Provo. De geschiedenis van de provotarische beweging 1965-1967
(1985)–Roel van Duyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |||||||||
Chronologie 25 mei-20 juli 196525 mei 1965: eerste aankondiging van tijdschrift en beweging Provo. eind mei: eerste contact van provo's met anti-rookmagiër Robert-Jasper Grootveld. juni: de eerste ‘Provokaties’, losse pamfletten, verschijnen. 28 juni: bij een ako-kiosk wordt Olaf Stoof ontslagen omdat hij De Telegraaf verkocht waarin hij Provokaties had gestopt. 4 juli: in hun rondvaartboot krijgen Beatrix en Claus Provokatie nr. 3 toegeworpen. 12 juli: het eerste nummer van het tijdschrift Provo verschijnt. 20 juli: Provo nr. 1 in beslag genomen door justitie. Roel van Duyn, Rob Stolk, Luud Schimmelpenninck en Hans Metz worden in hechtenis genomen. | |||||||||
[pagina 11]
| |||||||||
1 Imaazje, imaazjeEind mei 1965 kreeg ik het eerste direkte kontakt met het Magies SentrumRobert-Jasper Grootveld en Netty Dagevos nemen deel aan een happening rond het Paleis op de Dam.
Amsterdam. Thuisgekomen van een wandeling vonden Rob Stolk en ik een klein briefje met het Appeltje-met-de-stip erop en het adres Anjelierstraat 121, vlak bij ons huis, ook in de Jordaan. Terecht vermoedden we dat het van de anti-rookmagiër afkomstig was. Op het genoemde adres verscheen hij ons in levende lijve. Een ongeschoren jongeman met een rood truitje, een ketting van kangoeroetanden en het aureool van zijn algemene bekendheid boven het hoofd. Jasper, zei hij. Hij ging ons voor door een rommelkamer vol met antirookattributen naar het woonvertrek. Daar heerste de kruidige sfeer van een wiet-rokend gezelschap: Z'n vrouw Tante Netty (erg mooi), een slungelige man in een net pak die later de journalist Tom Bouman bleek te zijn, de veilig-verkeersmagiër Thom Jaspers en een paar Engels sprekende negers. Vooral omdat ik niet Rook, was alles er voor mij van een aantrekkelijke geheimzinnigheid. Een melkflesje met verschillende slangen eruit ging rond, men rookte er een bruin vocht uit. Ik hoorde dat de fles de Nico-heer heette, met een variatie op Nico-teer, het Jasperse woord voor nicotine. Jasper nam het woord en hield het zoals gewoonlijk. Zoals altijd tegen onbekenden sprak hij met het gezwollen stemgeluid waarmee hij bij het Lieverdje preekte over de komst van het Klazen Konsilie. Hij zei dat hij ons had uitgenodigd omdat we een stencil hadden verspreid bij het Lieverdje, dat een aankondiging bevatte voor het spoedig te verschijnen tijdschrift Provo. Dat zou een anarchisties tijdschrift zijn en Jasper vertelde dat hij de zoon van een anarchist was. Dat Amsterdam het Magies Sentrum was van waaruit de Klazen hun prediking zouden beginnen, dat de grachtengordel de metafysiese struktuur van het Magies Sentrum was en dat wij, de provoos en de magiërs, samen moesten gaan. Provokaties zijn immers ook happenings. Toen we weg gingen kregen we van Netty een gnotfluitje en een stetoskoop mee, die ze zelf gemaakt had. De gnotfluitjes brachten hoge toontjes voort, die zeer geschikt voor happenings waren. Zoals de oude grammofoonhoorn die twee jongetjes in Van het Reves Werther Nieland in een sloot vonden zeer geschikt leek om meteen een nieuwe club op te richten.
Robert Jasper is een egomaniakale jongen, maar hij kon gelukkig z'n innerlijke onrust sociaal uiten. Hij zei te getuigen van een beeld, een image, dat hem duidelijk voor ogen stond. Z'n exhibities waren gesu- | |||||||||
[pagina 12]
| |||||||||
blimeerde getuigenissen van de driften die in hem woedden. Het is mogelijk dat het de doodsdrift was doodsdrift om te zetten in sociale aktiviteit, de doodsdrift is niet meer naar buiten maar alleen nog naar binnen toe gericht. Ik hoop dat Jasper het volhoudt. In elk geval exhibitioneerde hij in de periode van 1960 tot 1965 de revolutie, de totale, onbestaanbare Revolutie. Niet alleen de revoluties die zich steeds in hemzelf afspeelden maar ook de Revolutie die zich in de maatschappij moest voltrekken. Hoe die revolutie er konkreet uit zou zien, daarvan had hij nog geen duidelijk beeld. Jasper gelooft vast in magiese krachten. Op een reis als steward naar Afrika was hij in kontakt gekomen met een kultuur die zich openlijker dan wij met magie bezighoudt. Jasper geloofde dat hij een rol moest spelen in het waanzinnige ‘Spiel’ dat hij in het leven ziet. De rol van Zwarte Piet bijvoorbeeld, de aankondiger van Klaas en van de Revolutie. Hij zei steeds: ‘Ik ben het niet, maar Klaas is het. Klaas is de vervulling der verlangens.’ Vaak dacht Jasper ook de rol van een Van der Lubbe te spelen, die onwetend van wat het resultaat van zijn daden is met alle geweld zélf een daad wil stellen. Over Van der Lubbe sprak hij dan ook toen hij in april 1964 zijn Klaastempel in de Korte Leidsedwarsstraat in brand stak. 19 april 1964 schrijft Het Vrije Volk: | |||||||||
[pagina 13]
| |||||||||
loods aantastten, renden zij heen om blusmiddelen te halen. De enkele brandblusapparaten die bereikbaar waren, konden niets uitrichten tegen het snel om zich heen grijpende vuur. Ik schrijf over Jasper omdat hij het geweest is die de Amsterdamse jeugd rijp gemaakt heeft voor Provo, nog voor hijzelf of iemand anders van de naam gehoord had. Zijn aandeel in de Provo-beweging is vooral geweest het invoeren van een nieuwe vorm van straataktiviteiten, de happening en een symboliek en een woordenschat waarvan Provo gebruik maakte. Het Appeltje-met-de-stip is het bekendste symbool van Jasper; hij ontwierp het samen met Bart Huges. Het is het teken van het Magies Sentrum Amsterdam. De stip in het midden stelt het Lieverdje voor, de ronding de grachtengordel en het steeltje de Amstel. En natuurlijk het Lieverdje, symbool van de Verslaafde Consument van Morgen. Dit bronzen beeldje van de beeldhouwer Carel Kneulmans is in 1959 op het Spui neergezet, op initiatief van een tijdelijk feestcomité. Geld ervoor werd eerst door Henri Knap (Dagboekanier in Het Parool) bijeengebedeld, maar toen dat niet lukte sprong het ‘grote Dope Syndicaat’ Hunter in de bres en betaalde het | |||||||||
[pagina 14]
| |||||||||
Robert-Jasper Grootveld happent voor het Lieverdje. Links zijn vrouw, Netty Dagevos.
| |||||||||
[pagina 15]
| |||||||||
overgrote deel van het nodige bedrag. Vanaf juni 1964 hield Jasper hier zijn happenings. Meestal kwam er vuur bij te pas, deelde hij iets uit (Veldhoen-rotaprenten, krijtjes om mee te kladden) en hield vanaf het Lieverdje een toespraak. Waarom? ‘Het was een sigarettenfabriek die dit betaald heeft. En dat staat ook met koper op het graniet van het voetstuk vereeuwigd, dat de sigarettenfabriek dit beeld heeft aangeboden aan de Gemeente Amsterdam. Het beeld is geaccepteerd, krankzinnig genoeg (...). Hier is iets verschrikkelijks gebeurd. Hier is duidelijk gedemonstreerd dat uiteindelijk de grote dopesyndicaten en de mislijk makende middenstand de krant bepalen. Dit beeld is het symbool van de afhankelijkheid van de pers aan de dopesyndicaten.’ (Robert Jasper in Ratio, jan./febr. 1965). In de periode dat Jasper aktief was bij het Lieverdje (juni 1964 tot september 1965) was hij verslaafd aan marihuana, hasjies en tabak. Het bracht hem de jofele kick waardoor hij zijn exhibities onbelemmerd kon uitvoeren. Destijds propageerde hij het Roken maar ging er later steeds meer afwijzend tegenover staan totdat hij ermee ophield. In de tijd dat hij zich de bewuste verslaafde voelde proclameerde hij de ‘opstand der verslaafden’. In het kader van deze opstand lanseerde Grootveld zijn ‘marihuette spel’, het enige spel dat geen spelregels heeft. Het ging om marihu, dat alles is waarvan men zou kunnen denken dat het marihuana is, maar het in werkelijkheid niet is. De bedoeling was verwarring te stichten en de mensen en vooral de politie met het nicotineprobleem te confronteren. Zo werden er honderden pakjes gedroogde kruiden, stro, zeegras, kattebrood in omloop gebracht. Als Jasper iemand uit een automaat een pakje sigaretten zag trekken vroeg hij hem de la open te laten staan en stopte er dan een pakje marihu in. De volgende trekker kreeg voor zijn gulden geen sigaretten, maar een uniek pakje Marihu. Het spelelement kwam erin toen men marihuana-seances hield, die in werkelijkheid Marihu-seances waren. Kwam de politie huizoeking houden, dan kreeg de hoofdbewoner 50 punten, werd men gearresteerd in verband met marihu dan 100 punten. Toen Robert Jasper met zijn kameraden in 1963 naar Dendermonde trok werden zij allen bij de grens vastgehouden. Met een record aantal punten keerden zij naar Amsterdam terug. De Belgiese politie bleef met grote hoeveelheden gedroogde eikeblaadjes, gras en kattebrood zitten. Ik weet dat veel mensen Jasper een sjarlatan noemen, maar hij was het die veranderingen bracht waar het merendeel van de humorloze politici niet op bogen kunnen. Als hij een sjarlatan is, dan is hij in elk geval een integere en onbaatzuchtige sjarlatan. Terecht noemde Constant hem een Nieuw-Babyloniër. Zijn gedrag was immers in de eerste plaats ludiek en nooit nuttig. De hele Robert Jasperse dialektiek vormde de ene kant van Provo. De andere kant, de politieke en filosofiese, is voor een belangrijk deel door mij geïnspireerd. Zelf was ik toen ik met Provo begon een overgevoelige student; Liefde, Twijfel, Haat en Kreativiteit konkurreerden in hevigheid in | |||||||||
[pagina 16]
| |||||||||
mij. Uit ervaringen in de liefde en bestudering van het leven van oude anarchisten (Netsjajews opmerking dat je als revolutionair kontakten moet leggen met ‘stadsbemoeiallen’ had me tot Robert Jasper gebracht) had ik de uiterste theoretiese konsekwenties getrokken. Ongelukkige liefdes hadden me Liefde & Geluk als doel van het leven doen wantrouwen. Iets anders moest ik daarvoor in de plaats stellen. In een ongepubliseerd ‘Kreativisties Manifest’ (1964) schreef ik: ‘Aangezien ik geloof dat de kreatieve potentie het enige is dat de mens principieel onderscheidt, dat het zijn essentie is, moet mijn leven er in de eerste plaats op gericht zijn mijn kreatievermogen In Den Haag heb ik op het Montessorilyceum gezeten. Daar was ik een van de initiatiefnemers van een ban-de-bomgroep geweest, die spektakulaire sit-down demonstraties organiseerde. In het anarchosyndikalistiese tijdschrift Buiten de perken van Albert en Rudolf de Jong schreef ik er in oktober 1964 een artikel over. Dat ik toen al naar iets als Provo zocht blijkt uit enige konklusies van het artikel: | |||||||||
[pagina 17]
| |||||||||
‘Wanneer in de toekomst een ernstige poging wordt gedaan tot verzet tegen de atoombom dan zal deze m.i. geen amateuristische maar een vakkundige basis moeten hebben. Incidentele geloofsbelijdenissen in de vorm van optochten die de massa oproepen tot medeleven of sympathie zijn onvoldoende. De anti-atoom-beweging zal op deze wijze blijven als een stem, roepende in de woestijn. De propaganda van het woord heeft ons op een dood spoor gebracht. De propaganda van het woord, waartoe wij dan nog betrekkelijk weinig mogelijkheden hebben, zal onmogelijk de verhoudingen in Nederland ingrijpend kunnen wijzigen. (...) Effektief verzet kan alleen komen van een hechte organisatie die door propaganda van de daad, door direkte aktie agiteert. (...) Deze organisatie zal de kreatieve kracht moeten hebben om het protest in originele banen te leiden die het publiek weer aanspreken. Samen met een vriend stelden we schema's en plannen op voor illegale anti-bom-organisaties, die echter zo geheim waren dat we er geen mensen in durfden te betrekken. Deze ideeën waren te zeer beïnvloed door voorbeelden van organisaties die tegen diktatoriale machten moesten vechten. We begonnen in te zien dat een effektieve verzetsorganisatie van nu juist in alle openbaarheid moest werken en ik begon maar vast in m'n eentje bb-geheimen over schuilkelders, die m'n vrouw Carla en ik na enig speurwerk in handen hadden gekregen, openbaar te maken. Ik was in die tijd (eind 1964, begin 1965) medewerker en later redakteur van het anarchistiese maandblad De Vrije uit Rotterdam. De Vrije is de voortzetting van het door Domela Nieuwenhuis opgerichte blad De Vrije Socialist. De laatste jaren werd het vrijwel alleen door Wim de Lobel in stand gehouden. Hij is een energieke en geïnteresseerde bouwvakker. Het blad konfronteerde ons wel intens met het anarchisme, maar was te veel een imitatie van vooroorlogse anarchistiese bladen. De artikelen waren te slecht van inhoud en stijl dan dat het ons kon bevredigen. Bij een poging het karakter van het blad te wijzigen kreeg ik ruzie met andere redaktieleden. Toen begon ik eraan te denken een nieuw tijdschrift op te richten, dat het anarchisme in een voor deze tijd aantrekkelijke vorm moest propageren. Eerst dacht ik dat het nieuwe blad ‘horzel’ moest heten. Anarchisten waren immers zo klein in getal en invloed dat we niets meer konden zijn dan een lastige horzel voor het paard dat de autoriteiten berijden. Ik veranderde van gedachten toen ik in de krant las over het proefschrift van Buikhuisen over de achtergronden van het nozemgedrag. Buikhuisen had het woord ‘provo’ gekozen voor een lastige puber die - onbegaafd en in hoge mate verveeld - uit tijdverdrijf relletjes op straat uitlokt. De arme Buikhuisen dacht een spits woord te hebben uitgevonden, dat zijn diensten in de strijd tegen het ‘jeugdprobleem’ | |||||||||
[pagina 18]
| |||||||||
wel zou bewijzen. Het heeft niet zo mogen zijn, het woord werkte door ons toedoen uiteindelijk als een boemerang die met veel meer geweld terugkaatst dan hij aankomt. Buikhuisen kreeg door de uitvinding van het woord wel faam, werd zelfs professor binnen korte tijd, doch moet nu in een verschrikkelijke verwarring verkeren. Uit zelfverdediging en om zijn sombere en visieloze mening over zijn provoos te handhaven noemde hij ons eerst ‘Lieverdjes’, maar later capituleerde hij en noemde ‘zijn’ provoos maar provems. In uiterste wanhoop bestreed hij tenslotte dat wij anarchisten zijn, omdat Rob Stolk een burgerlijk huwelijk aanging. Toch wordt deze uit het lood van
zijn wetenschappelijke air geslagen figuur nog herhaaldelijk door kranten als De Telegraaf ten tonele gevoerd als ‘de grote en geleerde Provo-expert’, waarna het hele verhaal van Buikhuisen over de baldadige doch gelukkig snel weer verburgerlijkende jeugd, dat hij naar aanleiding van een onderzoek van oudejaarsrelletjes-jeugd opstelde, wordt voorgeschoteld alsof het op ons van toepassing is. We namen het woord ‘provo’ over als geuzennaam voor het nieuwe tijdschrift. Want juist op dit opstandige potentieel van nozems, damrakkertjes zouden we ons moeten richten. Hun agressiviteit moesten wij sublimeren tot een bewust revolutionairisme. Anderzijds moesten de meer intellektuele jongeren als studenten bewuste provoos worden, die het gezag, de staat, het privé-bezit, de almachtige big business, het militarisme, de Bom provoceren. Van nu af getuigde ik van mijn theorie dat anarchisten van deze tijd niets meer dan provoos kunnen zijn. ‘Zij hoeven niet meer op revolutie te hopen maar kunnen slechts de provokatie van de autoriteiten als wapen hanteren,’ zei ik (maart 1965) in discussie met Rudolf de Jong in het Sociaal-religieus Gesprekscentrum in de Raamstraat. Ik maakte vrienden warm voor mijn Provo-plan. Een van de eersten was Maarten Lindt, die onder de naam Martijn veel in Provo geschreven heeft. Ook hij was beïnvloed door de bestudering van de oude anarchisten. Op het Spinozalyceum gaf hij in een oplaag van één geschreven eksemplaar het krantje De Libertair uit.
Via een brief die De Vrije van hem ontving leerden we in maart 1965 Rob Stolk uit Zaandam kennen. Een opstandige jongen, aktief in de ban-de-bombeweging en blijkens veel positieve reakties begiftigd met veel seksappeal. Een sympathieke lefgozer, in staat om veel jongens om zich heen te enthousiasmeren. Met Rob en zijn groep, waarvan Garmt Kroeze de belangrijkste tekstschrijver was, konden wij niet meteen tot samenwerking komen omdat zij ons te intellektualisties vonden. Apart gaven zij in de Zaanstreek in april 1965 het eenmalige tijdschrift Barst uit. Het kan als een voorloper van Provo gezien worden; Rob, Garmt, Hans Tuynman en ik schreven het vol. De provocerende mentaliteit van Barst werd het scherpst door Garmt Kroeze getroffen, in zijn ‘Open brief aan de bvd’: ‘Wij willen een barst zijn in deze gladde, de mens tot konsumptiemachine vernederende maatschappij, een barst die naar wij hopen zich spoedig zal verwijden tot een scheur, tot een breuk. | |||||||||
[pagina 19]
| |||||||||
Barst verscheen in een oplage van maar 225 exemplaren, toch had het sukses in de Zaanstreek. Rob werd geïnterviewd door Zaanse bladen, waarin hij achteloos verklaarde de Zaanse wapenfabrieken te zullen opblazen. Toen Rob echter naar Amsterdam verhuisde ebde het enthousiasme van de Barst-groep in de Zaan weg. Rob en Garmt sloten zich kort na het verschijnen van een stencil dat de verschijning van Provo aankondigde bij de Provo-groep aan. Dit stencil, ondertekend door Roel van Duyn, Martijn Ananar en Rob Faado, gedateerd 15 mei 1965, begon: ‘De anti-bombeweging, die het enige dienamiese element in de linkse beweging in nederland leek, is in het slop geraakt. | |||||||||
[pagina 20]
| |||||||||
Het verdere verloop van de geschiedenis liet zien dat deze teksten niet helemaal grootspraak waren. Tegen het desperate karakter van deze opzet en mijn mening dat wij de uiteindelijke verliezer zullen zijn kwam later binnen Provo wel verzet, vooral toen Constant Nieuwenhuys met zijn optimistiese toekomstwereld New Babylon met ons in kontakt kwam. De stencilmachine voor deze aankondiging en alle latere publika- | |||||||||
[pagina 21]
| |||||||||
ties hadden we gekregen van een oudere anarchist van het groepje rond ‘Recht voor Allen’, dat de oudere volgelingen van Domela Nieuwenhuis bijeenhoudt. Wel trachtten zij ons ervan te overtuigen dat we het blad beter niet Provo maar bijvoorbeeld ‘Vrede’ konden noemen, maar ondanks dit vergeeflijke gebrek aan visie hebben zij ons prima gesteund. Een reaktie op het aankondigingspamflet was een interview met Man Mulder voor het radioprogramma ‘Uitlaat’. Het was de eerste keer dat ik geïnterviewd werd en ik was erg zenuwachtig. Toch heb ik toen dingen gezegd waarover iedereen, mezelf inbegrepen, zich toen rot lachte, maar die later bijna woordelijk zijn verwezenlijkt of in elk geval zeer aktueel geworden zijn. Zelfs de dode, waarvan ik zei dat hij tijdens onze komende opstand kon vallen (toen Han Mulder ironies naar de mogelijkheid informeerde), is gevallen.
We gingen aan het werk. Eerst gaven we wat losse pamfletten uit in een serie die Provokatie nr... worden genoemd. Provokatie nr. 1 ‘Goed dat er politie is’ verscheen. Hij werd in de stad geplakt en verspreid, maar viel niet op. Provokatie nr. 2 claus von amsberg - persona non grata trof doel. Olaf Stoop, een provo rond het Lieverdje, verkocht in zijn ako-kiosk op Schiphol nummers van De Telegraaf waarin de provokaties gevouwen waren. Hij kreeg z'n ontslag en Olaf kwam met de provokatie in de publiciteit (28 juni 1965). Denigrerende interviews met mij in Het Parool en de Haagse Post volgden. Enige maanden later zou het geven van interviews dagelijks werk voor ons worden. De happenings bij het Lieverdje vonden op dat moment al bijna een jaar plaats. Het waren korte gebeurtenissen, waarbij de politie nooit massaal was opgetreden. De kreten: ‘Wat zaait de boer? De boer zaait hennep!’ en ‘Een tevreden roker is geen onruststoker’ hadden de aanwezige rechercheurs de indruk gegeven dat men hier met weliswaar krankzinnige maar toch onschuldige gebeurtenissen te maken had, die vanzelf wel dood zouden bloeden. Zij beperkten zich tot de regelmatige arrestaties van Robert Jasper en Tante Netty toen zij gedurende de periode van zestig dagen, die Jasper in het gevang moest doorbrengen (wegens het systematies bekladden van rookreclames) de happenings voorging. In de winter van 1964-1965 waren zij vaak prakties alleen bij het Lieverdje. Zelf was ik in die tijd zaterdagavonds vaak bij het Lieverdje. Ik vond het er uniek; er gebeurde iets werkelijk kreatiefs als Jasper, in een pseudo-religieuse verkleding, zijn preken over de Zin van de Zondag hield (‘Want Zondags, dan begrijp je, dan rookt hij zijn pijpje...’). Het was iets eigens, iets onnoemelijks avantgardisties en volslagen vrij van het gevestigde maatschappelijke leven waarin Amsterdam toen als in een plusfours gekleed ging. De eerste Provo-pamfletten die we rond het Lieverdje verspreidden sloegen in. Zo maakten wij bijvoorbeeld kennis met Luud Schimmelpenninck, een geniale uitvinder die later het Witte Fietsenplan en het Witte Schoorstenenplan op technies verantwoorde manier zou lanse- | |||||||||
[pagina 22]
| |||||||||
ren. Hij is een ontwapenende jongen; wie hem hoort spreken en er niet van overtuigd raakt dat hij het beste met ons allen voor heeft is een misantroop. Bij het Lieverdje ontmoetten we ook de leerling-uitgever Jan-Huib Blans. Hij heeft Provokatie nr. 3 in de openbaarheid gebracht. Deze provokatie vroeg zich af ‘wie van de 3’, prins Bernhard, don Carlos of Claus von Amsberg, de grootste demokraat was. De vraag werd toegelicht met een kort overzicht over hun fascisties verleden. Jan-Huib slaagde erin de provokatie in het rondvaartbootje van Beatrix en Claus te werpen vanaf de brug over Amstel en Keizersgracht(4 juli 1965). Het was het begin van een serie anti-monarchistiese akties. Bij het Lieverdje zongen we: ‘Worteltje boven, worteltje boven; leve de Republiek!’ Als anarchisten zijn we wel geen onverdeelde voorstanders van de republiek, maar we zijn ervan overtuigd dat de republikeinse staatsvorm de demokratie altans meer nabij komt dan de monarchie. Het spreekt vanzelf dat we tegen het levende anachronisme der monarchie zijn. In principe zijn we tegen Autoriteiten en voor spontane bewegingen van onderop. En de betekenis van overbodige autoriteiten zoals een vorstenhuis is niets anders dan een zinloos bevorderen van het autoritairisme zonder meer door de propaganda voor het Libelle-achtig geloof in ‘mensen die boven ons staan’ door hun geboorte. Natuurlijk, al wat verderfelijk is heeft tenslotte toch nog een belangrijke funktie als provokatie aan het goede en de strijd voor het goede die het uitlokt. En zo heeft het Nederlandse vorstenhuis zijn verdienste als voorwerp van Provo-agitatie, maar ik denk niet dat de voorstanders van de monarchie zich van dit argument graag bedienen. Wat Claus betreft, zijn besmette verleden zorgde voor de noodzakelijke compromittering van de monarchie. In een stabiele situatie, zoals die waarin de monarchie vóór Claus verkeerde, is een flinke bijdrage van rechts soms genoeg om een tendens naar links in de hand te werken. Als Claus niet als een Klaas gekomen was hadden wij hem moeten verzinnen.
Provo was publicity publicity en een gelegenheid om via Provo in de publiciteit te komen werd gretig aangegrepen door het fotoburo Stevens & Magielsen. Zij konden dat doen omdat de foto van prins Bernhard op Provokatie nr. 3 hun eigendom was. In de mening dat de produkten zijn voor wie ze gebruiken hadden wij deze foto achteloos uit de krant geknipt en in de provokatie verwerkt. Stevens & Magielsen spanden een kort geding tegen mij aan. Van onze kant speelden we het publicity-spel mee door een heldhaftige verklaring uit te geven waarom gedaagde niet voor de arrondissementsrechtbank verscheen: ‘...omdat hij de uitgever van het anarchistenblad provo niet is en evenmin van provokatie nr. 3. provo heeft nl. geen uitgever. Wisselende jongeren zetten er ongeregeld en spontaan hun schouders onder. Men kan voor provokatie nr. 3 niet één persoon aansprakelijk stellen, maar een anonieme menigte van subversieve elementen, waarvan provo de exponent is; | |||||||||
[pagina 23]
| |||||||||
provo het copyright niet erkent, aangezien provo het privé-bezit (waarvan het copyright een vorm is) verwerpt. De heer Magielsen won het proces. Ik moest de kosten (ƒ 280,-) betalen van het proces en op straffe van een boete van ƒ 250,- per overtreding mocht ik het pamflet niet meer uitgeven. Wel brachten we nu een andere versie van het pamflet in omloop. In het kader waarin de gewraakte foto moest staan stond nu in rode letters: censuur. Provokatie nr. 3 was de eerste van een grote reeks publikaties die ons in aanraking met de justitie brachten. Niet alleen werden later de nummers 1 en 7 van Provo in beslag genomen, ook de Provokaties 3, 7, 9, 13, nog drie ongenummerde pamfletten, twee nummers van Image en twee nummers van God, Nederland en Oranje waren óf ‘opruiend’ óf ‘majesteitsschennis’. Dwz. dat ongeveer een kwart van onze uitgaven in strijd is geweest met de letter der wet. 12 juli 1965: de grote dag dat het mirakuleuze en opruiende eerste nummer van het maandblad Provo verschijnt. De oplage was gestencild in een oplage van ruim 400. Medewerkers waren Maarten Lindt, Olaf Stoop, Hans Korteweg, Hans Metz en ik. In een fanatieke maar ook profetiese inleiding tot het provocerend denken verklaarde ik dat de asociale provo het enige lichtpunt is: een spaak in het wiel van de vooruitgang. Op deze inleiding volgde een redaktioneel artikel, ‘De praktische anarchist’, een heruitgave van een gelijknamige brochure uit het begin van deze eeuw. Behalve een opwekking ten strijde bevatte het een (sterk verouderd) overzicht van recepten voor eksplosieven. Het proza van de inleiding was buitengewoon bekoorlijk.
Om duidelijk te maken dat de heruitgave van deze brochure even kurieus en humoristies bedoeld was als hij door ons opgevat was, hadden we aan het slot een klappertje in de tekst geplakt met een onderschrift dat de lezer aanspoorde het klappertje te laten ontploffen. De knal en de geur alleen al zouden voldoende zijn om een onverhoopte bourgeois-lezer tot een overtuigd anarchisties terrorist te maken. Ernst is deze flirt met het geweld nooit geworden. We bedienden ons | |||||||||
[pagina 24]
| |||||||||
Jaap Berk en Olaf Stoop Geven in café Scheltema een ‘persconferentie’ over de inbeslagname van Provo 1.
later steeds meer van het geweldloos verzet, aangezien dit onder de huidige machtsverhoudingen in de asfaltjungles het meest effektief is. Wij lieten gewelddadigheden over aan de politie om er zich mee te compromitteren. In Provokatie nr. 12 (25 maart 1966) riepen we zelfs op tot een tijdelijke ‘geweldloze koëksistentie tussen provotariaat en klootjesvolk’. Gelukkig voor ons imaazje dacht de officier van justitie in Amsterdam, Van Renesse, er anders over. Sindsdien is hij een van onze belangrijkste publicitymakers geworden. Wat voor ons kurieuze literatuur was, was in zijn ogen realistiese opruiing. Van Renesse greep onmiddellijk in, toen hem daarom werd verzocht door de wachtcommandant van het buro Leidseplein. Deze had Provo 1 in handen gekregen toen agenten van zijn buro Olaf Stoop, Jaap Berk en mij gearresteerd hadden omdat we plakten op het Leidseplein. 's Avonds (20 juli 1965) werd ook Hans Metz als de administrateur van het opruiende blad van huis gehaald en opgesloten in een cel naast de mijne. Door middel van een klopsysteem, dat we ons uit de memoires van de grote anarchist Kropotkin herinnerden, kommuniseerden we. Intussen was ik 's middags gefouilleerd en men had ook mijn huissleutel gevonden. Ik werd bevolen in een wit volkswagentje te stappen om aanwezig te zijn bij een huiszoeking van een paar rechercheurs die met me meereden. Op mijn vraag of zij wel een bevel tot huiszoeking hadden werd geantwoord dat dat achteraf wel gegeven zou worden. Tegen mijn zin drongen de rechercheurs ons huis binnen en namen er ongeveer 100 eksemplaren van Provo 1 in beslag. Zij liggen nu nog steeds op de griffie. Verbazingwekkend was dat in ons huis juist toen de rechercheurs het betraden een provo aanwezig was. Hij is onmiddellijk met een | |||||||||
[pagina 25]
| |||||||||
Protest tegen de inbeslagname van Provo nr. 1 en de arrestaties. V.l.n.r. Olaf Stoop, Luud Schimmelpenninck, Maarten Visser, Wouter de Vries, Robert-Jasper Grootveld en (uiterst rechts) Hans Metz.
aantal Provo's 1 onder m'n bed gedoken en heeft daar de huiszoeking, weliswaar benauwd ademend, doorstaan. Olaf Stoop, Hans Metz en ik werden twee dagen op het buro Leidseplein en vervolgens op het hoofdburo vastgehouden. Waarom? ‘In het belang van het onderzoek’ werd ons medegedeeld. Een onderzoek heeft echter nooit plaatsgevonden omdat dat niet nodig was, daar wij allen onmiddellijk bekenden. Deze zinloze detentie in het politieburo was, als in zovele gevallen, niets dan een direkte straf die zonder vorm van proces opgelegd is door een gril van de officier van justitie. Een proces tegen ons bleef achterwege. Toch is Provo 1 nooit vrijgegeven, daar men desgevraagd te horen krijgt dat de zaak nog ‘hangende’ is. Als men politie en justitie ongemotiveerd mensen laat opsluiten en geschriften in beslag laat nemen, lijkt me dat een kwalijke aantasting van het recht op vrijheid van meningsuiting. Bekend is trouwens dat de brochure De praktische anarchist in het begin van deze eeuw openlijk verkocht mocht worden. De behandeling van de zaak-Provo 1 is niet de enige in z'n soort. Vooral bij de inbeslagname van lektuur die ‘aanstootgevend voor de openbare zeden’ is laat men het vaak bij intimidatie van de uitgever en de auteur door de politie. Mij bekend zijn de inbeslagnames zonder meer van Een kleine ongeschoolde klote arbeider en Vieze vuile... sorry in 1966. De Telegraaf komt de eer toe als eerste van de grote bladen het gevaar te hebben ingezien dat het provotariaat voor de gevestigde orde betekent. Het vooruitziende blad publiseerde op 24 juli een interview van Conny Sluysmans met acht provoos: ‘De taxi stopt voor een bouwvallige woning in de Karthuizersstraat, in het hartje van de Jordaan. De taxichauffeur kijkt van het huis naar mij en weer terug naar het huis, waarop allerlei leu- | |||||||||
[pagina 26]
| |||||||||
zen zijn geschilderd, en zijn stem klinkt vies als hij vraagt; “Weet u zeker dat u op nummer 14 moet zijn?” En als ik bevestigend antwoord zucht hij en zegt: “Dan hoop ik er voor u maar het beste van...”’ Charmante inleiding, maar venenum in cauda van de slangachtige Telegraaf-interviewster: ‘Eén met een baard, sommigen met lang haar, bijna allemaal met gerafelde kleren... Zo darren ze door. Jongens van 16 tot 33 jaar. Jongens die niet willen werken. Jongens, die overal tegen zijn. Jongens, die smaadschriften tegen Claus von Amsberg op muren Iets wat pas veel later, na de 10 maart-gebeurtenissen, door onze grote politici als Roolvink en BeerninkGa naar voetnoot* werd voorgesteld. Terecht suggereert Henk J. Meier in het Provo-nummer van Ratio (augustus 1965) dat De Telegraaf aandringt op de ‘Entlösung der Provofrage’. Sinds dit interview publiseerde De Telegraaf meer en meer artikelen die gericht zijn tegen provotariese verschijnselen (ik noem de belachelijke artikelenreeks van Ido van Bokkel en Ab Pruis over lsd, ‘De Ratten van Kattenburg’, ‘De Kattendoders van Antwerpen’). Kondigt deze angstvallige politiek van De Telegraaf grote suksessen voor ons aan? Dank zij de Internationale publicity torsten in juli 1965 een handjevol Amsterdamse provoos als ware Atlassen het enorme imaazje Provo. Een outsider dacht aan ‘de provoos’ als een volksdeel. In werkelijkheid waren we nauwelijks een georganiseerde beweging, maar een klein klupje dat echter door een bijzonder raak appèl op de grote onrust die er onder de oppervlakte leeft, als een boortorentje de subversieve gassen omhoog pompte. In de termen van kommunistiese propagandabrochures was onze groep ‘diep geworteld in de opvattingen van de massaas’. Maar niet de arbeidende massaas; de lanterfantende. | |||||||||
[pagina 27]
| |||||||||
Robert-Jasper Grootveld bij een ‘publicity’ -happening. Het provotariaat is verzameld op het Spui.
| |||||||||
[pagina 28]
| |||||||||
Dit is PROVO nr. 1Ga naar voetnoot* | |||||||||
[pagina 29]
| |||||||||
Inleiding tot het provocerend denkenWaarom heet PROVO PROVO? Zijn wij negatief of positief? Wat is onze norm? Hoe zijn onze manieren?
PROVO = PROVO, omdat het provo-gedrag in deze maatschappij voor ons nog het enig aanvaardbare is. De maatschappelijke ladder beklimmen en een ‘positie’ bekleden betekent meewerken aan de a.s. nucleaire ondergang, kapitalisme en militarisme. Kollaboratie met de Autoriteiten en hun listig zoethoudertje: de kortzichtige tv. Noem ons anti-professionalisten. Wij kunnen ons geen ‘job’ (zoals populaire carrièrejagers dat noemen) voorstellen, die niet tot doel heeft de noodtoestanden waarin wij leven te prolongeren. De arbeider produceert de minderwaardige lustobjekten waar de kapitalist desondanks zijn meerwaarde uitslaat, de ambtenaar administreert de slachtoffers der burokratie, de uitvindingen van technici en geleerden worden ogenblikkelijk misbruikt voor militaire doeleinden. De a-sociale provo is het enige lichtpunt. Zijn optreden is een spaak in het wiel der ‘vooruitgang’, die zo hard vooruit davert dat zij de bom onder de rails, vlakbij, niet ziet.
Wij weten dat de houding van de provo, zoals wij hem als nozemsoort kennen uit het proefschrift van dr. Buikhuizen, nog niet volmaakt is. Buikhuizen zegt: Het provocisme is geen uiting van verzet tegen de huidige maatschappij, provo's vinden hun baan niet onbelangrijk, provocisme is voor hen een vrijetijdsbesteding. Wij propageren het provocisme als hét verzet tegen deze maatschappij, wij hopen dat de provo gaat inzien dat zijn baan hem degradeert tot een radertje in de tijdbom die deze maatschappij is, wij pleiten voor full time-provocisme. Wij willen een betekenisontwikkeling bevorderen van: provo = provocerend nozempje tot: provo = staatsgevaarlijk anarchist. Vandaag houdt de provo zich niet onverdienstelijk bezig met het provoceren van de politie, reltrappen op de Dam, rotjes in brievenbussen leggen, morgen moet hij de politie als bewuste vijand gaan behandelen, het paleis op de Dam bestormen en eindelijk eens bommen in de brievenbus van het gebouw van de BVD leggen. Want alleen zij, de jonge lanterfantende en provocerende massa's op straat, zijn nog in beweging te brengen. Zij zijn vatbaar voor het verzet, niet de zogenaamde werkende klasse, die met handen en voeten gebonden is aan dit maatschappelijk systeem. De provo's zijn de laatste revolutionaire klasse in Nederland (en tot die provo's rekenen wij nu ook beatniks, pleiners, magiërs).
Wij staan negatief tegenover kapitalisme, burokratie, militarisme en de onvermijdelijke militair /politieke kollaps (WO III). Wij staan positief tegenover verzet, vrijheid en kreativiteit. Met andere woorden: wij staan negatief tegenover het positieve, positief tegenover het negatieve. Vandaar dat wij de haat liefhebben en de liefde haten. Onze norm is slechts: laat ieder de strijd tegen de buitenwereld in naam van zijn eigen bestaan tot het uiterste voeren.
Wij kunnen de massa niet overtuigen, we willen het nauwelijks. Hoe iemand ook in die apathiese, afhankelijke, geestloze troep kakkerlakken, torren en lieveheersbeestjes enig vertrouwen kan stellen is onbegrijpelijk. Maar goed, wijlen onze kameraden Domela Nieuwenhuis, De Ligt en anderen hebben het geprobeerd, hun nabestaanden proberen het nog, het is niet gelukt, het lukt niet en ons zal het niet lukken. We maken van de nood een deugd door die massa nu te provoceren. Onze manieren zullen niet getuigend, idealisties of profeties, maar provocerend zijn. Wij zijn doordrongen van de uiteindelijke zinloosheid van onze dagen, we geloven graag dat noch Johnson noch Kosigyn naar ons zullen luisteren en juist daarom zijn wij vrij in wat wij doen. We zien in dat een demonstratie geen uiteindelijke zin heeft; juist daarom gaat het erom van die demonstratie zelf alles te maken wat er van te maken valt, anders immers zou die demonstratie niet alleen objektief maar ook subjektief, niet alleen ab- | |||||||||
[pagina 30]
| |||||||||
soluut maar ook relatief zinloos zijn. Wij durven te zeggen: demonstreer om te demonstreren! provoceer om te provoceren! verzet om het verzet! Zo komt het dat de provo, die de vrijheid neemt alle autoriteiten te verwerpen. ook die van de absolute zin van ons handelen, de volmaakte anti-Vopo is.
Hebben wij genoeg van Juliana en Bernhard, Beatrix en Claus? Is de politie inderdaad onze beste kameraad? Zijn wij rood, zijn wij zwart?
Natuurlijk hebben we genoeg van J & B, B & C; we zijn de enigen niet. Het bijzondere van ons is dat we ook genoeg hebben van elke monarchie, van elke republiek, van welke staatsvorm dan ook, van elke regering en elke autoriteit. Wie had dat gedacht: we zijn anarchisten. Nu spreekt het ook vanzelf dat de politie onze beste kameraad is. De politieman is de meest impopulaire vertegenwoordiger van het Staatsgezag. Hoe meer er zijn, hoe brutaler en fascistieser hij optreedt, hoe beter het ons is. De politie provoceert, net als wij, de massa. Hij van de ene kant, wij van de andere. Hij zorgt ervoor dat hij wrevel verwekt onder de mensen over zijn optreden en dus over het gezag, wij trachten die wrevel aan te wakkeren tot verzet. Uitgesproken gunstig is daarbij, dat de politie zich onmiddellijk uit zijn tent laat lokken als we dat dienstig achten. We hoeven maar even op straat te gaan zitten (de Bom is een handig en dankbaar demonstratieobjekt), even een paar bloemen hij een monument te leggen of loeiende sirenes kondigen de komst van overvalwagens met hun grimmige bemanning al aan. Voor de ogen van een groot publiek ranselt hij dan op vreedzame demonstranten in. Kunnen wij ons beter kameraad denken?
Rooie kerels, met een neiging tot zwarte magie, zo kan je de anarchisten het best typeren. Geen wonder dus, dat de anarchistiese kleuren rood en zwart zijn. Met een rode toekomst voor ogen halen wij Beëlzebub binnen om het Hier en Nu te veranderen. De verandering is in eerste instantie afbrekend, dus Kwaad. Dat we op die manier een destruktieve indruk maken, we schamen ons er niet voor. Als de goede God déze maatschappij schiep, doen wij er goed aan ons met de Duivel te alliëren.
Daarom geloven wij ook niet in de volledige geweldloosheid als strijdmiddel. Alleen door het Goede naar het Goede streven, doen alsof het Kwaad niet in alles en overal beslaat, is ons te rechtlijnig en kortzichtig gedacht. Bovendien heeft het geweldloos verzet in Europa (tegen de atoombom) nauwelijks effekt gesorteerd omdat deze methode te veel afhankelijk is van massale deelname en een gunstige publieke opinie. Was voor Gandhi het geweldloos verzet zeer geschikt omdat hij de massa achter zich had, voor ons is het slechts incidenteel geschikt omdat wij die massa niet achter ons hebben en ook nooit zullen krijgen. Zijn wij revolutionairen? Zijn wij de bouwers van een nieuwe maatschappij? Geloven, wij in de anarchie?
Konden we maar revolutionairen zijn. Maar we zien eerder de zon in het westen opkomen dan in Nederland revolutie komen. Woonden we bijvoorbeeld in Spanje of de Dominicaanse Republiek dan waren we het zonder twijfel. Nu kunnen we met veel anders zijn dan opstandelingen, maar ook als opstandeling beuk je hier je kop stuk op de granieten muur van burgerlijke behoudendheid. Het enige wat ons overblijft is de provokatie.
Zoals onze krachten ontoereikend zijn om te fungeren als slopers van de oude maatschappij, kunnen we ook geen bouwers van een nieuwe zijn. Dat zou een happening en een kreatie zijn! De politie, het leger, het hole Staatsapparaat weg. De arbeiders nemen hun eigen fabrieken in beheer, het produktieapparaat komt in handen van het volk en de macht wordt gedecentraliseerd. Zo ging het in een deel van Spanje voordat Franco het land veroverde, zo was het in de Oekraïne voordat de kommunisten er de anarchisten verdreven.
In een anarchie is de mens tenminste maatschappelijk vrij, hij heeft er de optimale voorwaarden tot menselijke vrijheid en kreativiteit. Wij geloven in de anarchie en wij houden hem u voor als ons alternatief, dat inspireert tot ons laatste en eerste doel: verzet. Roel van Duyn (en iedere provo die dit geschreven kon hebben) | |||||||||
[pagina 31]
| |||||||||
De practische anarchistProvo-voorwoord:
Provo meent er goed aan te doen de provocerende jongeren, die het geweld als verzetsdaad willen gebruiken, voor te lichten. De discriminatie van het geweld en het vanzelfsprekende gebrek aan militaire scholing in de linkse kringen in Nederland maakt een dergelijke voorlichting geenszins tot een overbodige luxe. Gewelddaden, mits subtiel geplaatst, kunnen de kracht van het verzet uitbreiden tot een groter aktieterrein. Niet zonder reserve dus, maar overtuigd dat alle middelen bruikbaar kunnen zijn, keren wij ons met deze heruitgave tegen het dogma der geweldloosheid. Dat geweld geweld oproept, daarvoor zijn wij allang niet bang meer. Het geweld der militaire Autoriteiten is immers al voorgoed opgeroepen, het is niet meer te bezweren en onze geweldloze akties (die we natuurlijk van harte steunen) blijken niet in staat ook maar het minste te veranderen. Wij mogen geen oogkleppen opzetten en dom doorwerken langs het eenmaal ingeslagen paadje zonder dit feit - het falen van het geweldloos verzet - onder ogen te zien. Ons zou het niet spijten als er hier en daar wat militaire objekten de lucht in vlogen. Het zou niet alleen het verzet in zijn geheel stimuleren, maar het zou bovendien voor 't eerst zijn dat het militaire apparaat door ons toedoen werkelijke schade was toegebracht. Wanneer het Ministerie van Defensie of het gebouw van de BVD door anarchistiese aktiviteiten buiten werking gesteld werden, zou dat effektiever zijn dan 1000 antibommarsen. ‘De practische anarchist’ is een aan het begin van deze eeuw anoniem uitgegeven en geschreven brochure, die wij hieronder in verkorte vorm publiceren.
DE PRACTISCHE ANARCHIST een heruitgave, aan allen die met ons de strijd aangebonden hebben voor recht en voor vrijheid! uit het voorwoord van de uitgever:
Kameraden. ... nooit mogen zachtzinnige overwegingen ons leiden als er tegen die schavuiten opgetreden moet worden. De nitroglycerine is niet alléén een middel tegen kapitalisten en regeerders - haar wonderdoende kracht kan ook beproefd en toegepast worden op de onderkruipers-legioenen. Wanneer bv. door een muur van geheime en geüniformeerde agenten omgeven, een stoet onderkruipers nadert, gaat ge naar den zolder. En als het lugubere vrachtje zich eventjes vlak onder u bevindt, laat ge, zonder u te vertoonen en slechts door uwe hand even buiten te steken - het zaakje gewoonweg vallen. Of er door deze taktiek méér onderkruipers dan politiemannen getroffen worden, is van betrekkelijk ondergeschikt belang. Nog dient u een raad gegeven te worden; laat u nooit in met personen, die u onbekend zijn, laat u nimmer door het woordje ‘kameraad’ van een vreemde of door een zekere klederdracht van de wijs brengen. En tenslotte: weest bij de Samenstelling der ontplofbare stoffen uiterst voorzichtig. Wanneer ge niet zeker zijt - trots de zeer duidelijke en eenvoudige uiteenzetting - van slagen, begin er dan niet aan. Want het leven van één strijder heeft meer waarde dan dat van honderd kapitalisten en onderkruipers. En bovendien, hij, die werkelijk een kameraad is, hij leeft zich toch wel uit zij het ook op een andere manier en dus minder grootsch. Welnu, kameraden, het boekje is u, doel er uw voordeel mede, bewijs de groote zaak die ons lief is uw genegenheid, bewijs haar uwe diensten en mocht ge vallen in den strijd - zoals zovelen der onzen reeds vielen - het zal dan tevens uw verheffing zijn. Want met gulden letters, in gulden schrift, zal de historie dan van u gewagen, zij zal het nageslacht vertellen van een hero die zich gaf. Leve de anarchie!
uit het voorwoord van de schrijver:
Afbreken is ook opbouwen. M. Bakoenin.
Aan de strijdende kameraden. De noodzakelijkheid van het terrorisme aantonen is onnoodig. In den strijd van den uitgebuitte tegen den uitbuiter dringt het geweld zich noodlottigerwijze op. De levensomstandigheden zelve doen ons meer dan welke theorie ook inzien de onbetwistbare behoefte aan macht. De geschiedenis zelve leert ons dat waar een verdrukt volk eenig recht verkregen heeft, het dat heeft te | |||||||||
[pagina 32]
| |||||||||
danken aan de macht en het geweld. Het eenige wat de bourgeoisie vreest, is slechts het geweld der oproerlingen de terreur. Aan het geweld dankt de bourgeoisie haar meesterschap, door het geweld zal zij te gronde gaan...
DE PRACTISCHE ANARCHIST | |||||||||
Ontplofbare stoffen.KNALKWIK Bereiding. Men late één deel zuivere kwik oplossen in 10delen verdichte salpeterzuur (soortelijk gewicht 1,35) van 70o centigraden. Deze temperatuur van de salpeterzuur wordt verkregen door die, evenals alle stoffen in de scheikunde gebruikt, in een heet water bad te verwarmen. De verhoudingen zijn naar het gewicht bepaald. Wanneer, na eenigen tijd, een zeer sterke reactie intreedt (een soort opborreling) moet men beetje voor beetje (in drie malen) 12 deelen alcohol van 95o Gay-Lussac bijvoegen. Al deze verrichtingen worden volbracht in een grooten glazen retort, in een ruime makkelijk te ventileeren kamer, want men moet de vergiftige dampen, die zich gedurende de reactie ontwikkelen, naar buiten drijven. Eerst zijn die dampen wit, maar als zij donker bruin worden, verspreiden zij zich in overvloed en zijn de aanduiding van een gevaarlijk geworden reactie. De bewerking is niet gelukt, men moet daarop opnieuw beginnen. Om ongelukken te voorkomen, wanneer de dingen deze gevaarlijke wending nemen, moet men den inhoud van den retort onmiddellijk overgieten in een bak koud water, dat altijd gereed moet zijn. Wanneer integendeel de normale reactie is opgehouden, blijven er op den bodem van den retort kleine witte of grijs-witte kristalletjes over, dat is de knalkwik. Eigenschappen. Deze kristallen kunnen opgenomen worden met een houten tangetje (niet van metaal). Men giet de aldus verkregen kristallen op een houten toestelletje voorzien van linnen en men wascht ze tien of twaalf maal met koud water. Die afspoeling moet zoolang voortgezet worden totdat het water er afdruipt. Het kwikfulminaat, op deze wijze verkregen, kan bewaard worden in een stuk linnen aan een touwtje opgehangen onder een laag water van 2 of 3 centimeter. Een stoot en een wrijving veroorzaken makkelijk een vreeselijke ontploffing. Het ontploft bij een temperatuur van 150 à 200o. Zijn verbrandingstemperatuur op het ogenblik van de ontploffing is 4810o. Zijn ontploffingssnelheid is zeer groot en de uitwerkingen zijn buitengewoon geweldig. Gebruik. Tengevolge van de gevaren, die het knalkwik biedt, wordt het meestal alleen gebruikt als ontploffingsstof, den ontploffer der bommen. In het hoofdstuk: ‘De ontploffers’ zullen wij zijn gebruik voor dit doel van naderbij bezien. Bemerking. De behandeling van het knalkwik is buitengewoon gevaarlijk.
KNALZILVER De bereiding is gelijk aan die van knalkwik, maar men moet de grondstoffen in de volgende verhouding gebruiken. Eén deel zuivere zilver, tien delen salpeterzuur (s.g. 1.35), 27 deelen alcohol van 85o. De knalzilver is eveneens zeer ontplofbaar en dient voor hetzelfde gebruik.
DYNAMIET De behandeling van nitroglycerine is altijd zeer gevaarlijk; het is dus het beste haar tot dynamiet te vervormen. Het dynamiet is samengesteld uit twee zelfstandigheden die in hoeveelheid kunnen verschillen. Een dier bestanddeelen is de nitroglycerine, het andere is een stof, die gemakkelijk de nitroglycerine absorbeert. Zulk een stof mag op haar beurt of gevoelloos of ontplofbaar zijn en wordt de basis van het dynamiet genoemd. We zullen later zien welke de meest gebruikelijke bases zijn. Al het werk bestaat in de bereiding van het mengsel dier twee stoffen. Men gaat als volgt te werk: In een leemen pot legt men de basis van het dynamiet in bepaalde hoeveelheid en men voegt er langzamerhand de overeenkomstige hoeveelheid nitroglycerine bij, terwijl men om schokken te vermijden met een houten vijzelstamper of buigbaar stokje roert. Is dit mengsel bereid, dan stelt men het gedurende 10 à 15 minuten aan de vrije lucht bloot om er eindelijk kardoezen van te maken. De dynamietkardoezen worden gemaakt met behulp van een met olie gedrenkt papier, dienende tot omhulsel, opgerold in cylindervorm of in den vorm van een prisma gesneden, om ½ à 1½ Kgr. dynamiet te kunnen bevatten. Men vult deze hulzen met dynamiet met een houten schepje (de dynamiet niet opproppen). De kardoezen worden op gelijke wijze gesloten als geldrolletjes, d.i. door eenvoudig de uiteinden dicht te vouwen; terwijl men ze aan een touwtje bevestigd houdt dompelt men ze 2 of 3 malen in gesmolten parafine van 55o. De parafine omringt den huls met een laag die tegen vocht beschermt en de aldus bereide kardoezen moet men bewaren in doozen met houtzaagsel om schokken te vermijden. | |||||||||
[pagina 33]
| |||||||||
De dynamiet in de vrije lucht ontvlamt wel, maar geeft geen ontploffing, terwijl men het aansteekt; het brandt heel rustig. Het ontploft eerst bij 180o.
De basis van het dynamiet kan vervaardigd worden of uit één of uit meerdere stoffen, maar men moet zorg dragen die zoo te nemen, dat ze geen ontploffing verwekken. Bij het mengen met de nitroglycerine, in de normale temperatuur en dampkringsdruk. De ongevoelige bases zijn die, welke apart genomen, niet ontploffen kunnen, bv. kizelghur of ghur, dit is een soort aarde, welke gevonden wordt in Oostenrijk en in Hannover, gevormd uit schildpadschalen van versteende dieren. Bij gebrek aan ghur kan zeer drooge tichelsteen poeder dienen of ook houtskoolpoeder Ziedaar 3 ongevoelige bases. De dynamiet met tot basis ghur is witrood, met tichelsteen rood en zwart in het derde geval. De ontplofbare bases zijn die welke door haar eigen samenstelling reeds ontplofbaar zijn zoals buskruit, schietkatoen.
FORMULES Er zijn veel dynamietformules. Alle encyclopediën geven er aan, evenals de verhandelingen over technologische scheikunde. Wij geven enkel hier de formules die ons het meest geschikt toeschijnen ten opzichte der makkelijke bereiding en de uitwerking die wij ervan verwachten.
MELINIET Zeer ontplofbare stof. Is niets anders dan picrisch zuur gemengd met pyroxyline in de volgende verhoudingen: picrisch zuur 70%, pyroxyline 30%. Maar de gebruikte pyroxyline moet opgelost zijn in ether of aceton (azijn), 45 deelen ether of aceton (azijn) op 35 deelen pyroxyline.
PANCLASTIET Het mengsel van stikstofhoudend oververzuurd metaal met een gelijke hoeveelheid petroleum of zwavel-koolstof, vormt de panclastiet. Dit mengsel kan een zeer geweldige ontploffing geven als het voorzien is met drie gram knalkwik en gesloten in een solied, weerstand biedend omhulsel, bv. ijzer, gietijzer enz.
RAC À ROCK. Dit is een ontploffingsmiddel, samengesteld uit 3 deelen potaschchloraat en 1 deel binitrobenzine. Hoe fijner de poederachtige potaschchloraat is, zoveel te beter is het. Het schijnt ons nuttig de Rac à rock hier te vermelden, omdat men hem zonder gevaar kan bewaren en men de 2 samenstellende deelen afzonderlijk kan vervoeren. Dit ontploffingsmiddel kan den zelfden rol vervullen als de dynamiet, voorzien van een ontploffer van knalkwik.
MENGSEL VAN ZWAVEL-BENZINE. Indien men 2 flesschen vult, de één met zwavelzuur, de ander met benzine en men ze in een stuk linnen rolt, ontstaat onder het wegwerpen een ontploffing die een groote vlam geeft. Zulk een bom kan dienst doen als het erom gaat voorwerpen in brand te steken. In plaats van de flesschen in een eenvoudig stuk linnengoed te wikkelen, kan men een stuk linnen nemen, bedekt met gesmolten hars en wanneer deze nog warm is doet men er stukken ijzer; kogels enz. in. I.p.v. de flesschen te nemen kan men een speciale bom nemen. | |||||||||
TechniekDE BOMMEN We zullen opeenvolgend de drie deelen, waaruit elke bom bestaat bestudeeren: 1. Het omhulsel 2. De ontploffer 3. De inhoud.
1. HET OMHULSEL Het omhulsel mag den vorm hebben welke men wil, de scherpzinnigheid van den vervaardiger zal voordeel weten te trekken uit de omstandigheden en zich daar naar richten Echter hebben het gebruik en de practijk ons de meetkundige vormen doen verkrijgen, zooals: De Bol, Cylinder, Prisma met vierkanten bodem. In ieder geval is het noodig het omhulsel een tamelijk weerstandsvermogen te geven, hoe solider het omhulsel is, des te geweldiger zal de ontploffing zijn, metaal, ijzer, gietijzer, is dus geheel aangewezen daarvoor. Voor de cylinderbommen neemt men een ijzeren pijp, waaraan men door behulp van sterke schroeven twee deksels bevestigt.
2. DE ONTPLOFFERS De ontploffer van een bom bestaat uit verschillende deelen. Het hoofdgedeelte bestaat uit een metalen om hulsel (koper, blik enz.), cylindervormig, op | |||||||||
[pagina 34]
| |||||||||
welker bodem men met een houten stamper zeer zacht 2 of 3 gram knalkwik perst. Deze kardoes wordt met den gesloten kant in de ontploffingsstof der bom gestoken, zoodat 3/8 van den kardoescylinder in de ontploffingsstof dringt, ¼ blijft buiten. Men plaatst in de opening van den kardoes een lont. Boven die lont bevindt zich een mengsel van 1 deel suiker, 1 deel zwavel en 2 deelen Bertholet-zout. Boven dit mengsel plaatst men een gesloten busje van dun ijzer, bevattende zwavelzuur. Zoodoende breekt de bom al vallende dit breekbare busje en het zwavelzuur verstrooit zich op het suikermengsel met Bertholet-zout en veroorzaakt een vlam, die op haar beurt de lont aansteekt, de kardoes met knalkwik ontploft en daarna de bom. Het busje van dun ijzer kan ook in verschillende posities in een bom geplaatst zijn:
De hier boven beschreven ontploffers behooren tot de ontplofferscategorie, genaamd de scheikundige. Dan zijn er nog de mechanische. Zie hier hoe men die vervaardigt. Men neemt gewoon revolverkardoezen (hulzen), bevattend 2 of 3 gram knalkwik en zoodanig in de bom geplaatst, dat de opening naar het binnenste van de bom is geplaatst. Zoo plaatst men er gewoonlijk 6 of 8 in een bolvormige bom aan de uiteinden der middellijnen; in een prismavormige bom op zijn minst één op ieder vlak. Laat ons tusschen twee haakjes vermelden, dat den bom van den anarchist Orsini, geworpen in 1858 naar Napoleon III, van het mechanische ontploffersysteem voorzien was en 25 ontplofkardoezen bevatte. Haar uitwerking behoorde tot de verschrikkelijkste: verscheidene honderden doden of gewonden. Napoleon ontkwam slechts dankzij de voorzorg die hij had genomen, niet in een keizerlijk rijtuig plaats te hebben genomen.
3. DE INHOUD Alle ontploffingsmiddelen, waarover in deze handleiding gesproken is, kunnen dienen om een bom te vullen. Het gewicht van den inhoud wisselt af tusschen een ½ en 1½ Kgr. Als men een bom laadt plaatst men zorgvuldig de kardoezen tegen elkander aan, om zoodoende slechts een goed compacte massa te vormen.
ONDERZEESCHE BOMMEN Men duwt in de kardoes met knalkwik een klein buisje gebogen in den vorm van een V, recht of ondersteboven. De hoek van dit buisje wordt gevuld met een stuk sodametaal of beter met potessium. De opening van het buisje, is gesloten met goed vloeipapier. Dergelijke bommen kunnen in kerken dienen. Men plaatse ze in het wijwatervat. Daar het vloeipapier de ontploffing een weinig vertraagt, kan men zich verwijderen.
MIJNEN OF HELSCHE MACHINES Deze bomsoort verschilt van de vorige doordat het hier mogelijk is het juiste uur te bepalen en te regelen, waarop de ontploffing moet plaatshebben. Een radersysteem - een soort uurwerk - zal zoo iets mogelijk maken. Men heeft dus in de constructie der mijnen een mechanisme om te wekken noodig, dat men dmv. schroeven aan de binnenzijde van het omhulsel bevestigt. Daarbij, een hamer, in den vorm van een Veer is aangebracht tegenover den ontploffer met knalkwik, zoodanig dat hij er nogal strak tegenaan leunt. Dmv. een haak houdt men den hamer achteruit, zoodat als de haak wordt weggenomen de hamer vlug de oorspronkelijke positie inneemt en recht tegen den ontploffer aanstoot. Deze haak bevestigt men met een touwtje aan het slagwiel van het uurwerk. Als het uur daar is, wordt het touwtje opgerold, trekt den haak, de hamer slaat en de bom ontploft. Deze mijnen geven zekere voordelen. Niet alleen dat men ze kan gebruiken op de wijze der anderen, maar men kan ze ook per post verzenden naar de plaats waar zij onze zaak moeten dienen: In de banken, in particuliere of openbare bureaux, in de treinen zelfs. Echter, als men den machine expedieert vraagt de verpakking eenige zorg. Men moet natuurlijk het geluid van het uurwerk onhoorbaar maken. Hiervoor moet men de bom wikkelen in een verpakking met dubbelen wand. | |||||||||
[pagina 35]
| |||||||||
DE LONTEN Een pit van een spirituslamp gedrenkt in een oplossing van 1 Kgr. salpeter en 15 liter water (kokend) is uitstekend. Als men een klevende pap van gom en knalkwik omringt met een lont van katoen en indien men die laat drogen, verkrijgt men een lont, die ontploffing kan verwekken door een schok. Zij dient bij ontploffingen in rijtuigen en treinen.
PRACTISCHE RAADGEVINGEN Verbrandingsvloeistof. Men koopt witte phosphor in staafjes. Onder een laag water snijdt men het in kleine stukjes en losse het op in ether. Men moet het altijd onder water bewaren in een fleschje met goedsluitende kurk. Op het ogenblik van het verbruik giet men die vloeistof op het voorwerp dat men wil verbranden (katoen, laken en andere licht ontvlambare stoffen). Na eenige oogenblikken verdampt de ether en het phosphor ontvlamt. Het is een uitstekend middel tegen smerissen. In de vergadering of op straat werpt men een weinig vloeistof op de kleeren van een smeris en men gaat heen. Na eenige oogenblikken ontvlamt het. Het is goed dat de propagandisten altijd een beetje van die vloeistof bij zich dragen; als zij bij den kraag worden gepakt en opgebracht door zo'n beest, zullen ze onderweg gemakkelijk gelegenheid vinden zich ervan te ontdoen, zonder hun toevlucht te nemen tot minder humanitaire middelen.
HOE JAAGT MEN EEN JAGER Het is makkelijk zich te ontdoen van een bourgeois die op jacht is. Neem eenige kardoezen uit zijn geweer, ledig die en vult ze met knalkwik en sluit ze als ze daarvoor waren. Als de Nimrod aanlegt, gaat hij daarheen, waarheen hij het arme wild wilde sturen.
SLAAPVERWEKKENDE SIGARETTEN Men lost 5 gram opium in 35 druppels alcohol op. Men drenkt met deze oplossing een hoeveelheid tabak, noodig om er 5 sigaretten van te maken. Na zulk een sigaret gerookt te hebben kan men voor 2 à 3 dagen inslapen en zelfs om nooit meer wakker te worden. Het komt er vooral op aan te zorgen niet het eerste slachtoffer te zijn dezer sigaretten, door ze onder de eigen voorraad te mengen.
VRIENDSCHAPSINKT Men gebruikt deze inkt om geheime correspondentie te voeren, hetzij op wit papier, hetzij tusschen de regels van het één of andere geschrift of drukwerk. Kobaltchloor, gemengd met 1/8 Kgr. zeezout en zeer aangelengd met water, geeft een soort inkt, waarmede het schrift, onzichtbaar op het papier, in blauw verschijnt door lichte warmte, daarna verdwijnt, naarmate kobaltchloor weer water tot zich neemt en opnieuw verschijnt door de warmte. De oplossing loodacytaat of bismuth salpeterzuur geeft een onzichtbaar schrift dat zwart wordt bij aanraking met gehydrogineerde zwavel-alkali.
INKTWEGNEMER Het inktwegnemen, dat gebruikt wordt om inktvlekken en het schrift zelve weg te nemen, is een oplossing van alkalisch zuur en wijnsteenzuur. Door het geschrift aan chloor (gasvormig) bloot te stellen, verdwijnt het geheel en al men moet zorgdragen, dat het schrift, hetwelk met uitgewischt behoeft te worden, niet in aanraking komt met chloor. Het spreekt vanzelf dat de procédé's voor de vriendschapsinkt of inkt wegnemen bij de politie bekend zijn.
PROVO-NAWOORD: Om de lezer meteen wat in de stemming te brengen bieden wij hem hierbij een kleine ontploffer aan. Leg blz. 21 van Provo 1 op een harde ondergrond, sla vervolgens met een hard voorwerp de ontploffer op de kop. De knal en de geur alleen al zullen voldoende zijn een onverhoopte bourgeois-lezer tot een overtuigd anarchisties terrorist te maken. | |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
Vrolijke zondaarsVan de arbeider moeten we het hebben. Van de vrolijke zondaar. De choleriese zwartzaadzitter. Van de kankerende ouden van dagen. Van de charlatans, wonderdokters, bacillendragers. Van de bedelaars, lam, kreupel en blind. Van de eisers, de stakers, de wensers, die nooit piggelmee kunnen worden. Van de junkey met zijn zonnen en slaap. Van de arme, schurftige schaamstreeklijders, kinderverkrachters met kompleksen. Maar NIET van de juten, de ganderings; het zwarte gespuis. En NIET van de dominees, de pausen, paters en zielekussers; het zwarte gespuis. En NIET van de sergeantjes en nog minder van de generaaltjes; lang leve het kruis. Hans Korteweg | |||||||||
BeroVreemde wereld tegenwoordig. Hoe was het vroeger? (Is de jeugd van tegenwoordig inderdaad slechter dan de jeugd van vroeger? Een geliefkoosde vraag in de tienerrubrieken van Libelle, Telegraaf etc.; meisjes die onder hoogspanning leven, want hun moe zegt altijd; jongens, ferme knapen, draag trevira, die vragen of het toegestaan is een meisje waarmee je 9 jaar en 2½ maanden vaste verkering hebt na haar naar huis gebracht te hebben na een hens heel netjes feestje te kussen). Schreeuw je wel eens op straat? Zoals ik gisternacht. Komt er een agent, interessante strepen en jeukend pistool, op fiets aanresen. Vraagt, nee valt uit, wat dat te betekenen heeft. Ik zeg (wat moet je zeggen op zo'n moment) dat het niets te betekenen heeft. Of ik mee wil naar het buro (sidderend spreekt hij het magiese woord uit: BERO) Ik (sussend): nee, zeker niet, maar (zeg, ik, stom genoeg) waarom mag je wel schreeuwen (hoera) als de koningin voorbijkomt, sterker (zeg ik) (o jé dat gaat verkeerd, dat wordt BERO, in nare nauwe CEL, met vieze stinkende laarzen met kaartende stomme taal zwetsers) sterker (zeg ik dus) sterker, als de hare majesteit, u weet wel, de koningin, voorbij snelt in haar gouden koets of in haar open landauer, heet zo'n ding als ik me niet vergis, of in haar kogelvrije buick, ja sterker meneer, u weet wel, agent dan moet ik schreeuwen (hoera) anders, o spaar me, moet ik mee naar het BERO en word in een nare nauwe CEL getrapt wegens hare majesteitsschennis, bewaar me, ik haar de majesteit schenden?, met allemaal bridgende dienders die geabonneerd zijn op De Waarheid en PSP stemmen en kijk daar kan ik niet tegen agent (zei ik dus tegen dat persoon). Maar het stond me al te verbaliseren wegens het door verbalisant op de openbare Hans Korteweg | |||||||||
Vrije liefdeHoewel de liefde niet zo'n grote plaats inneemt als fruit ons wil doen geloven maakt de seks toch zeker meer dan 50% van ons gevoelsleven uit. We mogen verwachten dat mensen die beste theorieën hebben ontworpen voor de maatschappij zich terdege met het probleem liefde hebben bezig gehouden. Daarin schieten de anarchisten echter te kort. Zij komen niet verder dan vrijheid en verantwoordelijkheid in het gezin. Iedere oprechte anarchist zal toch moeten erkennen dat het gezin al een autoriteit is die ver verwijderd is van het ideaal vrije liefde. H. Metz kwam in de vrije in verweer tegen de autoriteit in de polyandrie het idee van Pawlowski. Waarom dan geen protesten tegen de autoriteit in de monogamie. Het is toch zeker net zo autoritair als een man en een vrouw elkaar onttrekken aan het algemeen seksueel welzijn als wanneer zes vrouwen buiten spel komen te staan? M.i. zijn zowel polyandrie als polygamie als monogamie uitvloeisels van op elkaar inwerkend kapitalisties systeem en bourgeois moraal. De enige vorm die in overeenstemming is met het anarchisme is de volledige amorele promiscuïteit.
Gegevens ontleend aan de vrije, cbs fruit traumdeutung verlesung en constandse grondslagen van het a vrije liefde bakoening god en de staat kropotkin l'aide mutuel Martijn Ananar | |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
Ein Claus
| |||||||||
PolitieOok de politie was weer paraat en in het geweer. Toen vrijdag, de dag voor het Hoge Bezoek, enkele jongeren bloemen wilden gaan leggen bij het Monument op de Dam, ter herdenking van de slachtoffers van de Wehrmacht, rukte de politie onvervaard uit en namen de bloemenleggers én de filmer van de televisierubriek ‘Brandpunt’ mee naar het buro Warmoesstraat. Alles met de gewone ‘forse’ aanpak. Ton Regtien (SVB-er) kreeg een trap in z'n kruis, Rudolf de Jong (Buiten de perken) loopt nu met z'n linkerhand in het verband. De PvdA-pers gaf ruime publiciteit aan deze gebeurtenissen. Aan haar ontlenen we ook de volgende uitspraak van hoofdinspecteur de Leeuw: ‘Al heb ik geen pool om op te staan, ik schop ze eraf.’ Een wijs man dus, aan wie men de politionele zorg over de Amsterdamse burgerij met een gerust hart kan toevertrouwen. De hele Claus-week patrouilleerde de politie 's nachts met vijf verschillende soorten burgerauto's door Amsterdam, belust op plakkers. Zaterdag, op de dag van het bezoek, was er duizend man politie op de been in het centrum van de stad. 2000 laarzen dus, 1000 petten, 1000 knuppels en 1000 revolvers. Maar goed dat het Nederlandse volk zijn wapens moet inleveren; die kan men niet aan jan-en-alleman, alleen aan het puikje van ons volk toevertrouwen. | |||||||||
Provo geprovoceerd‘Pieter Adriaan Anton Magielsen, wonende te Amsterdam, te dezer zake domicilie kiezende te Wassenaar ten kantore van’ enz. enz. dagvaart het anarchisties tijdschrift Provo teneinde alsdan aldaar aangezien mitsdien ‘bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, | |||||||||
[pagina 38]
| |||||||||
gedaagde zal worden veroordeeld om:
De heer P.A.A. Magielsen meent dit te kunnen doen omdat hij de maker van de bewuste foto van Bernhard is en wij hem hiervoor geen toestemming hebben gevraagd. Hij wil voorkomen, ‘dat zijn naam als maker van de foto van Z.K.H. Prins Bernhard in verband wordt gebracht met het anarchistisch tijdschrift en diens opvatting omtrent de democratische gezindheid van Bernhard, Claus en Carlos. Tevens wil hij voorkomen dat Provokatie nr. 3 wordt verspreid bij bezoeken van Claus en Beatrix aan andere steden. Wij hebben de foto lukraak uit een krant geknipt. We dachten dat de produkten zijn voor wie ze nodig hebben. We erkennen het eigendomsrecht van de heer P.A.A.M. niet. We propageren de beroving van de ekonomies sterkere door de ekonomies zwakkere, overwegende dat de welvaart geëgaliseerd moet worden en dat alle bezit gekollektiviseerd moet worden. Het onweerstaanbare vermoeden rijst dat het hier een zijdelingse aanval van de Staat betreft, die Provo niet ronduit een proces wegens majesteitsschennis durven aan te doen vanwege het ongewenste licht dat dan op het trio Claus/Bernhard/Carlos zou gaan schijnen. Indirekte censuur dus. red. | |||||||||
PeuleschilletjeZo nu en dan, we lopen op straat; het is goed en alles is duidelijk. We nemen een pil en reppen ons gehaast naar ons werk, naar de geurende stal, ons huis en de warme bloedverwanten. We nemen weer een pil en alles is duidelijk. We kunnen nu geordend leven; voor en achter is één. Naar mijn vriend Erik vertelde (hij is een jaar in Amerika geweest), kan men, als men in Amerika naar een andere stad verhuist, vrienden huren in die stad. Men kan kiezen: blank of zwart? kleur ogen? haar? etc.? etc.? | |||||||||
Voor ieder mens een vriendStel u voor, u zit in uw nieuwe huis wat uit te rusten van de verhuizing, wordt er plots gebeld. Wie kan dat zijn? U doet open. Staat daar een man. Gelijk zo een u altijd als vriend gewenst had. Hij groet (hoed af als u daar van houdt) en zegt: ‘Ik ben uw/jouw vriend.’ Ge bent blij en tevreden. Het leven is een peuleschilletje. Maar na enige maanden ziet ge uw vrouw versomberen en wegkwijnen. U praat met haar en ziet, zij wil een vriendin. U lacht, want ge zijt gelukkig en geeft haar een vriendin voor haar verjaardag. Als u rijk bent kunt u er ook meerdere geven. Zijn er kinderen of komen er kinderen, u geeft die lieverds vriendjes en vriendinnetjes, die echt kunnen plassen, met echt haar. | |||||||||
We kunnen zeer geordend levenWe kijken niet naar blinden. We luisteren niet naar doven. We zoeken een goed heenkomen. Laatst zag ik een vrouw met een plastic neus. Een gewone, rechte neus. Haar neus was losgeschoten uit de klemmetjes. Hij stond op een kier. Ze was hem aan het rechtzetten voor een etalageruit. Een ander kamt zijn haar of werpt een steelse blik of zijn gezicht vriendelijk staat. Zij zette haar neus en SCHEEN DAAR KONTENT MEE. | |||||||||
Goddankjantje (18) ging met liesje (18) naar de heilige mis om kindje te wiegen 's nachts om 12 uur gelovig als ze zijn. ze lieten een potje inkt in het wijwatervat zakken en wachtten af. inderdaad werden alle gelovigen zwart (een teken van de here) en bleven alle spotters en genieters, uit tijdverdrijf wiegers, zwervers en arme-god-hebbe-hun-zielzondaars verschoond, GODDANK ZAT GOD NIET IN het wijwatervat hoewel hij ALOMVERTEGENWOORDIGDEEUWIGONBEVLEKT is. hoe dan ook, alle hoerakakelaars riepen boeh en bah en vonden het een schande. hoe dan ook, lies (32) is nu zoveel jaren later aan 't scheiden van jan (32). hij slaat haar altijd en dan laat ze de builen en schrammen zien aan wie 't wil en ieder wil. ze heeft haar of is't heur haar af laten knippen mooie lange bos haar vettig bracht nog 3 gulden op. om jan te pesten want hij hield zo van haar lange haar niet van lies lies houdt niet meer van jan en daar komt ze eerlijk voor uit (ze werkt ook bij de c.em.s.t.o.) ze geeft niets meer om hem eerlijk gezegd zo nu en dan schreit ze nog wel maar dat is alleen maar van de agitasie. Hans Korteweg | |||||||||
[pagina 39]
| |||||||||
Hoe maak ik mijn eigen beknopt anarchistisch woordenboek?Volg goed de aanwijzingen op om ook zo'n handig Vandalen anarch woordenboek op de boekenplank te kunnen zetten. Knip langs de stippellijn de woorden afzonderlijk uit (heb je geen schaar? Een zakmesje is ook goed. Ook geen zakmesje? Dan maar scheuren, maak een scherpe vouw!) Nu de woorden, één per pagina, aan elkaar nieten of naaien. OPGELET, de woorden staan niet alfabetisch.
VANDALEN
ANARCHIE
LAARS (meestal meervoud) wordt gedragen door je beste kameraad. Geschikt om iemand mee in zijn geslacht te trappen.
VRIJHEID woord dat door de bourgeoisie wordt opgediept bij de herdenking van de bevrijding '45. We krijgen dan te horen dat we al 20 jaar vrij leven. Tevens laat men dan het leger paraderen en de politie inhakken op vreedzame demonstranten (5 mei + 2 juli Dam). | |||||||||
Marksismevan een marxist mogen we in de eerste plaats verwachten dat hij de theorieën van marx de zijne heeft gemaakt en deze probeert te verbreiden helaas het mocht niet zo zijn na bestudering van marx is mij gebleken dat men geen aanhanger kan zijn van zijn theorieën marx laat namelijk geen plaats voor aanhangers hij heeft in zijn kapitale boekwerken uiteengezet wat er zou gebeuren hij heeft de ontwikkeling van de maatschappij vastgelegd in ijzeren wetten marx heeft dus nooit gezegd als we daar willen komen moeten we dat en dat doen toch luidt de laatste zin van het com manifest proletariërs aller landen verenigt u marx vergat te vermelden waartoe ze zich moesten verenigen hij hield er geen rekening mee dat als we iets willen bereiken er voor moeten vechten dat marx ook nog met zijn ijzeren wetten ongelijk heeft gehad is slechts een bijkomstigheid het onderstreept echter het volkomen bankroet van het marxisme.
Gegevens ontleed aan k marx das kapital komm manifest la misère de la philosophie marx en engels bakoenin god en de staal mehring marx en bakoenin okkie pepernoot staat en revolutie cbs | |||||||||
Weiger te doden, weiger de dienstplichtof hoe het opruingsartikel verdween uit het Zweeds wetboek van strafrecht.
In het bos ten Noorden van Uppsala staat een boom, die niet wordt omgehakt. Iedereen van wie bekend is dat hij behalve de militaire dienst ook de burgerdienst zal weigeren krijgt een bijl in handen gedrukt. Als hij bij de boom komt, wordt hem voor de laatste maal gevraagd werk te verrichten ipv. zijn militaire dienst. Het is een simbolies gebaar; iedereen weigert. De regering heeft het recht deze personen een onbepaald aantal malen op te roepen, maar over het algemeen gebeurt dat vier keer. De aantallen van degenen waarover wij nu spreken zijn niet zo geweldig. Jarenlang schommelde het om 150, 160. In 1964 waren het er plotseling 240. De reden dat de dienstplicht en alles wat er mee samenhangt opnieuw geweldig in de belangstelling staat in Zweden, is gelegen in het feit, dat hier sinds meer dan een half jaar een strijd gaande is tegen een bepaald wetsartikel, waardoor het verboden wordt in het openbaar propaganda te maken voor dienstweigering. In hoofdstuk 16 van het Zweeds wetboek van strafrecht is een bepaling opgenomen, die een geldboete of gevangenisstraf oplegt aan degene die mondeling of schriftelijk aanspoort, of anderszins anderen tracht te verleiden met het doel hen hun staatsburgerlijke verplichtingen te doen verzaken; het zg. opruiingsartikel. De strijd hiertegen heeft onlangs zijn hoogtepunt bereikt met het verschijnen van het boek ‘Att vägra döda, att vägra värnplikt’. Overal ligt het in de boekwinkels, iedereen heeft er van gehoord en overal spreekt men er over. De zaak begon te rollen in oktober vorig jaar. Toen liepen twintig jongeren door Stockholm, met borden: Vägra, döda! vägra värnplikt: (weiger te doden, | |||||||||
[pagina 40]
| |||||||||
weiger de dienstplicht). De aktie was een provokatie tegen het bewuste wetsartikel De demonstranten werden gearresteerd en december '64 veroordeeld tot een boete van 50 Kronen (ƒ 35,-). In aansluiting hierop volgde een demonstratie van jongeren in Malmö, met hetzelfde gevolg. Maar de zaak bereikte pas de grote pers door een incident tijdens een tentoonstelling van de jonge kunstenaar Jarl Hammarberg, in januari Jarl Hammarberg is een hyper-intelligente jongeman van 24 jaar. Het weinige wat hij zegt, zegt hij heel langzaam, weloverwogen. Hij hoort tot een Stockholmse groep van jonge schrijvers en kunstenaars, die in Zweden bekend staan onder de naam van Konkretists. Men kan in hen een direkte voortzelling zien van het dadaisme. In januari heeft Hammarberg een ekspositie in de Galleri Karlsson in Stockholm. Dadelijk bij binnenkomst ziet men een grote affiesje met erop: VÄGRA DÖDA, VÄGRA VÄRNPLIKT. De dag dat de ekspositie opent laten zich twee politiemannen in burger rondleiden en nemen de opruiende affiesje in beslag. Hammarberg maakt meteen een nieuwe, maar nu met het woordje ‘konst’ eronder. Het kan nu niet meer uitgelegd worden als politieke propaganda; het is nu kunst. Wordt ook in beslag genomen. Tegen Hammarberg wordt proces-verbaal opgemaakt wegens oprui. Arbetaren (syndikalisties) schreef erover: ‘Er is nu in ieder geval iemand die kan beslissen wat kunst is en wat niet, in deze tijd dat zovelen klagen dat zoveel rommel kunst genoemd wordt. Dat is nu tenminste heel gemakkelijk. Ga naar de politie en vraag hel.’ De dichter Stig Carlson, medewerker van het grote dagblad Stockholms Tidningen, nam het voor Hammarberg op. Een kommunist stelde er vragen over in het parlement. Voor 36 intellektuelen en kunstenaars was het aanleiding om gezamenlijk een protest in te dienen bij de regering. Onder deze 36 bevonden zich Zwedens bekendste schrijvers en professoren. Dit protest, andere officiële stukken van de zaak en enige bijdragen van een aantal professoren, schrijvers en kritici, is in boekvorm gepubliceerd en verscheen 7 mei. Het boek begint met een korte bijdrage van Jarl Hammarberg, gesteld: ‘Waarom weiger je de militaire dienst niet?’ Verder staat er een bijdrage in van L-O Frantzen: ‘Een andere verdediging’ (nl. die der burgerlijke ongehoorzaamheid). Het meest opruiend is het stuk van Jan Nyrdal: ‘Weiger de dienstplicht’. Alle kranten hebben er uitvoerig over bericht, soms over een hele dubbele binnenpagina, het is voor de tv, besproken. In alle universiteitssteden zijn er bijeenkomsten geweest, waarbij voor- en tegenstanders in stampvolle collegezalen hun mening gaven. Onder de indruk van deze geweldige beroering heeft de regering kort geleden verklaard het boek niet te zullen vervolgen. Op 14 mei werd Jarl Hammarberg veroordeeld tot een boete van 50 kronen. Buiten het gerechtshof stonden demonstranten met een 15 meter lang spandoek, met daarop: Weiger te doden! weiger de dienstplicht! Toen de politie dit in beslag nam, ontrolden zij een spandoek: Leer te doden! Vervul je dienstplicht Hoewel met officieel verboden, werd ook dit in beslag genomen. Enkele dagen later echter verklaarde de minister van justitie dat de bewuste wet binnenkort veranderd zal worden. Ook daarna nog kwamen demonstraties voor met de officieel nog steeds verboden leus. In het kielzog van deze aktie schijnt nog iets anders mee te komen: de minister van defensie, Sven Andersson, heeft verklaard dat er een parlementaire kommissie is ingesteld, die meer geschikt werk moet vinden voor dienstweigeraars, op gewone betalingsvoorwaarden, waarbij hun inkomen naar een internationaal fonds voor ontwikkelingshulp zal gaan Hans Metz | |||||||||
De zinloze zin van de onzinnege zinnenbedenkerHun omgangstaal is alleen gebaseerd op termen van verstandhouding, niet op emoties. Alleen zijn ze, aan niemand werkelijk gebonden, zonder dat ze het zelf weten. Ze zijn ieder toegenegen die hun mentaliteitstermen begrijpen. Zelfs hun liefde moet zich volgens dit procédé ontwikkelen Elke blik die ze elkaar toewerpen is een cliché, aan een situatie gebonden. Zó dient men te kijken, in dié situatie, op dát ogenblik. Men moet boom zeggen als men boom bedoelt. Men kan alleen maar boom zeggen als het te pas komt in de situatie. Niet te vroeg, met te laat, op het juiste moment het juiste woord. Soms lijkt het of iemand hiervan afwijkt. Maar als men hem goed bekijkt, ziel men dat zijn trekken zich distanciëren van elk woord wat hij uitbraakt, uitspuwt. Misschien nog vóór hij het woord, de volzin zegt. Ze zeggen precies wat ze bedoelen, te precies. Langzaam maar zeker hebben de woorden hun kracht verloren. Na elke zin komt automatisch een nieuwe zin. Zo gauw men een zin uitgesproken heeft, heeft hij zijn waarde verloren. Men bedenkt alleen maar zinnen en stelt de ander van een komplete zin in kennis. Onzinnige | |||||||||
[pagina 41]
| |||||||||
zinnen, die in de lucht blijven hangen. Plompverloren. Zomaar. De zinnenbedenker heeft z'n onzinnige plicht gedaan. Zeg iets en ik zal u zeggen wie u bent. Na een vijf minuten klinkergesmijt ken ik de spreker. Z'n hele opvoeding, z'n hele frustratiekompleks komt naar voren. Z'n mentaliteit, z'n moraal, alles een open boek. Alles komt door z'n waardeoordeel naar boven, een moeras vol gassen, belletjes, stilstaand. Een irreële logika, die alléén maar zijn logika kan zijn. De vreemdste associaties kan hij bouwen, alleen hij. In welke situatie hij hoé moet handelen, denken, alles is al voor hem beslist. Hij uit alleen nog maar de oplossing, zijn konklusie, zijn gedachte, gevormd door de onnoemelijke hoeveelheid voorbeelden, die anderen hem gegeven hebben. Een levende computer. Alles naar wens. Dit mens is het resultaat. Het resultaat van zijn opvoeding, van zijn moeders opvoeding, van zijn vaders opvoeding, van zijn miljeu, van zijn studie enz. Zijn hersenen zijn als een spons, elk vocht wordt geabsorbeerd en vormt een morbide cocktail, hém. Zijn ervaring was dat wat hem overkomen was. Er werd zorgvuldig voor gewaakt wat hem overkwam, invloeden werden berekend. Hij zelf had hier part nog deel aan. Nu is het te laat. Nu is hij gevormd, misvormd. Op het resultaat kan de maatschappij trots zijn. Zijn konflikten zijn op te lessen. Daar zijn regels voor, normen waar hij nú in past. Hij heeft alle reden om gelukkig te zijn. Als een kannibaal met een spiegeltje. Hij zal er mee weten te leven, want hij zal nooit problemen oproepen die niet op te lessen zijn. Alles wat hij zich afvraagt draagt de oplossing al in zich. Anders zou hij het zich nooit at kunnen vragen. Daar is hij niet capabel voor. Misschien komt af en toe iets bij hem boven, heel eventjes maar, iets ongedefinieerds, iets wat zich uit, afwijkend van zijn normen, wat hem een fraktie van een sekonde in de war brengt. O zo gauw heeft hij zich weer hersteld. Hij is het zich misschien niet eens bewust, omdat er geen oplossing voor is. Een oplossing hiervoor heeft men hem nooit kunnen geven, arme. Nooit zal hij erachter komen, omdat de weg naar de oppervlakte afgesneden is. Er is geen weg meer naar de oppervlakte. Zíjn oppervlakte is al bepaald.
Het treurige is dat deze mensen de gang van zaken in deze maatschappij bepalen. Zij hebben de wereld gevormd zoals hij nu is. Zij hebben hun wereld gevormd. Niet dat ieder in z'n eigen wereld volgens z'n eigen normen kan leven, nee, hij wordt bewust aangepast aan de aanwezige normen. Als hij niet aangepast is, bewust of onbewust, staat hij buiten deze maatschappij. Hij is, of heeft zichzelf, dus buiten de maatschappij geplaatst. Dit wal ik duidelijk stellen. Volgens de wet kan dit niet. Doordat hij in een bepaald land geboren is, is hij staatsburger en dient zich dus aan de wetten te houden. Of hij zich hier nu ten dele, of helemaal met mee kan verenigen, dat hangt alleen maar van z'n nonnen af. Afstand van z'n normen kan hij met doen. Als hij dit wel zou doen, zou hij zichzelf niet zijn. En zou hij zich alleen maar bij de gratie van andermans normen kunnen handhaven. In zulke gevallen is de maatschappij zo tegemoetkomend om hem in een inrichting te plaatsen (of iets dergelijks: geestelijke, financiële steun, een heel warnet van sociale voorzieningen, naar gelang het stadium). Hij die wel volgens z'n eigen normen leeft is dus konstant in strijd met de maatschappelijke normen omdat hij leeft. In sommige landen gaat de maatschappij tot perversies over door bv. zo iemand ter dood te brengen, individueel of massaal. De maatschappij corrigeert dus. Ik wil op dit normbesef wat verder ingaan. Wij worden verplicht om te consumeren, te produceren, te rekreëren enz, volgens van tevoren vastomlijnde regels. Regels waar wij ons bij aan dienen te passen, waar wij ingepast worden om dan het best aan de taak die de maatschappij ons stelt te kunnen voldoen, nl. alleen maar te vegeteren Wil hij dus bewust vasthouden aan zijn eigen normen, dan moet hij in de oppositie gaan... Niet alleen vanuit het oogpunt dat de aanval de beste verdediging is, maar vooral om de door de maatschappij gestelde normen openlijk in twijfel te trekken, zich ertegen te verzetten. De maatschappij aanvallen, omdat de maatschappij alleen bestaat bij de gratie van de maatschappelijke normen. Ieders individuele wijze waardoor men hiertoe komt, waardoor men komt tot het anarchisme is verschillend. Dat is ook van oudergeschikt belang. Alle staat slechts één doel voor ogen: de totale ondergang van de maatschappij. Niet om hierna een nieuwe, andere, te doen ontstaan. Nee, men streeft, niet om te streven, maar om het zelfbehoud, omdat men ziet dat er in deze orde niets is wat de mens een groot en blijvend geluk kan schenken. Men streeft naar een maatschappijloze wereld. Een aarde zonder wetten, waarin ieder lééft in de meest totale zin van het woord. R. Olaf Stoop |