzen der fysieke bepaaldheid vindt Sade. ‘In de misdaad bevestigt de egoïst zichzelf,’ schrijft Stirner. Het determinisme wordt door Sade met het verstand aangehangen, met zijn hart verlangt hij zich te overtuigen van zijn vrije wil. Dat blijkt ook uit het feit dat Sade en Stirner voor zichzelf een moraal willen ontwerpen en ook in politiek opzicht zeer vrijheidslievende voorstellen doen: waarom zou een determinist voor zichzelf een moraal ontwerpen? wat heeft het streven naar politieke vrijheid nog te betekenen zonder geloof in de menselijke vrijheid? Het determinisme wordt door Sade en Stirner slechts gebruikt als achtergrond waarmee hun vrije wil des te scherper kan kontrasteren. Ik zie | |||||||||
[pagina 81]
| |||||||||
dit dualisme tussen determinisme en vrijheid terug in deze wezenlijk ‘sadistiese’ houding: het verlangen naar de vleselijke overgave, waarin de mens zich verliest (géén vrije wil), naast het zichzelf willen blijven om de situatie meester te zijn (wél vrije wil).
‘Sadisme’ in de betekenis die Krafft-Ebing (1889) er in zijn Psychopathia Sexualis aan gaf is niets meer dan het plezier dat men beleeft door anderen pijn te bezorgen. Men kan aan het woord sadisme ook een veel ruimere betekenis geven: het genoegen van het zien van de eigen invloed op de buitenwereld, hetzij destruktief, hetzij konstruktief. Het is de wellust beleefd aan de macht, maar tevens aan de vrijheid. Begrippen die elkaar bij Sade en Stirner ten dele overlappen. Macht is de vrijheid die men voor zichzelf en eventueel over anderen heeft, vrijheid de macht tot een meervoudige keuze. Macht is bij Sade nooit de hitleriaanse, totalitaire macht van boven af, vrijheid is bij Stirner nooit het ethiese ‘Recht voor allen’. Zo raken sadistiese machtswellust en stirneriaanse vrijheidsdrang elkaar. De vrijheid wordt bij Sade en Stirner zo geïntensiveerd dat Sade door middel van steeds buitensporiger perversies ‘buiten zinnen’, buiten de perken probeert te treden, Stirner een boud individualisme proklameert: volstrekt egoïsme.
Het verlangen naar vrijheid blijkt ook duidelijk uit hun maatschappijbeschouwing. Stirner lost dit vraagstuk op in de vorm van zijn ‘Unie van Egoïsten’, een anarchie waarin wet, bezit, staat, leger en kerk zijn afgeschaft. De Sade doet verschillende voorstellen. Hij schrijft in een brochure (deel van La philosophie dans le boudoir) fel tegen de wet die het bezitsrecht garandeert. ‘Wat is de zin van een belofte die door alle individuen van een natie wordt afgelegd? Is het niet de bedoeling een volledige gelijkheid onder de burgers te handhaven, ten einde allen in gelijke mate te plaatsen onder de wet die het gehele bezit beschermt? Nu vraag ik u of een wet, die de man die niets bezit beveelt de man de alles bezit te respekteren, inderdaad rechtvaardig is.’ Daarom keurt hij wederom de diefstal goed, nu omdat ze tot egalisatie van het bezit leidt. Behalve diefstal ook laster, zedeloosheid en moord. Wetten die ten doel hebben dit tegen te gaan zijn niet geschikt de maatschappij te verbeteren. ‘Nieuwe wetten scheppen slechts nieuwe misdaden; de enige oplossing is de maatschappij te veranderen in een vorm waarin de misdaad voor niemand noodzakelijk is.’ Als algemene regels voor deze nieuwe maatschappij stelt de Sade opheffing van het privaatbezit, volledige gelijkheid (ook van de vrouw) en opheffing van het gezin, waarin Sade een gevaar voor gelijkheid en maatschappij ziet. En de wetgeving? ‘Het zou klinkklare waanzin zijn universele wetten te willen voorschrijven [...]; het is een schandelijke onbillijkheid te verwachten dat mensen met een verschillend temperament voor dezelfde wetten buigen; wat voor de ene mens past is nog niet voor allen geschikt. Ik geef toe dat men niet evenveel wetten kan maken als er mensen zijn; maar de wetten zouden zo mild en gering in aantal moeten zijn dat alle mensen, ongeacht hun karakter er gemakkelijk aan konden gehoorzamen.’
In de nadere verwezenlijking van deze algemene richtlijnen toont Sade zich nu eens een utopies socialist, dan weer een anarchist in stirneriaanse zin. In Aline et Valcour (1786) beschrijft hij een socialistiese staat, Tamoé, waarvan Zamé de zachtaardige koning is. Zamé vindt de grote oorzaken voor de ellende in Europa in het privaatbezit, klasse-onderscheid, religie en gezinsleven. In Tamoé is al het bezit aan de Staat gegeven, het geld afgeschaft, klasseonderscheid opgeheven, godsdienst tot een vage verering van de natuur beperkt en de kinderen worden er op staatsscholen opgevoed. Er zijn geen gevangenissen, er is geen doodstraf. Morele fouten worden gestraft door het gebod een onderscheidende kleding te dragen, ernstiger misdrijven worden door de stadsomroeper aan het volk algemeen bekend gemaakt. Moordenaars worden in een bootje gezet en hun signalement bekend gemaakt zodat ze niet kunnen landen. Er is geen staand leger, wel zijn alle mannen potentiële soldaten die het eiland beschermen kunnen tegen Europees kolonialisme, de enige angst op het eiland. In Juliette overweegt bij hem weer het volkomen cynisme, ongeloof in de mogelijkheid van een goede regering of wetgeving. Anarchie is het resultaat. De seksuele vrijheid is volkomen, overtuigd als hij is dat als het de bedoeling van de natuur geweest was dat de mens ingetogen zou zijn, hij hem niet naakt ter wereld zou hebben gebracht.
De omgang met de medemens is uiterst lastig, solidariteit bestaat niet, de ander kan men niet kennen behalve in de bijbelse zin van dat woord: ‘Wat een raadsel is de mens! - Ja, beste vriend, | |||||||||
[pagina 82]
| |||||||||
en dat is dan ook wat een zeer gevat man deed zeggen dat men beter doet hem te neuken dan hem te begrijpen.’ De anarchie van Sade lijdt, evenals die van Stirner, aan een dilemma: de gelijkheid, voorwaarde voor algemene vrijheid, wordt niet van harte aanvaard, wel echter de volkomen individuele vrijheid. Sade noch Stirner slaagt erin vrijheid en gelijkheid overtuigend met elkaar te verzoenen. Sade heeft te veel last van machtswellust, Stirner te veel van egoïsme. Sade zegt (met Stirner): ‘De persoonlijke belangen staan bijna altijd lijnrecht tegenover de gemeenschap.’ Daarom is hun anarchistiese visie op de maatschappij eerder een middel om hun in de grond a-sociale filosofie tot uitdrukking te brengen, dan dat zij voor verwezenlijking vatbaar is. Maar daar vragen zij ook niet naar! Deze leer is slechts gericht op verzet, opstand en revolutie. | |||||||||
Schrijven over De SadeIk sta krities tegenover de Sade. Zijn op hol geslagen subjektiviteit is de moeite waard, maar maakt zijn leer voor anderen dan de Sade zelf onaanvaardbaar. Zijn ideaal-maatschappij is onbestaanbaar. De lustmoord bijvoorbeeld, die Sade vaak goedkeurt, zou een maatschappij eenvoudigweg onleefbaar maken. Een achtergrond van Sades lustmoord, het recht van de sterkste op wellustige tirannie, is een onmiskenbaar fascisties aspekt. J.B. Charles noemt ‘de verheugenis in gewelddadige machtsuitoefening’ een der kenmerken van het ‘fascisme van alle tijden’ (in: Van het kleine koude front). Wat dit betreft zijn de anarchisten en ik dus beslist geen ‘vrienden van de Sade’.
W.F. Hermans merkt in zijn esseej Het sadistische universum eveneens de verwantschap tussen de Sade en Stirner op en noemt Sade inspirator van de anarchisten (‘Sade, cet esprit le plus libre qui est encore existé,’ zei Guillaume Apollinaire). Van het fascisties aspekt van Sade zegt Hermans: ‘Sade als aartsvader van het fascisme. Op die manier is het fascisme uit het anarchisme voortgekomen. Dat is het in zekere zin ook wel. Materialisme gekoppeld aan terreur.’
Maar nu zit Hermans er even gevoelig naast. Hij ziet dat Sade allerlei argumenten aansleept om de misdaad (waarvan hij bezeten is) te rechtvaardigen, waaronder een fascisties argument en een anarchisties. Het ene luidt: de misdaad is goed omdat de natuur er het recht van de sterkste op wellustige tirannie in openbaart. Het andere luidt: de misdaad is goed omdat het een wapen is in het verzet tegen de heersende klasse en het als zodanig een middel is, waardoor het individu zijn vrijheid bewijzen kan. Deze argumenten hoeven daarom nog geen verband met elkaar te houden! Zij kunnen elkaar zelfs tegenspreken en doen dat ook. Fascisme en anarchisme zijn elkaars tegendeel. Het fascisme is een dwangsysteem dat een kollektivistiese Staat wil niet aan de top van de burokratiese hiërarchie de almachtige Leider. Het anarchisme is een uiterst vrijheidslievende ideologie, die een individualistiese maatschappij wil zonder burokratie, hiërarchie of zelfs maar een regering. Een fascist in uniform is een vanzelfsprekendheid, een anarchist in uniform een contradictio in terminis. Fascisten willen de macht van boven af door de Leider uitgeoefend zien, anarchisten van onder op door het volk. En het zou in dit geval sofisterij zijn juist uit het feit dat fascisme en anarchisme tegenpolen zijn op te maken dat er wezenlijke overeenkomsten zijn.
Hermans' overeenkomst ‘materialisme gekoppeld aan terreur’ is een slag in de lucht. De anarchisten zijn bepaald niet allemaal materialisten, daarvoor is de invloed van christen-anarchisten als Tolstoj en de Nederlanders Domela Nieuwenhuis en De Ligt onder hen te groot. Het fascisme is nauwelijks materialisties te noemen, eerder een samenraapsel van mythologiese en idealitiese ideetjes. Hermans zal ook wel eens gehoord hebben dat Alfred Rosenberg de fascistiese filosofie neerlegde in een boek, getiteld: Der mythos des zwanzigsten Jahrhunderts en dat Hitler na de mislukte aanslag op hem in 1944 God en de Voorzienigheid voor de radio dankte of dat Hitler (geen fascist misschien?) steeds zijn astroloog raadpleegde alvorens iets te ondernemen...
De fascistiese terreur met de anarchistiese te vergelijken is smerig. Miljoenen fascistenknechten moordden op bevel miljoenen weerloze onderworpenen uit - enkele anarchisten pleegden op eigen initiatief aanslagen op enkele oppermachtige heersers (men moet nog in aanmerking nemen dat veel terreur is bedreven onder het interessante en excuserende mom van ‘anarchisme’). Een kwalitatief zowel als kwantitatief verschil van jewelste dus.
De hedonistiese leer en levensstijl van Sade is mij antipathiek, daar ik minder belang in het uitleven van mijn lusten stel dan in de exploitatie van mijn kreatievermogen. Het zingenot staat de kreativi- | |||||||||
[pagina 83]
| |||||||||
teit meestal in de weg. Toch wil ik mijn bewondering voor de Sade niet verhullen. Ik bewonder de eerlijke gedrevenheid waarmee Sade zich steeds weer tracht te rechtvaardigen, zijn losbandige vrijheid van denken waartoe zijn konsekwent hedonisme hem voerde. Ik stel me tot op bescheiden hoogte achter zijn misdadigheid en geweld, ik prijs zijn provocerend karakter en zijn anarchisante maatschappijbeschouwing.
Ik weet wel dat ik door relatief sympathiek te schrijven over Sade me de vereende woede van mijn wereldverbeterende kameraden op de hals kan halen. ‘Misdaad?!’ schrikt mijn christelijke kennis B., ‘mooie idealist ben jij!’, ‘Geweld?’ gromt de redakteur van Recht voor Allen, ‘weet je niet dat geweld geweld oproept?’, ‘Provokatie en anarchie?’ scheldt het socialistiese vriendinnetje van mijn positieve vriend R., ‘negatieve agressieveling!’
Zeker, ik distantieer me met dit artikel duidelijk van alle idealisme en christendom. Ik hoop niet dat ik ooit Volmaakt of een Jezus Christus de Tweede zal worden. Ik verlang naar de misdaad tegen de heersende klassen die deze wereld op een nucleair moment tot een dorre klomp radioaktiviteit zullen herscheppen. Ik geloof niet dat het Goede louter door het Goede bereikt kan worden; zonder het Kwade zou het Goede niet eens bestaan, het zou zich immers er niet meer van onderscheiden.
Ik tracht onze vijanden te provoceren, omdat ik weet dat we tot een frontale aanval niet meer in staat zijn. Ik zou wel eens precies willen weten wat mijn socialistiese vriendinnetje tegen negativisme en agressiviteit kan inbrengen, zonder zich op de christelijke moraal, dus zonder zich op Christus en Zijn vader, in wie ze immers niet gelooft, te beroepen. De anarchistiese maatschappij kies ik (zij het de veel realistieser anarchie der anarcho-syndicalisten) omdat zij mij de grootst mogelijke waarborg lijkt voor mijn vrijheid en kreativiteit én omdat zij voor mij de grote inspiratiebron is voor het verzet tegen deze autoritaire wereld. Roel van Duyn | |||||||||
[pagina 84]
| |||||||||
Provocisme
| |||||||||
Het Amsterdamse LieverdjeHet Amsterdamse Lieverdje is het vreemd te moede. Geschenk van de kapitalistiese Hunterfabrieken en symbool van de Verslaafde Konsument van Morgen, wordt hij meer en meer het middelpunt van anarchistiese provokaties. Een magiese sirkel van provoos sluit zich elke zaterdagavond om 12 uur om hem. Robert Jasper Grootveld houdt er al een jaar zijn anti-rookhappenings om te wijzen op het Grote Gebeuren, waarvan het Lieverdje, denkt hij, het middelpunt is. Zijn happenings zijn korte semireligieuse diensten die rustig verlopen.
Tot de politie de happening provoceerde. Het politie-optreden op de (anti-auto-) happening van 31 juli had tot gevolg dat het publiek op 7 augustus abnormaal talrijk was. De politie was al aanwezig voor de happening begon. (Zij kwam dus niet pas toen het ‘moest’ zoals de pers huichelachtig beweerde.) Toen Rob Stolk en Wouter de Vries begonnen te happenen en ook Robert Jasper verscheen grepen zij hardhandig in. Dr. Buikhuizen schrijft in zijn proefschrift terecht: ‘Een rel-bevorderende faktor is het onnodig ingrijpen van de politie.’ | |||||||||
[pagina 85]
| |||||||||
En onnodig was dit minstens. Rob werd van het Lieverdje gerukt, het pleintje om het Lieverdje schoongeveegd. Brigadier Lankhaar (3 streepjes!) stormde hakkenklappend op Willem-jan Stevens af, die een provo-fakkel vasthield en begon hem met zijn knuppel te bewerken. Stevens weerde in een reflex-beweging met de fakkel brigadier Lankhaar af, die van schrik zijn pet verloor. Enthousiaste provoos maakten de pet buit en hieven spreekkoren aan: ‘Een agent zonder pet is geen agent’, ‘De politie is fascistieser dan u denkt’. Stevens werd tenslotte in een politiewagen geschopt, waar Lankhaar zich lafhartig wreekte door de weerloze Stevens de brandende fakkel in z'n gezicht te duwen.
Intussen werd een fiets wit geverfd. Ook dit vreedzame tafereeltje was de politie blijkbaar te bar want ze sommeerden de fiets te verlaten en een meisje dat daaraan niet direkt gehoor gaf werd op 'r gezicht getimmerd. Een jongen kon zich niet inhouden en schreeuwde: ‘SS-er! Moffenknecht!’ Hij werd in elkaar geknuppeld, zijn vrouw buiten bewustzijn geslagen. Anderen werden door rechercheurs in burger afgerost.
Sirenes, gierende remmen: weer overvalwagens. Met de blanke sabel erop los: 30, 40 petdragers. De magiese sirkel wordt ruimer. Spreekkoren: ‘Wat zaait de boer? De boer zaait hennep!’, ‘Ugge, ugge’. De menigte wordt uit elkaar geslagen en achtervolgd, van Singel tot NZ Voorburgwal, van Spuistraat tot het paleis. De slaafse en valse berichtgeving van de dagbladpers was beneden elk peil. De politie ‘moest’ optreden, schreven zij, tegen de ‘raddraaiers’. ‘De provo's gooiden met fietsen’, fantaseert de spreekbuis van het klootjesvolk, De Telegraaf. De Volkskrant verzint er ‘voetzoekers’ bij, Het Vrije Volk ‘een regen van stenen’. Gezegd moet worden dat Het Parool de enige krant was die een objektieve weergave van het gebeurde gaf. In het Handelsblad geeft commissaris Landman van het betreffende buro Singel de Damnozems de schuld, die zich op de Dam verveeld zouden hebben. Wij menen echter dat de schuld eerder gezocht moet worden bij bepaalde geüniformde nozems, wie op het buro Singel het kaartspel blijkbaar niet opwindend genoeg was.
Omdat we dachten dat we de politie beter op redelijke wijze konden duidelijk maken dat haar aanwezigheid op de happening voortaan ongewenst was dan dmv. straatgevechten, hebben we een gesprek met commissaris Van der Molen en diens collega Landman gearrangeerd. Wij waarschuwden de politie niet meer te verschijnen, daar zij de situatie in dat geval niet meester zou blijven.
Politie vecht het liever op straat uit
Zaterdag 14 augustus 24.00 uur. Ondanks onze waarschuwingen en in tegenstelling met wat commissaris Van der Molen (MH) ons in het gesprek had voorgespiegeld (‘Als u niets doet dat met de wet in strijd is, zullen wij u uw gang laten gaan’) bezet de politie met 34 man het Lieverdje met sabels en knuppels. Rust tot 0.15 uur. Dan leggen twee anarchisten bloemen aan de voeten van het Lieverdje. Is dit een verstoring van de openbare orde? Toch worden de twee op hardhandige wijze in de boeien geslagen en weggevoerd.
Het talrijke publiek joelt verontwaardigd: ‘1,2,3, 4,5,6,7,8; gooi die smeris in de gracht.’ Vanuit de Spuistraat probeert een groep anarchisten met een rode vlag (erop: ‘IMAGE’) door te dringen naar het Lieverdje om er bloemen te leggen. Anderen, nozems van de Haarlemmerdijk, gooien met fietsbellen naar de politie en de happening ontaardt in een ordinaire rel.
Wij zijn van mening dat het optreden van de politie een inbreuk is op de vrijheid van meningsuiting, die zelfs wij krachtens de grondwet hebben.
Waar moet het heen? De happenings zullen uiteraard doorgaan en door het weinig onopvallend gedrag van de politie meer publiek dan ooit trekken. Het is voor de politie een noodlottige prestigekwestie geworden de happening gewelddadig te blijven verstoren.
Wij wijzen er steeds weer op dat wanneer de politie verstek had laten gaan, de happening niet langer dan een half uur geduurd had en niemand daarvan enige hinder had ondervonden. Er waren bloemen gelegd, er was een stille omgang gehouden en de volgende week was het publiek thuis gebleven.
Als anarchisten zullen wij de kultuur van kreatieve individuen (zoals R.J. Grootveld) altijd blijven verdedigen tegen het plompe politiegeweld. Voor zover het in onze macht ligt zullen wij de strijd voor de happening met geweldloze middelen voeren; in geweld is de politie ons immers | |||||||||
[pagina 86]
| |||||||||
de baas. Ons parool voor de komende happenings is: BLOEMEN, STILTE, STILLE OMGANG. Het ligt in de bedoeling de happening te decentraliseren, o.a. naar het monument van Domela Nieuwenhuis en de Dokwerker, beide symbolen van opstand tegen onderdrukking.
14 augustus al hebben enige provoos gelijktijdig met de happening bij het Lieverdje het standbeeld van Domela Nieuwenhuis vereerd met witte bloemen. Ook is er een fiets wit geschilderd. Wij hebben dit gedaan om te protesteren tegen het politiegeweld op het Spui.
Als de politie niet tijdig haar fout inziet en van geweld afziet, zal zij haar impopulariteit nog vergroten. De amsterdammers rond het Lieverdje zullen in nog groter mate afhankelijk worden van onze anarchistiese propaganda en zo zouden de happenings in de toekomst het karakter kunnen krijgen van periodieke opstanden. Opstanden tegen alle uniformen en alle autoriteiten. red. | |||||||||
Kommentaar op de inbeslagname van Provo 1 en de arrestaties van 19 juliEr zullen altijd wel eskimo's zijn, die Kongolezen hun gedrag bij grote hitte willen voorschrijven. Stanislaw Jerzy Lec
Men zou kunnen zeggen dat er in de 19de eeuw een grotere vrijheid van meningsuiting bestond dan nu. De toen levende anarchist Bakoenin spoorde aan tot het uit de weg ruimen van koningen en diktatoren, zonder dat een opruiingsartikel hem in de gevangenis kon doen belanden. De twintigste eeuw heeft ons verward in zoon ondoordringbaar net van wetten en wetjes, dat het onmogelijk lijkt de rechtbank te ontlopen als men niet mee wil lopen in de gebruikelijke trend. De revolutionair-socialist Sneevliet heeft ten tijde van de muiterij op ‘De Zeven Provinciën’ (gericht tegen de koloniale terreur in Indië, 1933) ergens geschreven, dat andere schepen dat voorbeeld moesten volgen. Dat was opruiing zei het wettelijk gezag: Sneevliet heeft er 5 maanden voor gekregen.
Het is opvallend, dat mensen die om politieke redenen met de justitie in aanraking komen, bijna altijd ter linkerzijde staan (anti-bom-demonstranten, dienstweigeraars, opruiers). We zien hierin aanleiding de rechterlijke macht te wantrouwen als orgaan, beïnvloed door konservatieve ideeën, te beschouwen als hulpstuk van een behoudzuchtige regering.
Het opruiingsartikel (art. 132 wetb. v. strfr.) mag men wat ons betreft met een gerust hart schrappen. Het verbiedt ‘verspreiding, openlijke tentoonstelling, aanslaan en in voorraad hebben van geschriften waarin tot enig strafbaar feit tegen het openbaar gezag wordt opgeruid’. Bedoeling is dus elke direkte ongehoorzaamheid aan het Gezag in de kiem te smoren. Het ontkent daarmee van elke revolutionaire of opstandige aktie bij voorbaat de waarde en tracht elke stap op weg naar grotere vrijheid dmv. direkte aktie te voorkomen. Een artikel dus dat voortkomt uit het kortzichtige geloof dat de gelegaliseerde orde ideaal is en niet te verbeteren. Dat er een andere, niet-gelegaliseerde orde zou kunnen bestaan (noemen we die bv. ‘vrijheid’) is blijkbaar een hallucinatie van ons.
IJverige politie-vingertjes schijnen Provo te spellen, op zoek naar dingen die verboden zijn geschreven te worden. Geschreven, want gezegd mogen ze kennelijk wél. Provo-medewerker Roel van Duyn heeft begin juni voor de VARA-radio ongeveer dezelfde opruiiende taal uitgeslagen, als waarvoor drie van ons zich nu in september zullen moeten verantwoorden.
Niemand van ons met wie wij aan het eerste nummer van Provo hebben gewerkt heeft ook maar vermoed, dat een gedeelte van de oplaag op het politie-buro terecht zou komen. Maar het is gebeurd, vooral door onze heruitgave van de omstreeks 1900 anoniem verschenen brosjure ‘De practische anarchist’ met een blijkbaar ‘opruiiende’ inleiding van onze hand. Waren het deze - overigens verouderde - recepten voor het vervaardigen van ontplofbaar materiaal, die de politie zo heeft doen schrikken? Of kwam dat misschien door het klappertje, dat erin bevestigd was, dat zij dachten te moeten ingrijpen? Het is waar, bij de huiszoeking in de Karthuizersstraat is ook een doosje klappertjes in beslag genomen. ‘Voorkomen is beter dan genezen,’ denkt de Amsterdamse politie blijkbaar. Voorlopig schijnen recepten voor explosieven een privilege te moeten blijven voor militaire handboeken en scheikundecursussen.
De politie heeft zich door haar al te doortastend optreden alleen maar belachelijk gemaakt. En | |||||||||
[pagina 87]
| |||||||||
wat de praktiese afwikkeling betreft: aan haar eigen regels heeft ze zich niet eens kunnen houden. Zonder ook maar een bevel tot huiszoeking te tonen is ze bij ons op verschillende adressen binnengedrongen. Uiteraard zijn we van mening dat voor de drie misdadigers, ‘opruiers’, Hans Metz, Olaf Stoop en Roel van Duyn VRIJSPRAAK het enige rechtvaardige vonnis kan zijn.
In deze rechtsstaat (wiens recht? het recht van de machthebbers!) worden misdadigers, inbrekers, moordenaars voor enige tijd in de gevangenis geborgen... om nog betere inbraken te bedenken. En provoos worden bedreigd met gevangenisstraffen... om daarna met een nog groter driestheid en met een nog groter walging van deze maatschappij, haar nog beter te kunnen provoceren. Dirk la Maître | |||||||||
Een persoonlijk woordje van een provoDe regering van deze indolente massa waartussen wij gedoemd zijn te leven interesseert het geen barst of wij hier dagelijks kreperen van de stinkende benzine en oliedampen. Daarentegen maakt zij zich bijzonder druk over de volksgezondheid wanneer het om verdovende middelen gaat. Mijn marihuana wordt steeds slechter, de benzedrine steeds duurder evenals de jenever. En dat terwijl het geen mens wat aangaat of ik mijzelf kapot wil maken en zeker de regering niet met hun meest onzinnige bepalingen. Maar tegen de verstikkende uitlaatgassen, waar je niet eens high van wordt doen ze niets. Het ondiep ademen is al levensgevaarlijk. Mijn longen zijn er zwart en vies van.
Ons reeds vaak bejubelde politiekorps helpt vriendelijk mee om de oto's veilig door de stad heen te leiden. Overal staan deze blauwe klaarovertjes om het verkeer hand en spandiensten te verlenen. In plaats dat ze de rotsooi nu eens lieten barsten, dan waren we gauw genoeg een groot deel van deze stinkdieren kwijt. Wanneer Mijnheer de hele dag nodig heeft om de stad door te komen, laat hij de wagen wel in de garage staan en neemt hij de witte fiets. Provoceer, want de walm hangt als een grijze rook boven de stad.
Praktiese provokaties: 1. tegen gemotoriseerde vervoersmiddelen. CENSUUR aan de mogelijkheden die er zijn met kleine fakirbedjes en aardappelmesjes; ga ook eens aan CENSUUR doen als je een oto vlak voor een gracht geparkeerd CENSUUR.
2. grote landelijke aktie. inzameling van benzinedoppen ter ondersteuning van verkeersslachtoffers (alleen voetgangers natuurlijk). Het liefst tijdens regenachtig weer inzamelen. Zij moeten afgegeven worden bij het buro Leidseplein tnv. Provo.
P.S. Als u er nu toch bent jat dan een paar PROVO's no 1 mee die daar in beslag genomen zijn. Rob Faado | |||||||||
Ons eigen losbladigGa naar voetnoot* anarchisties woordenboek.Volg goed de aanwijzingen op om ook zo'n handig Vandalen anarch woordenboek op de boekenplank te kunnen zetten. Knip langs de stippellijn de woorden afzonderlijk uit (heb je geen schaar? Een zakmesje is ook goed. Ook geen zakmesje? Dan maar scheuren, maak een scherpe vouw!) Nu de woorden, één per pagina, aan elkaar nieten of naaien. OPGELET, de woorden staan niet alfabeties.
KLOOTJESVOLK
HAPPENING kerkdienst voor ongelovigen, op zondagmorgen héél vroeg
CLAUS een playboy die straks met pensioen gaat om rustig kleine von amsbergjes te verwekken.
Provo nr. 1 is tengevolge van de politie-raids niet meer verkrijgbaar.
Piet, vergeet niet de vissen te voeren. Anastasia is reeds verzadigd. Joop. | |||||||||
[pagina 88]
| |||||||||
Bero IIToen hij op weg naar huis was kwam hij langs het beeld en daar hij de vorige week de happening gemist had, besloot hij nu te blijven kijken. Daar kwamen ze aan, met de fakkels. Hans en Martin ook. Hoestend trokken ze hun magiese sirkel en vreedzaam als gewoonlijk begon de happening, onder fakkellicht. Hij keek nog even, dacht aan zijn tramstempel die spoedig zou verlopen en wilde weer verder gaan. Hij zag nog hoe iemand met de fakkel op het beeldje klom en toen kwamen de uniformen. Twee, drie sprongen er naar boven en sleurden hem naar beneden, gaven hem met de zwarte bullepees een aframmeling. Steeds meer uniformen, overal de zwarte knuppels. ‘Een charge om de massa te verspreiden’ noemden de kranten het wilde inmeppen op iedereen die in de buurt was. Daar werd Joopje geslagen en Theo geschopt. Fotografen, belust op een rel, flitsten. Algemene verwarring. Een van de jongens met een fakkel rende langs hem heen, terwijl hij hem de fakkel in de handen drukt. Onmiddellijk ziet hij vier, vijf gummiknuppels op zich af komen. Verschrikt maakt hij met de fakkel een afweerbeweging, een prachtig plaatje voor de ochtendbladen. Hij zet het op een lopen, maar niet nadat hij een flinke tik op zijn hoofd gekregen heeft. ‘Weg met die fakkel’, denkt hij en zenuwachtig slingert hij de nog fel brandende fakkel naar de nu vakkundig ‘schoongeveegde’ plaats om het beeldje. ‘Uittrappen!’ wordt er gegild. Hij wilde nu wel eens weg, maar juist op het moment dat hij weg wilde lopen werd hij door twee individuen besprongen. In de rug, zodat hij onmogelijk kon zien wie 't waren. Door te bukken zwaaide hij ze over z'n schouders en kwamen ze aan z'n voeten te liggen. Toen pas zag hij dat 't een uniform en een rus waren die hij gevloerd had. Even dacht hij: had ik die fakkel nog maar, dan werd hij beetgepakt en naar de brandende fakkel bij het beeldje gesleept. Uittrappen, uittrappen, sisten de stemmen; hij was bang. De fakkel brandde wit en fel. Hij gaf het ding een enorme schop, dan zou-die wel uitgaan. Maar dat gebeurde niet. Hij wilde weer weglopen, maar nu besprongen vier uniformen en de rus hem weer, sleurden hem naar de politie-auto, waar hij toen maar in ging zonder zich te verzetten. Hij zag niet hoe één van de blauwjassen met de nog brandende fakkel op de auto afkwam en hem die grijnzend in het gezicht duwde. Met een vloek van pijn en ergernis viel hij achterover op de bank. Op het buro werd er nog meer geslagen. Het was er koud, maar zijn jas werd hem afgenomen en in de cel kreeg hij zelfs na herhaald verzoek geen dekens. Hij had maar met z'n poten van die bel af te blijven, anders werden er andere maatregelen genomen... Andere maatregelen in de donkere cel trokken hem niet aan en rillend ging hij op het uitgezakte zeil liggen, zich afvragend waarom ze hem nou weer te pakken hadden genomen, de politie nog wel, die toch altijd je beste kameraad was...
Dan eindelijk de nacht om. De volgende ochtend lange ondervragingen, afwijkend proces-verbaal over bedreiging (en wederspannigheid), hij hoorde het allemaal niet meer. Hij voelde hoe geprovoceerd hij was, de gloeiende plek op zijn wang. Hij kon gaan. In de gang werd hij staande gehouden door een blauwhemd, die met een doek een brommer oppoetste. ‘Heb je vervoer? hier staat nog een witte provofiets.’ Maar toen hij erop afliep om de fiets uit het rek te halen veranderde het blauwe hemd plotseling van houding. ‘Nee nee, die is in beslag genomen, laten staan!’ ‘Waarom? dat is toch het kollektieve vervoer, daar mag toch iedereen op?’ ‘Ze zullen er heus wel wat mee uitgespookt hebben’, werd hem de mond gesnoerd op een toon van maak je maar niet ongerust, als-ie hier staat is er altijd wat aan de hand; we zijn immers rechtvaardig!
Wat mee uitgespookt, ontucht mee gepleegd zeker: ‘PROVO RANDT MINDERJARIGE FIETS AAN’. Vrij was hij weer, voor hoelang? Eerst was hij geen provo, maar nu werd hij het; zijn gezicht gebrandmerkt, aangeraakt door de torch of anarchy. Mensen, dit verhaal is waar gebeurd, ik weet het zeker, want die provo dat was ik! Guillaume provo het illegale tijdschrift
voor de subversieve jeugd
provo het verboden tijdschrift
van de raddraaiende elementen
van raddraa
wees provo
lees provo
| |||||||||
[pagina 89]
| |||||||||
het T vee
Het kankerkleed
overdekt de kamer
en het T vee
(1 apaties blauw oog)
terwijl
bacillenkoning
philips
zegt:
‘bij televisiekijken
is verlichting nood
zakelijk om tè felle
contrasten ten op
zichte van de omge
ving te voorkomen
en de
HUISELIJKE GEZEL
LIGHEID TE BE
HOUDEN.’
erik olof
| |||||||||
Provootjes & vopootjes(Zoals bekend zijn vopootjes provokaties van het klootjesvolk tegenover het individu.) Havenmeester verplicht uniformpet te dragen De NCRV (radiokrant voor Nederland) bericht het volgende over ons:
‘Provo's zijn werkschuwe jonge mensen die in onbeschrijflijk vieze holen leven, op wat stro op de grond slapen en van een homp brood leven. Wanneer deze paria's fietsen wit gaan verven, dan moet de politie wel optreden...’ Op het Damrak is een provo die het woord ‘provo’ op zijn jas geschilderd had door een politie-agent afgetuigd.
Onze maandelijkse warning. De volgende automobielen zijn niet te vertrouwen (politie en BVD):
GS 22-92 Opel record, bruinrood (wit dak) GR 32-42 Witte amerikaan
Zoals bekend zijn provootjes provokaties van zelfstandige individuen tegenover het klootjesvolk van verslaafde konsumenten en autoriteitsaanbidders.
In Den Haag is een aktie-komité PROVO '65 opgericht, onafhankelijk van het tijdschrift. Anarchistiese akties zijn nu binnenkort ook in Den Haag te verwachten.
Op de verzamelbeurs in Amsterdam heeft een eksemplaar van Provokatie nr. 2 (CLAUS VON AMSBERG - PERSONA NON GRATA) 50 gulden opgebracht.
Nog een vopootje: De arrondissementsrechtbank te Amsterdam heeft in het proces Magielsen - Provo (over de foto van prins Bernhard) Roel van Duyn veroordeeld tot de proceskosten, zijnde ƒ 282,-. | |||||||||
MededelingenDe redaktie van Barst, het orgaan van de anarchistiese werkgroep zaanstreek, heeft besloten het uitgeven van een eigen blad te staken en voortaan ten nauwste samen te werken met provo. Barst maar. Rob Stolk Garmt Kroeze | |||||||||
Paarlen voor de zwijnenWil een individualist schrijven over wat hem drijft te doen zoals hij doet, zo te zijn zoals hij is, dan kan hij geen kontakt zoeken met de lezer, omdat hij anders konsessies doet aan eigen teoriën. Het is een zelfverlogening door de massa ook op mijn hoogte te trekken. Het onaangepast schrijven, het geen konsessies doen aan welke norm dan ook, blijkt in provo niet mogelijk te zijn. Omdat ik mij hier niet mee kan verenigen, distansieer ik mij van provo en de provo-beweging. R. Olaf Stoop | |||||||||
[pagina 90]
| |||||||||
uit Provo nr. 3
| |||||||||
Het palingoproerVan die impopulariteit getuigde al een ingezonden stuk in de Nieuwe Drentsche en Asser Courant van augustus 1886:
‘De Amsterdamse politie is in plaats van een keurkorps een korps van uitvaagsel. Wat tot niets deugt wordt politieagent. De bezoldiging is zeer laag. Behalve door helmen munt ze uit door niets. Daadzaken zijn, dat velen wegens dronkenschap uit het korps worden verwijderd, bekend zijn de gevallen, waarin agenten wegens het afleggen van valsche getuigenissen moesten worden gestraft, bekend is de wederrechterlijke inbraak in een huis en uitzetting van lieden door eenige agenten verricht, meer dan een geval is bekend van verkrachting jegens meisjes, die weggelopen waren, in het politiebureau verpleegd. Het korps staat in zoo slechten reuk, dat, naar ik verneem, men op andere plaatsen geen agenten of politiebeambten wil, die te Amsterdam hebben gefungeerd. Al deze dingen worden niet openbaar besproken, aanklachten tegen de politie worden gesust. Men wil geen reorganisatie, dat is uitgave van geld. Pound foolish - penny wise is het ook hier. Toch zou die, als de onlusten geheel bedaard zijn, voor alles noodig zijn. De verbittering tegen de agenten heeft zich sedert maanden getoond. Het woord politieagent is bij het volk execrabel. Hun gemis aan takt is spreekwoordelijk. De aanleiding tot de heele geschiedenis was ook gemis aan takt.’
Was de politie niet zo taktloos geweest om op de palingprovokatie in te gaan - er zou niets gebeurd zijn. Nú kwam de hele Jordaan in opstand en vielen er 26 doden en meer dan honderd gewonden.
Zondagmiddag 25 juli 1886. Zoals bij alle latere oproeren is het een mooie zomerdag. Een aantal bewoners van de Lindengracht (toen nog gracht) hebben zes gulden uitgeloofd voor de winnaar van het palingtrekken. Over de gracht spannen de Jordaners een touw, dat in de tegenover elkaar gelegen percelen 184 en 119 wordt vastgemaakt. Aan het touw, boven het water, wordt een kronkelende paling vastgeknoopt. Er roeien bootjes onderdoor, vanwaaruit een staande man de glibberige paling tracht te grijpen. Iedereen weet dat het spel verboden is, maar de Jordaners zijn een vrijheidslievend volkje dat zich door de traditioneel gehate politie de wet niet laat voorschrijven. Het is feest. Duizenden mannen en vrouwen kijken naar het verboden spel. | |||||||||
[pagina 91]
| |||||||||
Dan verschijnen er twee agenten, die het touw losmaken en de massa sommeren uiteen te gaan. Woede bij het volk! Scheldende Jordaners pakken een agent en sluiten hem in de kelder van een huis op, daarmee een veel gekoesterd ideaal van de meeste Jordaners verwezenlijkend. De andere agent slaat op de vlucht om versterking te halen.
Dit is het moment waarop een feest omslaat in een anti-politie-rel, zoals in 1965 een door de politie eveneens onnodig verstoorde happening daarin omsloeg. De menigte gaat de politie te lijf, gooit verschillende agenten in de gracht en jaagt de anderen op de vlucht. Om 7 uur woedt in het gedeelte van de Jordaan tussen Anjeliersstraat en Goudsbloemstraat een veldslag tussen het gezag en het volk. De ontevredenheid over de armoede en de haat tegenover de direkte drager van het gezag ontlaadt zich. Honderden agenten slagen er niet in de volkswoede te temmen. Om 8 uur moet de politie zich terugtrekken in het buro op de Noordermarkt. De Jordaan is in handen van zijn bewoners, die de gaslantarens uitdraaien om te voorkomen dat de politie weer uitrukt.
Het politieburo Noordermarkt vreest de volgende dag een bestorming. De Jordaners breken de straat op en bouwen barrikaden. Een paar socialisten planten er rode en zwarte (anarchistiese) vlaggen op. Door deze vlaggen en door de beschuldigingen van het Algemeen Handelsblad, die Domela Nieuwenhuis c.s. de schuld voor het oproer in de schoenen wilde schuiven, kreeg het palingoproer de schijn van een ‘rode’ opstand. Dat was het niet. Men moet zich de Jordaanarbeiders uit de vorige eeuw niet als klassebewuste socialisten voorstellen. In de Jordaan woonde zelfs een relatief groot percentage katholieken. Als antwoord op de beschuldigingen van het Handelsblad schrijft Recht voor Allen, het blad van Domela Nieuwenhuis dan ook terecht:
‘Met dit oproer heeft het socialisme niets gemeen; als men zoekt naar de ware schuldigen, dan geloven wij dat die elders te vinden zijn dan waar men ze gewoonlijk zoekt.’
Onder de slachtoffers van het palingoproer was slechts één sociaal-democraat, maar 7 katholieken. De Jordaners stelden in hun oproer géén (socialistiese) eisen. Hun optreden was slechts een spontaan protest tegen politie en armoede. Dat zij die armoede aan het kapitalisme te danken hadden waren zij zich nauwelijks bewust. Maar het gezag laat niet met zich spotten. Het Handelsblad verslaat de gebeurtenissen van maandag 26 juli als volgt: ‘Toen het gepeupel in den omtrek der Lindengracht, wel verre van naar de aanmaningen der politie te luisteren, eene aanvallende houding aannam, werd het terrein afgezet door een 80 huzaren en een paar honderd infanteristen, eene macht die langzamerhand tot ongeveer 500 man aanwies.’
‘Uit de waan, dat er wel niet anders dan met los kruit zou worden geschoten, werden de oproermakers al heel spoedig gewekt. Want toen zich één hunner met een roode vlag op de barricade vertoonde, viel er één schot en - één doode. Niettegenstaande dat bloedig voorbeeld trachtte een tweede een zwaren steen uit een zolderraam op het hoofd van een cavalerist te werpen, en ook hij zonk tegelijkertijd doodelijk in het hoofd getroffen needer.’ ‘Duizenden menschen waren op de been, die even zoovele kwaadwilligen schenen; want het geheele publiek nam een hoogst vijandige houding aan jegens de politie, die zeer hard bestookt werd.’
‘Dat was een toneel om nooit te vergeten. Het vuren hield geregeld aan, weerklonk door de straten en overstemde bijna het luide weeklagen en geschreeuw der woestelingen. Toch werd voortgegaan met het werpen van steenen. Hier en daar vielen gekwetsten en dooden neder, die op straat achterbleven terwijl de menigte in een onbeschrijflijke verwarring wegvluchtte. Een oogenblik daarna werden de lijken en gekwetsten door vrienden in handkarren naar het politiebureau op de Noordermarkt gebracht en telkens weer zag men menschenlichamen wegdragen, die vreeselijk verminkt en bebloed waren.’ ‘De troepen zijn gedurende de nacht in de Noorderkerk gehuisvest waar zij in de kerkbanken een slaapplaats vonden.’ Een schoolvoorbeeld van Kerk-Kazerne-samenwerking, in dit geval zelfs de verandering van het een in het ander. Toevallig deed zich dit ook bij een provo-happening voor: de politiehonden en agenten werden in de kerk op het Begijnhofje gereed gehouden. Na nog enige opstootjes dinsdags was het oproer neergeslagen. Het resultaat van het gezagsoptreden in de Jordaan was 26 doden en meer dan honderd gewonde burgers. Opvallend is de uniforme mening die een krant als het Handelsblad in de loop van de geschiedenis heeft over relletjes en opstanden tegen de politie. | |||||||||
[pagina 92]
| |||||||||
In 1886 schrijft het Handelsblad: ‘Na eene lankmoedigheid, die zelfs bij kalme lieden reeds twijfel had gewekt of niet te lang geaarzeld werd met vastberaden optreden, heeft de overheid gisterenmiddag en avond en hedennacht de rustverstoorders streng gestraft.’ In 1917 en 1934 is de politie in de ogen van het Handelsblad al even lankmoedig, ondanks de tientallen doden en honderden gewonden die er onder het publiek vallen als slachtoffers van deze dan toch wel schietgrage lankmoedigheid. En 16 augustus 1965 schrijft het Handelsblad: ‘TOT HET LAATSTE TOE GEWACHT, MAAR... “WE MOESTEN DE SABEL WEL GEBRUIKEN,” ALDUS POLITIE.’ ‘...vechtpartijen, die pas ontstaan zijn nadat de politie zich een uur lang lankmoedig met fietsbellen en lege blikjes had laten bestoken zonder iets terug te doen.’ Ook de denigrerende namen die het Handelsblad opstandelingen geeft hebben in de loop der tijden prakties dezelfde betekenis. In 1886: ‘gepeupel’, ‘straatjongens’, ‘kwaadwilligen’, waarover het schrijft dat het de politie ‘sart’. In 1917 noemt het Handelsblad de opstandelingen ‘een bende opgeschoten jongens en meisjes’. In 1934: ‘Jan Hagel’, ‘het op relletjes beluste gepeupel’, ‘ongunstige elementen’, dat de politie ‘sart’. En in 1965: ‘jonge warhoofden’, ‘straatjongens’, ‘relletjesmakers’, die de politie ‘sarren’ en ‘pesten’. ‘...voer den socialistenoorlog, zoals het Handelsblad dien predikt, en over enkele maanden heet Amsterdam in Europa het brandpunt van het anarchisme,’ waarschuwt ‘Diederik van Amstel’ in De Nieuwe Gids van 1887 tegen de ophitsingen van het Handelsblad om de socialisten flink te grazen te nemen. Het zijn bijna dezelfde woorden als waarmee Provo nr. 2 waarschuwde toen het Handelsblad op 16 augustus 1965 had geschreven: ‘Waarschijnlijk zal aan de ongeregeldheden pas een eind komen, wanneer de gearresteerden door de justitie door het opleggen van een flinke straf van hun drift tot agressie genezen warden.’ Een krant die zich van dergelijke kliesjees bedient en zich zo kritiekloos aan de zijde van het gezag schaart laat wel duidelijk de waardeloosheid van het oordeel van de kapitalistiese pers in kwesties als deze zien, te meer daar men nu zelfs in burgerlijke kringen de waarde van opstanden in het verleden ten gunste van het heden moet erkennen. Natuurlijk moet het optreden van het gezag in 1886 nog veel scherper veroordeeld worden dan dat in 1965, ongeveer zoals Recht voor Allen dat destijds deed: ‘Het hoogwijze kapitalistische stadsbestuur van Amsterdam heeft, om te voorkomen dat een paling pijn wordt aangedaan, het palingtrekken verboden en toen daaraan geen gehoor werd gegeven, burgers en een burgeres (waaronder onschuldigen) laten doodschieten en een 100-tal laten wonden. Menschen staan dus beneden een paling; de in ellende verkerende Amsterdamsche burgers weten nu precies wat ze van het stadsbestuur te verwachten hebben. Het volk mag geen levende paling het vel aftrekken bij wijze van volksspel, maar de kapitalisten laten de palingboeren vóór hunne deur de door hen gekochte paling levend villen, dát mag.’ | |||||||||
De aardappelrelletjes in 1917Oorlog. OW-ers worden steenrijk, het volk lijdt honger tengevolge van de eksport van het volksvoedsel, de aardappel. De regering eksporteert die naar Engeland en Duitsland. Na twee weken rijst en bonen eten breekt los wat door Het Nieuws van den Dag genoemd werd ‘Het Zomeroffensief van het Amsterdamsche Rappalje’. Zaterdag 30 juni plunderen de uitgeplunderde Jordaanvrouwen de groentemarkt in de Marnixstraat. Een spontaan losgebroken hongeroproer, met als doel het protest en de onmiddellijke bevrediging van de honger. De massa stelt nu een duidelijke eis: een algeheel uitvoerverbod van levensmiddelen. De kommunisten proberen, evenals in 1934, politieke munt uit het oproer te slaan, door pogingen om het voor zich te annekseren. Op maandag 2 juli organiseren zij een hongerbetoging op de Dam, waar David Wijnkoop spreekt. Het oproer wordt nu algemeen. In de Jordaan werpt men barrikaden op. De Kattenburgers plunderen levensmiddelenwinkels. Op de Eilanden wordt de commissaris van politie, Tjassens Keizer, uit zijn auto gehaald en afgetuigd. ‘De jongste onlusten hebben aangeduid, hoe laag het plebs is. Dit waren geen georganiseerde menschen, doch schorriemorrie, dat op zijn tijd niet voor moord terugdeinzen zal.’ Zo dacht de bourgeoisie, bij monde van de Oprechte Haarlemmer erover. Honderden militairen uit Haarlem, Groningen enz. verschijnen op straat. Opvallend is het verzet van ‘opgeschoten jongelieden’ schrijft de Vrije Socialist. Maar het verzet van deze groep was altijd een belangrijk aspect bij iedere rel en elke opstand; in 1886, 1917, 1934 en natuurlijk ook in 1965. Het Volk schrijft in 1934 bv.: ‘Het zijn vooral opgeschoten jongens, die de onrust in verschillende buurten teweeg brengen. | |||||||||
[pagina 93]
| |||||||||
Men ziet hen in grooter getale op straat dan de verbitterde mannen...’ De hele week houden de relletjes aan. Zij hebben slechts de politieke steun van kommunisten en anarchisten tegenover de vele regimenten militairen (kanonnen!) en politie. De soldaten bleken van relatief beter allooi dan de agenten. Zij mikten opzettelijk slecht, terwijl zich ook enkele gevallen van dienstweigering voordeden. De Vrijheid (anarchisties) schrijft over de politie: ‘SABEL EN REVOLVER IN HANDEN VAN ZENUWLIJDERS. De dolle taktiek van de politie is het ergerlijkst aan het licht gekomen in de Jordaan. Als daar een dakpan naar beneden kwam, dan vloog de politie met 4 of 5 man op deze of gene die daar ter plaatse liep en begon er met vereende krachten op los te ranselen. De politie deed zo dol, dat het was of er een sanatorium zenuwlijders op de Jordaan was losgebroken. Als er hier wat gebeurde ranselde men er een eind verder vrouwen en kinderen voor af.’ Het is nu eenmaal de gewoonte van de politie om ‘voorbeelden te stellen’, dat blijkt ook uit een ingezonden stuk in het in dat opzicht overdachte De Telegraaf (7 juli 1917): ‘Ongeveer kwart over 8 [donderdagavond 5 juli - rvd] gingen wij voor de ramen zitten en zagen al heel spoedig een groote massa, hoofdzakelijk opgeschoten jongens en meiden en veel kinderen, vluchten naar den kant van de Prinsengracht. Politie en soldaten er achter aan. U begrijpt dat we belangstellend werden. Van oproer of gooien met stenen was echter op de Haarlemmerdijk geen sprake, zodat we nog geen erg hadden dat het door de politie voor meer dan een gewoon relletje werd aangezien, wat het toch inderdaad was. Toen echter de groote massa vluchtelingen op de hoeken der Oranje- en Dommerstraat samenschoolde zagen we tot onze groote ontzetting eensklaps door politie en militairen ettelijke salvo's afgeven, met het gevolg dat een man voor dood werd opgenomen en weggedragen en een andere, ondersteund door 2 agenten, weggebracht moest worden. Zeer begrijpelijk dat we even voor onze ramen retireerden. De nieuwsgierigheid won het echter gauw van de vrees en toen we weer door de straat keken was er geen muis meer te zien, alleen wat bereden politie en huzaren, die geregeld de straat op en neer reden, terwijl een bereden agent, die waarschijnlijk als gids diende, bij elke dwarsstraat op goed geluk zijn revolver afvuurde, terwijl een peleton militairen maar geregeld een der dwarsstraten van de Haarlemmerdijk, in de richting Brouwersgracht, onder vuur hield.’ Deze manier van gezagsuitoefening heeft 10 mensen het leven gekost, 114 werden er gewond. Maar de relletjes hadden in zoverre sukses, dat men al spoedig zoveel aardappelen kon krijgen als tijdens de relletjes kogels.’ | |||||||||
Het werklozenoproer in de Jordaan1 juli 1934 treedt een nieuwe steunverlaging in. Een gezin met 2 kinderen moet nu met minder dan een tientje per week zien door te komen. Een politiepaard kostte destijds ƒ 17,50 p.w. aan onderhoud. Het is de aanleiding, de provokatie tot een spontaan verzet dat zijns gelijke in Nederland sinds lang niet gezien had. ‘BARRICADES IN DE JORDAAN!’ schreeuwt De Tribune (kommunisties) over woensdag 4 juli, de eerste van de ‘Rode Julidagen’, 's Middags hadden bewoners van de Willemstraat hun steunboekjes openlijk voor de voeten van de politie op straat gegooid. 's Avonds vonden er gevechten tegen de politie plaats. Na een kommunistiese vergadering in ‘De Harmonie’ op de Rozengracht zag men in het licht van de overvalwagens overal groepen demonstrerende arbeiders die door de politie uiteengejaagd werden. Uit de huizen gooiden de Jordaners alles wat zij bij de hand hadden op de politie, tot komplete fornuizen toe. De politie schoot met scherp tegen de huizen waar zich iemand vertoonde. In de Tuinstraat en de Goudsbloemstraat (steeds verzetshaarden) werd de verlichting onklaar gemaakt. Tientallen barrikaden verrezen, samengesteld uit allerlei materiaal. ‘Het strijdend eenheidsfront vormde zich hier en overal legden de proleten grooten moed aan den dag tegen de politie-aanranders.’ Zo zag De Tribune het, die alle mogelijke moeite deed om de opstand, die zich in de loop van de week ook naar andere buurten van Amsterdam: Kattenburg, Noord, Dapperbuurt en naar andere steden: Rotterdam, Den Haag, Haarlem uitbreidde, tot een kommunistiese te maken, althans in de ogen van het publiek. Onder de leus ‘Tegen de steunroof! Vóór een Sowjet-Holland!’ spoorde het op ondubbelzinnige wijze aan tot direkt, gewelddadig verzet. Maar ook dit oproer moet aan de spontane opstandigheid van het volk toegeschreven worden, waarop de politieke partijen nauwelijks vat hadden. Hoe slecht de CPH bijv. op de hoogte was van wat er te gebeuren stond bleek uit het feit dat zij op 2 juli een vergadering belegde om een hongermars op 18 september te organiseren! Iets waar niemand de komende dagen ook maar de minste interesse voor zou hebben. Sneevliet, de voorman van de Revolutionair | |||||||||
[pagina 94]
| |||||||||
Socialistische Arbeiders Partij, deelt ter illustratie van hoe ver de politieke partijen van de opstand afstonden mee, dat een bekende kommuniste klaagde dat ‘er van geen enkele leiding in deze strijd sprake is’. Een anarchistiese opstand dus? Nee, want ook de anarchisten waren volkomen onvoorbereid op de gebeurtenissen. Bovendien hadden zij liever gewild dat de Jordaners geweldloos tegen de regering gedemonstreerd hadden door bijv. zich allemaal bij de ziekenhuizen aan te melden om publiekelijk te hongeren. Dat stelde tenminste Jo de Haas in De Arbeider voor. Meer een anarchiese dan een anarchistiese opstand dus. De SDAP tenslotte heeft als eventuele politieke macht achter de opstand geen enkele verdenking op zich geladen. Integendeel; de marksistiese term ‘klasse-verraad’ karakteriseert hun houding in '34. ‘Het gezag zegeviert zoo juigd de veile burgerlijke pers en de arbeiderspers juigd mee.’ Dat schrijft De Tribune over Het Volk, de krant van de SDAP. Niet ten onrechte. Terwijl Het Volk grote rouwartikelen publiceerde om de dood van Prins Hendrik trachtte het de indruk te wekken dat de opstand alleen aan het ophitsende werk van de CPH te danken was, waardoor ze deze partij juist in de kaart speelde.
‘Wroetende en woelende scheurmakers, die ver op de achtergrond blijven, waar geen schoten vallen,’ schrijft Het Volk.
Het dagblad plaatste zich zonder meer aan de verkeerde kant van de barrikade.
‘Het is of de zwarte dagen van de anarchistische dwaasheden zijn herleefd.’
Nee, de SDAP nam wat je noemt een ‘reële’ houding aan: ‘Arbeiders van Nederland, er is geen andere weg om uw eigen lot in handen te nemen dan de oude, beproefde weg der georganiseerde machtsvorming. De weg, waarop thans een deel der Nederlandse arbeidersklasse zich dreigt te laten drijven, voert onverbiddelijk naar de vernietiging van de democratische rechten en volksvrijheden.’
Aldus een oproep van het DB der SDAP, dat weinig begrip loonde voor de spontane, ongeorganiseerde mentaliteit van de Jordaan-arbeiders. Die dachten er anders over. Zij moesten en zouden in opstand komen tegen de honger en de politie, protesteren wilden ze. Donderdag 5 en vrijdag 6 juli waren de hoogtepunten van de zes dagen durende strijd. Elke straat in de Jordaan was een loopgraaf geworden. De bestrating werd opgebroken; barrikaden werden gebouwd. De bruggen die de Willemstraat met het buiten-Jordaanse verbinden werden opgehaald om te voorkomen dat de politie ze kon gebruiken. Op de straten werden planken met uitstekende spijkers gelegd. Sommige straten waren met machine-olie ingesmeerd, zodat de wielen van politie-auto's er vruchteloos op rondtolden. Uit de huizen bombardeerde men met stenen, bloempotten, kachels en ander huisraad. Drie winkels van Jamin werden geplunderd, kleine middenstandswinkeltjes werden echter met rust gelaten. In de haven en op sommige bouwwerken werd er gestaakt.
Donderdagnacht was de Jordaan nog in handen van de arbeiders, vrijdagnacht werd het verzet in een guerrilla gebroken. Honderden marechaussees (in de Jordaan bijgenaamd ‘zusters van liefde’) honderden militairen uit de provincie en zelfs pantserwagens dwongen de arbeiders tot binnenblijven. Toch moest Het Volk schrijven: ‘De wijze waarop in de Jordaan nog gepoogd is het verzet vol te houden, wekt verbazing op. Zoo werden in de Boomdwarsstraat barricades opgeworpen in de enkele minuten, dat de straat niet onder toezicht stond. Aan de andere zijde van de Westerstraat werd eveneens gepoogd nieuwe versperringen op te werpen, maar het bonken van de tegels werd gehoord door de marechaussee, die een oogenblik rust genoot in een voorposthuis. Eenige manschappen snelden er been en hun revolvers werden leeggeschoten in de aangrenzende straten.’
Donderdag had de burgemeester een oproep uitgegeven aan het Amsterdamse volk:
‘De burgemeester van Amsterdam, in aanmerking nemend dat de laatste dagen door duistere elementen op onverantwoordelijke wijze hier ter stede ongeregeldheden worden verwekt, die krachtig optreden der politie nodig maken, doet een dringend beroep op de goedgezinde burgerij zich niet te begeven naar plaatsen, waar de politie haar moeilijk werk in het belang van de openbare orde moet verrichten, opdat geen onschuldigen daarvan het slachtoffer worden en waarschuwt voorts een ieder, zich voor lijfsgevaar te vrijwaren.’ w.g. De Vlugt, burgemeester | |||||||||
[pagina 95]
| |||||||||
Het werkje komt naar inhoud en strekking opmerkelijk overeen met twee andere oproepen van het gezag, uit andere tijden: | |||||||||
Amsterdam, 7 juli 1917‘Het is de laatste dagen gebleken, dat de aanleiding tot tal van relletjes te zoeken is in de handelwijze van dikwijls zeer jeugdige kinderen, die door sarren en met steenen gooien naar politie en militairen, tegenmaatregelen uitlokken. De ouders kunnen op de beste wijze met de Overheid medewerken om zoo spoedig mogelijk de rust in de stad geheel te doen terug keeren, door hun kinderen dergelijke baldadigheid, die zij doorgaans doen onbewust van de gevolgen met klem te verbieden, nog beter hun kinderen 's avonds thuis te houden.’ w.g. Roest van Limburg, hoofdcommissaris | |||||||||
Amsterdam, 20 augustus 1965‘In de afgelopen weken is bij verschillende gelegenheden gebleken, dat toeschouwers en voorbijgangers gemakkelijk betrokken kunnen worden bij ordeverstoringen. Zij die aanleiding geven tot deze verstoringen van de openbare orde mengen zich namelijk onder de omstanders om te trachten de politie te ontlopen. Met het oog op het risico dat onder zulke omstandigheden voor toeschouwers en voorbijgangers ontstaat, doe ik een dringend beroep op de burgerij, al die plaatsen waar ordeverstoringen te verwachten zijn, te mijden. Met nadruk richt ik deze oproep tot ouders en verzorgers van jeugdige personen; hen verzoek ik dringend erop toe te zien, dat de aan hun zorgen toevertrouwde jongeren ook niet door hun aanwezigheid op plaatsen waar de politie moet optreden in ernstige moeilijkheden kunnen komen.’ w.g. Van Hall, burgemeester
Het gezag stelt het in de loop der tijden onveranderlijk voor alsof de relletjes veroorzaakt worden door inferieure figuren zoals ‘duistere elementen’ of eigenlijk ontoerekeningsvatbare jeugd. Oog voor de provocerende rol die zij zelf bij alle relletjes en opstanden speelt heeft het gezag blijkbaar nooit. Hooghartig, zelfgenoegzaam, begriploos.
Zaterdag 7 juli werden de persen van De Tribune door de justitie onklaar gemaakt. ‘WAAROM KAMERADEN?????????? Omdat De Tribune de eenigste krant is welke de belangen van de arbeiders verdedigt, daarom laat de bourgeoisie haar verbieden.’ Dat was het antwoord op de vraag waarom? van de illegale, gestencilde Tribune die na het verbod verscheen. Het Handelsblad is in elk geval een aanwijsbare macht die op dit verbod heeft aangedrongen, evenals De Savornin Lohman die in de kamer vragen stelde over de ‘opruiende’ inhoud van de Tribune.
Zondag 8 juli werd het hoofdbestuurslid van de Onafhankelijk Socialistische Partij, Schmidt, gearresteerd. De twee andere bestuursleden van die partij, Sal Tas en Jacq. de Kadt hadden toen al de wijk genomen naar Antwerpen.
Ten koste van 6 doden en 120 gewonden was de ‘orde’ definitief hersteld. De orde van de honger, van de politie, voor welk woord de nederlandse taal behoefte aan eufemismes begint te krijgen. | |||||||||
Politie = de grote provoHet is voor een anarchist tragies uit deze vier relletjes en opstanden de konklusie te moeten trekken dat de massa pas in aktie komt wanneer het gezag haar daartoe heeft geprovoceerd. Als de politie haar een palingtrekfeestje of een happening dreigt te ontnemen, als het gezag het volk op de rand van de honger brengt. Slechts in zulke situaties kan de aktie van een kleine groep bewuste opstandelingen fungeren als lont. En zelfs dan is de massa geneigd slechts verdedigend op te treden; zij verdedigde de vrijheid om te mogen palingtrekken, aardappelen te eten, steun te ontvangen, te happenen. Helaas is het maar de vraag of de massa de voorbereidingen voor een Derde Wereldoorlog en de pogingen van het gezag de mens tot een Verslaafde Konsument te degraderen ooit bewust als een provokatie zal gaan voelen. In geval van opstand valt er met geweld zoals dat in 1886, 1917 en 1934 gepleegd is tegen het brute politie-optreden weinig te beginnen. Men maakte de fout de politie op zijn eigen gebied - het geweld - tegemoet te treden. Geweld in deze vorm moest wel tot nederlagen leiden, waardoor de opstanden tenslotte slechts de waarde van demonstratie hebben gehad. De relletjes om de happening zijn een overwinning geworden op de politie. Die laat zich er niet meer zien, tenminste niet in uniform. Deze overwinning is behaald door geweldloze methodes: bloemen, publicity, volhouden. Jammer alleen dat de overwinning in 1965 van minder historiese betekenis is dan de overwinning in 1886, 1917, 1934 was geweest! Roel van Duyn | |||||||||
[pagina 96]
| |||||||||
Het Coevorder lieverdjeOp 9 april van dit jaar plaatsten Alard van Lenthe en Relus ter Beek, redakteuren van de Rooie Drentse Courant, bij het standbeeld van g.g. Van Heutsz in Coevorden een bord. Daarop stond: ‘Ontslapen onder het hakenkruis; gesneuveld bij het uitmoorden van het 39ste Atjehse dorp; bij het verkrachten van de 79ste Atjehse vrouw; om het geschokte vertrouwen van het Ned.-Indische bestuur opnieuw te funderen.’ De dochter van de g.g. diende een aanklacht tegen Alard en Relus in. De officier van justitie, baron Van Dedum, legde beiden een boete van ƒ 50,- op. Prof. Nagel (J.B. Charles), die in een (bekroond!) gedicht had aangespoord tot het omver trekken van alle Van Heutsz-monumenten, trad tijdens het proces als getuige-deskundige op.
Een afschrift van het bezwaarschrift van Alard van Lenthe drukken wij hieronder, enigszins bekort, af.
We herdenken het met eerbied
Toen de actie ‘Het Coevorder Lieverdje’ werd voorbereid, heb ik mij gerealiseerd, dat mijn woorden en mijn bedoelingen niet juist geïnterpreteerd zouden worden en dat deze actie tot misverstanden zou leiden. Onder andere uit idealistische motieven heb ik gemeend er toch mee door te moeten gaan.
Dat er in de landelijke pers over de gebeurtenissen op de bewuste vrijdagmiddag is geschreven en dat radio- en tv-programma's er aandacht aan wilden besteden, was voor mij onverwacht. Het was het gevolg van de aanklacht die de advocaat van mevrouw Van der Weyden-Van Heutsz tegen mij heeft ingediend. Hierdoor kwamen de kaarten anders op tafel te liggen. Ik had de mensen die het borstbeeld van wijlen gouverneur-generaal J.B. van Heutsz hebben geplaatst en het nog steeds laten staan, moreel aangeklaagd, omdat dit standbeeld voor mij een belediging is van het zedelijk bewustzijn van het Nederlandse volk en een posthume smaad van de onderdrukte, vermoorde en lichamelijk, maar vooral geestelijk verkrachte Indiërs. Hierop werd gereageerd met een juridische aanklacht tegen mij, omdat ik ‘opzettelijk de eer en de goede naam van wijlen Generaal J.B. Van Heutsz heb aangerand door het aan hem gewijde borstbeeld te ontwijden’. Niet mijn aanklacht met behulp van en d.m.v. het borstbeeld heeft de meeste stof doen opwaaien, maar de aanklacht tegen mij. De vraag wordt gesteld of men iemand als g.g. Van Heutsz ongestraft een misdadiger kan noemen. Moet de naam van g.g. zo goed genoemd worden? Moet zijn eer zo hoog aangeslagen worden? Hierom draait de hele actie: wordt de g.g. Van Heutsz met eerbied of met afschuw en weerzin herdacht?
Ik heb mevrouw Van der Weyden geschreven dat het niet mijn bedoeling is haar te beledigen. Ik kende haar immers niet. Er is een ongewild conflict ontstaan tussen haar en mij; ongewild omdat deze actie gericht was tegen het Coevorder Lieverdje, niet in de eerste plaats tegen J.B. Van Heutz en helemaal niet tegen zijn dochter. Ik bedoel: niet tegen een bepaald persoon, maar tegen een bepaalde mentaliteit. Tegen het eerbetoon aan militair geweld, tegen de huldiging van misdaden als het doden van mensen die vrij willen zijn. Tegen nationalistische gevoelens, tegen rassentheorieën en rassendiscriminaties. Tegen het fascisme, om een vies woord te gebruiken. Het doel van de actie ‘Het Coevorder Lieverdje’ was: het fascisme in de mens anno 1965 aan de kaak te stellen, te ontmaskeren. Het borstbeeld van iemand die een halve eeuw geleden gestorven is, kan daarbij slechts een middel zijn. Een soort katalyse van een hedendaagse problematiek die de oorzaak en het gevolg is van de rottigheden die de mensen elkaar aandoen.
Het borstbeeld van g.g. Van Heutsz werd voor mij een teken (aan de wand). Aan dit borstbeeld gaat men voorbij zonder het te zien. Zoals men aan het wereldgebeuren voorbij gaat zonder het te zien. Ongeschokt. Het is nou eenmaal zo. Het is nou eenmaal zo dat het voedsel en de lucht verontreinigd worden door atoomproeven. Het is nou eenmaal zo, dat er teveel geld aan bewapening en ruimtevaart wordt gegeven en te weinig aan de ontwikkelingslanden. Dat in Spanje en Portugal mensen zonder proces in de gevangenis worden gestopt, omdat zij tegen sociale misstanden protesteren. Dat de imperialistische politiek van het westen veel internationale conflicten in de wereld heeft geholpen. Dat het communisme de gelegenheid krijgt in troebel water te vissen... Iedereen laat dit borstbeeld staan zonder het omver te werpen. Zoals iedereen Vietnam laat bombarderen. En de mensen in de ontwikke- | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
lingslanden laat verhongeren. Zoals iedereen rond 1900 in Nederlands-Indië de Atjehers en Lombokkers heeft laten vermoorden. ‘Wir haben es nicht gewusst.’ Men wilde het niet weten. Iedereen vindt het gewoon dat het borstbeeld er staat. Zoals iedereen het gewoon vindt dat militairen zitten uit te knobbelen hoeveel mega-doden elk nieuw wapen kan opleveren. Zoals iedereen het gewoon vindt dat twee miljard mensen honger lijden. Dat Portugal lid is van de NAVO en Spaanse ambassadeurs eregasten zijn op taptoes in Coevorden. Dat Van Heutsz een groot Nederlander was, omdat hij zoveel medailles heeft gekregen. Er wordt niets (aan) gedaan. Het borstbeeld staat er als een teken te staan. Er wordt niet eens naar gekeken. Er wordt niet eens een keer tegenaan geschopt. Men accepteert het beeld zonder meer. Zonder te weten wie Van Heutsz werkelijk is geweest. Zoals men de gang van zaken in het wereldgebeuren die de mensheid vernedert en onvrij maakt, zonder meer accepteert. Zonder te protesteren, te demonstreren.
Ongeveer een half jaar geleden gingen Nederlandse radio- en tv-reporters naar het stadje Wyk op het eiland Föhr, omdat zij verontwaardigd waren over het eerbetoon aan de inwonende nazi Christiansen, die zich in de tweede wereldoorlog in Nederland gehaat heeft gemaakt. In een interview zei de burgemeester o.a.: ‘Het moet u bekend zijn, dat de Nederlanders in Indonesië ook niet bepaald zachtzinnig zijn opgetreden...’ Dat zou bekend moeten zijn. Het is bekend dat de Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog in Nederland de beest hebben uitgehangen. Het zou ook bekend moeten zijn, dat de Nederlanders tijdens de kolonisatie van de Indische archipel niet veel beter waren. In de praktijk is bijvoorbeeld de Atjeh-oorlog geen andere dan de Boerenoorlg in Zuid-Afrika en de tweede wereldoorlog. Het mag tegenwoordig (na 5 jaar oorlog en 6 miljoen vergaste joden) gezegd worden, dat de nazi-leiders psychopaten en misdadigers waren. Ondanks de dochters die zich gegriefd voelen. Het zou tegenwoordig (na zoveel jaar kolonialisme en zoveel miljoen dode Indiërs) ook gezegd mogen worden, dat vele Nederlandse bezetters in Indië eveneens oorlogsmisdadigers zijn geweest. Wanneer men verontwaardigd wil wezen over eerbetoon aan oorlogsmisdadigers kan men dicht bij huis blijven. Men hoeft niet naar Wyk te gaan, men kan naar Coevorden komen. Coevorden, waar de mensen op de Van Heutszsingel wonen, waar zij in het Van Heutszpark wandelen of in de Van Heutszmars, met de Van Heutszmedailles op de borst, achter muziekkorpsen van de Van Heutszkompagnie... Men kan zich daar verontwaardigd tonen over eerbetoon aan een man die zich in het oude Indië gehaat heeft gemaakt, die de Indiërs (niet de joden) als minderwaardige mannen beschouwde, die als Hitler droomde een grote Napoleon te worden... Men zal huiverig zijn om parallellen te trekken tussen Duitse en Nederlandse bezettingen en bezetters. De Nederlanders hadden immers het beste met de Indiërs voor. Het is de vraag of dit het beste was voor de Indiërs. Ook de Duitsers gingen met de beste bedoelingen (de hunne) de oorlog in. Het waren geen vredelievende bedoelingen.
Iemand zei tegen mij: ‘Je moet iemand als Van Heutsz in zijn tijd te plaatsen.’ Dat moet men met Hitler ook doen. Beiden hadden hun tijd mee. Hitler was niet het mannetje met het snorretje, zomin als Van Heutsz de generaal was met de borst vol medailles. Zij waren beiden een verpersoonlijking van een bepaalde Westeuropese fascistische mentaliteit. J.E. Stokvis schreef in de jaren dertig dat er in Indonesië door de Nederlanders naar kapitalistische methoden geregeerd wordt: ‘Koloniale politiek onder het kapitalisme is zoiets als een buiten de echt geboren kind van het fascisme. Dat een democratische regering dat schepsel helpt aangeven bij de burgerlijke stand is een teken aan de wand.’ Deze fascistische mentaliteit heeft in de Indische samenleving wonden geslagen. Wonden die nog steeds niet zijn genezen. Daarom heb ik gezegd: ‘Van Heutsz heeft gemoord en verkracht en is onder het hakenkruis ontslapen’ (bij wijze van spreken). Voor Vaderland en weet ik veel voor wie nog meer. Omdat ik geloof, dat in de Nederlandse vlag op het voormalig Nederlands-Indië een hakenkruis was geweven. Waaronder men ontslapen is voor een ideologie, een mythe, waarvan de Indiërs de dupe werden. Tot men de rekening gepresenteerd kreeg. Tot de Nederlanders na veel bloedvergieten Indonesië werden uitgetrapt. H.M. van Randwijk schreef in een onlangs verschenen nummer van De Gids, dat hij zich steeds heeft verzet tegen kolonialisme: ‘Ik schreef er tegen met alle schaamte en felheid waarover ik beschikte, niet omdat ik pro-Indisch was, maar omdat ik Nederlander was. Omdat ik het Wilhelmus in de meidagen had gehóórd. Waarmee ik maar zeggen wil, dat het nationale besef het natio- | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
nale besef het meest misbruikte gevoel is dat de geschiedenis heeft opgeleverd. Het wordt altijd gebruikt om te beamen, te camoufleren, om gemene zaak te maken met de macht. Nooit of bijna nooit tot inkeer, zelfcritiek, schaamte en desnoods een duidelijk nee zeggen tegen de eigen natie terwille van de natie.’
Ik heb voortdurend geprobeerd de actie ‘Het Coevorder Lieverdje’ in deze samenleving te laten plaatsvinden. De geschiedenis is er, om dienstbaar te worden gemaakt aan de tegenwoordige tijd. De geschiedenis leert dat het borstbeeld van de g.g. Van Heutsz in het teken staat van militair machtsgeweld en dat dit borstbeeld er staat ter ere van iemand aan wie de mensheid niets heeft te danken, behalve de waarschuwing, dat er met oorlogvoeren weinig meer te verdienen valt dan de dood.
Van Heutsz is een geliefd misdadiger. Misdaad is gebonden aan tijd. De tijd ook aan misdaad. De vorm verandert door de eeuwen, maar de inhoud blijft dezelfde: anderen de dupe laten worden van eigen (machts) driften, van eigen voor ogen gesteld doel, ideologie, mythe, waarin men gelooft... Het oorlogvoeren is nog steeds een geliefde misdaad. Het is: ontslapen, sneuvelen en verkrachten onder hakenkruisen. Dat had ik willen zeggen op de vrijdag van de ontwijding van Van Heutsz' standbeeld. Uit verontwaardiging. Om toch iets te doen. Om een daad te stellen, een happening te maken. Maar op straal kan men geen toespraak houden, laat staan een geschiedenisles geven. Daarom heb ik een andere vorm van ontwijding, inwijding, smaad, omverwerping van het borstbeeld van de generaal gekozen. Om het een angstaanjagende bezienswaardigheid te laten worden. Zodat het borstbeeld gehaat werd, in plaats van geliefd. Opdat men er niet langer naar zou kijken zonder er een vieze smaak van in de mond te krijgen. Zodat men zich er weer aan stoot. Zodat de mensen de schrik om het hart slaat. Zodat men zich realiseert waar eerbetoon en militair geweld toe heeft geleid en zal leiden. Alard van Lenthe Vóór de vopootjes onze maandelijkse Warning. Warning voor de volgende Heilige Koeien uit Politie- en BVD-stallen:
Amsterdam. Zogenaamd omdat de Amsterdamse provoos ervan verdacht worden een inbraak in een juwelierszaak in de Van der Helststraat te hebben gepleegd, zijn er in de week van 11 tot 18 september ongeveer 20 provoos door de politie verhoord. Op verschillende adressen is huiszoeking geweest zonder bevel tol huiszoeking. Men drong onverwacht binnen. Een 16-jarige provo die een aantal auto's bleek te hebben gemolesteerd is in een gesticht opgesloten tot zijn 21e jaar. De pest is, ik mag met weg.
De pest is, ze laten me niet gaan.
De pest is, ik ben niet vrij.
EDDY
Waar je ook staat koolmonoxide.
Waar je ook gaat, autoos, autoos.
Waar je ook bent lijken, lijken,
Behalve als je tremt, dacht ik.
Maar benen, armen en hoofden
Worden afgesneden door stalen wielen.
Het is tègek, het is tègek.
EDDY
De wereld is verpest.
De wereld is verkankerd
De wereld is geen wereld
De wereld is een leger
De wereld is een oorlog
Het is een rotzooi.
| |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
Provo wordt gestencild
Iedereen juichte,
Iedereen lachte,
Iedereen vierde feest,
En waarom?
Er was een agent gedood door het verkeer.
EDDY
De politie is je beste kameraad.
De politie doet altijd een goede daad.
Behalve toen ik overstak, op het Spui.
Hij trapte me, hij sloeg me en waarom?
Nou! Daarom!
EDDY
eddy boesten (16 jaar)
|