Provo. De geschiedenis van de provotarische beweging 1965-1967
(1985)–Roel van Duyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |||||||||||||
Chronologie 27 september 1965-26 maart 196627 september 1965: politie kondigt straffer optreden bij het Lieverdje aan. 6 oktober: huwelijk van Rob Stolk en Sarah Duys op de witte fiets. 16 oktober: 34 arrestanten bij het Lieverdje. 23 oktober: 25 arrestanten. 13 november: politie neemt op de Dam borden met leuzen tegen het huwelijk van Beatrix en Claus in beslag. eind november: politie houdt op te arresteren bij het Lieverdje. herfst: happenings te Barneveld bij het beeld van Jan van Schaffelaar, in Heerlen bij de Corriovallum-zuil, in Venlo bij het Schinkemende. In Terneuzen rijden ‘vodo's’ op witte fietsen. november: de Bastaard-groep splitst zich van Provo af. Kerstmis: demonstratie bij het Amerikaanse consulaat tegen de bombardementen op Vietnam. Eerste rookbom ontploft. januari 1966: ‘De Parel van de Jordaan’ wordt als Provo-Oranjekomité opgericht. Aankondiging voor het anti-geschenk op 10 maart, de dag van het Huwelijk. Politie vreest lsd in het Amsterdamse leidingwater. 5 februari: studentenblad Propria Cures sluit zich bij Provo aan. 10 maart: huwelijk van Claus en Beatrix wordt Dag van de Anarchie. ‘Oranje boven, leve de republiek.’ 19 maart: krachtig politie-optreden naar aanleiding van fototentoonstelling over het politie-optreden op 10 maart. Oprichting van de Vereniging van Vrienden van de Politie (vvp). 26 maart: absentie-happening bij het Lieverdje. Gesprekken met de burgemeester. Van Hall weigert vergunning voor demonstraties. Voorbereidingen voor een verboden demonstratie op 2 april. Hans Tuynman opgepakt. | |||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||
3 De bewustwording van het
| |||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||
want ook Het Parool kon weten dat De Leeuw niet wist wat ik de prinses wilde aanbieden, dat hij van een eventuele brief de inhoud zeker niet van tevoren gelezen had en bovendien dat het ook voor prinses Beatrix niet verborgen hoeft te blijven welke woorden er voor haar volk toepasselijk zijn. (Overigens is deze De Leeuw dezelfde die ter gelegenheid van de beruchte rel rond het bloemenleggen door studenten bij het monument gezegd had: ‘Al heb ik geen poot om op te staan, ik schop ze d'r af.’) Ik vertel dit incident (28 september 1965) niet omdat ik de ondemokratiese mentaliteit van de politie nog eens ten overvloede zou willen blootleggen, maar omdat het past in het kader van een hele reeks gebeurtenissen. De gevolgen van deze anti-monarchistiese aktie hebben de binnenlandse politiek in Nederland tot nu toe al aardig verlevendigd, maar het werkelijke belang ervan zal pas blijken op het moment dat het einde van de monarchale staatsvorm een feit is. Want zonder de afkeer van de monarchie onder de Nederlanders en in het bijzonder de Amsterdammers voor Provo te willen monopoliseren, meen ik dat de voortdurende, felle demonstraties van het provotariaat de uiteindelijke stoot zullen geven tot het grondwettelijk afstand doen van het sprookje dat de afstammelingen van Willem van Oranje geboren worden om het menselijk verlangen naar mythes te bevredigen. Maar het grootste belang van dat feit zal de meeste kommentatoren nog ontgaan. Dat is dat de Oranje-dynastie tijdens de laatste jaren van haar bestaan als monarchenleverancier een verschijnsel uitgelokt heeft waardoor in elk geval van ons koningshuis gezegd moet worden dat zij tot op het allerlaatst een historiese rol is blijven spelen. Haar provocerende existentie leidde namelijk tot de gemeenschappelijke aktie van allerlei studenten, kunstenaars, nozems en provoos in Amsterdam, Den Haag, Maastricht en waar al niet, waarvan het resultaat was de bewustwording van het Nederlandse provotariaat als politieke faktor.
Het huwelijk van Rob Stolk en Sarah Duys (6 oktober 1965) kan gezien worden als een onderdeel van de anti-monarchistiese agitatie. Beatrix en Claus zouden als autoriteiten trouwen met alle pracht en praal; Rob en Sarah trouwden in de witte eenvoud van provoos. Toen we op het stadhuis in Zaandam op Rob en Saar stonden te wachten arriveerden zij op een witte fiets, Sarah voor op de stang. Behalve als tegenhanger van het koninklijk huwelijk was dit huwelijk bovendien als propagandastunt voor de Witte Fiets een groot sukses. In alle grote bladen verschenen fotoos van het jonge, moderne paar dat stralend van geluk zijn huwelijksleven begint op de witte fiets. Zo'n hartveroverende reklame is er voor autoos nooit gemaakt! Wel kwamen er stromen van protest van mensen die vanuit hun eigen morele ellende ons verweten dat Rob en Sarah zich niet aan hun principes hielden. Ten onrechte, want Rob en Saar hadden van de nood keurig een deugd gemaakt. Sarah mocht van haar ouders absoluut niet met Rob samenwonen (ze was 17) zonder getrouwd te zijn. Als zij zich aan ons principe van niet-trouwen gehouden hadden, hadden zij zich alleen maar verder verwijderd van het ideaal van seksuele vrijheid. De hoogste vrijheid wordt soms bereikt door het schenden van de principes waarop de vrijheid berust. | |||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||
‘politie wil beslist einde spui-relletjes’, luidde op 27 september 1965 een kop in Het Vrije Volk. Op de voorafgaande zaterdagavond had de politie alweer 19 arrestanten gemaakt. Ze waren gearresteerd op grond van artikel 186 van het Wetboek van Strafrecht, dat de politie sinds kort in de strijd geworpen had: ‘Hij die zich opzettelijk niet verwijdert bij gelegenheid van een volksoploop na het derde door of vanwege het bevoegd gezag gegeven bevel, wordt, als schuldig aan deelneming aan samenscholing, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboeten van ten hoogste zeshonderd gulden.’ Hoewel de happenings in die tijd nauwelijks happenings, maar eerder ‘konfrontaties’ mochten heten, daar het vanwege de politie onmogelijk was werkelijk te happenen, stonden de ‘happenings’ duidelijk in het teken van onze anti-monarchistiese agitatie. De happenings en de daaraan verbonden straatbeweging zijn een van de oorzaken geweest dat de stad binnen enige maanden beheerst werd door een sfeer van spanning ten aanzien van het naderende huwelijk. Het einde van de Spui-relletjes was door de spektakulaire razzia's van de politie inmiddels nog lang niet in zicht. Elke zaterdagavond werden er ondanks de toepassing van het samenscholingsartikel arrestanten gemaakt. Gezegd moet worden, dat de politie geneigd was al aan het arresteren te slaan, voordat het bevel driemaal gegeven was. Vooral wanneer ze een echte ‘Provo-leider’ binnen hun bereik zagen, die ze zich niet wilden laten ontglippen, waren zij wel eens al te happig. We hebben het zelfs meegemaakt dat kommissaris Landman zijn bevel drie maal gaf door met zijn loudspeaker eenvoudig te zeggen: ‘In naam van de burgemeester, ik gebied u zich te verwijderen. Een, twee, ik heb het driemaal gezegd.’ Wie dan niet weg was, werd gezien en afgebuut. Hoogtepunten waren 16 oktober en 23 oktober 1965 met respektievelijk 34 en 25 arrestanten. Nu ouderwets klinkende records, vergeleken met de honderden arrestanten die in de zomer van 1966 regelmatig werden gemaakt. Bijzondere incidenten deden zich voor op zaterdagnacht 7 oktober, toen de ambtswoning van de burgemeester aan de Herengracht door vier provoos in de witte verf werd gezet, en op 13 november, toen de marechaussees bij het Paleis op de Dam enkele borden met leuzen tegen het huwelijk in beslag nam. Ook werden die nacht provoos in de stad gesignaleerd die hun hele gezicht oranje geverfd hadden. De marechaussee bewaakte vanaf begin november alle punten van vitaal politiek belang in het centrum: het paleis, het monument en de Westerkerk. Een effektieve bijdrage van de kant van het gezag om de spanning op straat niet te laten zakken. Op een novemberzaterdagavond arresteerde de politie in de Warmoesstraat de 35-jarige beeldhouwer Jacques Jutte, die ‘uit solidariteit met de provoos’ een auto in de brand gestoken had. Waarschijnlijk zal zo'n monsterverbranding weinig aan onze populariteit bijdragen, maar emotioneel geeft ons zoiets grote voldoening. De happenings duurden voort tot begin januari 1966. Eind november 1965 was de politie opgehouden met arrestaties, zodat de publieke belangstelling (ook door de winterkou) snel terugliep. Echte | |||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||
happenings werden nu weer mogelijk. Ik herinner me naast vele pro-Klaas- en anti-Claus-happenings een happening tegen Franco en zijn regime.
Ondertussen had de justitie ijverig maar vruchteloos straffen uitgedeeld. Elke woensdag werd er gevonnist. Op 1 oktober meldden de kranten: ‘Nu nog milde straf voor provoos.’ De dag daarvoor waren acht van de tien meest recente arrestanten veroordeeld tot veertien dagen voorwaardelijk en ƒ 25,- boete. Na deze ‘niet mis te verstane waarschuwing’ volgde niettemin een serie straffen voor steeds meer mensen, waaruit blijkt dat de preventieve opzet van de straffen faalde. Op 9 oktober werden vier arrestanten tot drie weken gevangenisstraf, waarvan twee voorwaardelijk, veroordeeld. Andere verdachten kregen lichtere straffen. Onder hen was de fotograaf Koen Wessing, die in opdracht van een dagblad op het Spui getracht had zijn werk te doen. Op 17 oktober werden twee jongens veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf, waarvan vier voorwaardelijk. Op 20 oktober werd iemand tot dezelfde straf veroordeeld. Op diezelfde dag werden door mr. Romke de Waard twaalf arrestanten die niet vlug genoeg doorgelopen waren, tot drie weken (waarvan twee voorwaardelijk) veroordeeld. Tot grote woede van politie en justitie waren bij de verdachten tot nu toe nooit ‘echte provoos’ geweest, behalve Peter Bronkhorst, die bij gebrek aan bewijs vrijgesproken moest worden. De justitie koelde zijn woede op een opstandige maar onbekende leerling-cabaretier, die onder de verdachten op 20 oktober was. Hoewel hij geen andere overtreding dan de anderen had begaan, kreeg hij zes weken, waarvan vijf voorwaardelijk; kennelijk omdat hij voor de rechter zijn bezwaren tegen deze maatschappij geuit had. Op 25 oktober werd een achttienjarige jongen veroordeeld tot drie weken voorwaardelijk plus een boete van ƒ 50,-, een ander tot drie weken, waarvan twee voorwaardelijk. Op 28 oktober ging Romke de Waard tot een nieuwe methode over. Hij verbood zeven jonge Amsterdammers drie jaar lang op het Spui te komen op zaterdagavond. Een komies aspekt was, dat een van de veroordeelden op het Spui woonde. De laatste veroordeling in deze reeks trof Peter J. Muller (eks-Hitweek- en Telegraaf- medewerker). Hij werd tot twee weken voorwaardelijk en ƒ 40,- boete veroordeeld. Bij dezelfde zitting waren twee anderen tot drie weken, waarvan twee voorwaardelijk, en tot dertig dagen, waarvan twintig voorwaardelijk veroordeeld.
In de herfst van 1965 voer er een rilling door de provinciale pers. Men konstateerde dat in alle mogelijke Nederlandse steden en dorpen happenings en Provo-rellen de kop opstaken. Wat gebeurde er? Het zou overtrokken zijn te zeggen dat de jeugd onze ideeën massaal overnam, maar wel werden onze naam en onze simbolen verbonden aan verschijnselen die al onder waren. In Barneveld happende de jeugd om het beeld van Jan van Schaffelaar, in Bergen op Zoom werd een trein beklad met ‘anarchistiese leuzen’, in Heerlen werd de Corriovallum-zuil met witte verf besmeurd, in Venlo werd een ‘hap- | |||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||
pening’ gehouden bij het Schinkemende, in Terneuzen reden de ‘voodoos’ op witte fietsen. In Utrecht woedden avonden achtereen relletjes in de binnenstad, met als brandpunt het beeld van het Gekooide Ambtenaartje. Dat de ouderwetse nozems, die de drijvende kracht achter al deze gebeurtenissen waren, nu geëvolueerd leken tot staatsgevaarlijke anarchisten, veroorzaakte een lichte paniek in de provinciale pers. De opstand der horden, onder leiding van de ‘slimmeriken’ uit Amsterdam, werd hun schrikbeeld. Daartegen moest rigoureus worden opgetreden. Het Stadsblad (Utrecht) huivert op 28 oktober 1965: ‘Een verre van onschuldige ziekte heeft enkele honderden jonge bewoners van onze stad aangetast. In politiekringen heeft men de komst van de epidemie reeds geruime tijd zien aankomen. Al was men er dus op voorbereid, de bestrijding van de bacil is niet eenvoudig. Het bewijs daarvan is deze week duidelijk geleverd. ‘Het kost weinig moeite na enige tijd te ontdekken dat we hier te maken hebben met jongelui die een even doel- als stuurloos leven leiden. Ze geloven in grootheden zonder waarde; Robert Jasper Grootveld lijkt zo'n dergelijk geestelijk monster.’ ‘We schijnen er niet onderuit te kunnen. De door ons gesignaleerde pest, noemer voor een angstwekkende hoeveelheid geestelijk nihilisme vreet aan Utrecht. Een troost: overheid en politie deinzen niet terug om het kwaad in de wortel aan te tasten. Van ons mag 't. Ter bescherming van de inwoners, ter genezing van de schuldigen.’ Mijn opvatting dat de jeugdrellen gezien moeten worden als een hoopvol teken van een opkomende maar gefrustreerde kreativiteit vond bij deze journalisten weinig instemming. De enige vraag was voor hen hoe deze ziekte moest worden behandeld. Een ander provinciaal blad was voor de operatieve methode: ‘...mild was het vonnis van de politierechter tegen vier van de raddraaiers. De Lieverdjes kregen elk één maand voorwaardelijke gevangenisstraf en ƒ 75,- boete. Dat woordje voorwaardelijk had er niet voor moeten staan. Wat trekt zich een “provo” van voorwaarden aan? Hij spot immers met alle voorwaarden, die de maatschappij hem heeft gesteld om een aanvaardbaar lid van de maatschappij te zijn. Het zou misschien goed zijn als men voor sommige provo's eens de aloude schandpaal uit het museum haalde. Juist aan zo'n paal komen lange haren en nauwe broekspijpen zo mooi uit. Men kan sociaal-voelend zijn. En begrijpend. Wijzen op de menselijke zwakheden van de jongens en de fouten van de ouders. Op de invloed van slechte films, van al | |||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||
Zelfs Telegraaf-vuilspuiterij heeft soms een kern van waarheid. De jongens van de Bastaard-groep waren verslaafd aan verdovende middelen en schuwden de ‘misdaad’ niet. De Bastaard-groep was in november 1965 ontstaan als een afsplitsing die bestond uit enkele gefrustreerde provoos. In het huis van de kontraprestatie-schilder Joop Dielemans in de Baanbrugsteeg woonden zij samen. Hun bezwaren tegen Provo waren niet van rationele aard. Ze zeiden Provo te weinig radikaal te vinden en ze wilden een tijdschrift uitgeven, waarvan elk nummer in beslag genomen moest worden. Begin december verscheen er een pamflet waarin Bastaard werd aangekondigd als een ekstremisties-semi-literair-politiek-pop-art-tijdschrift. Op het pamflet (van de hand van Dielemans) was een politieagent afgebeeld die gewurgd wordt door de hand van een bastaard. Dat was tenminste op te maken uit de noodkreet die de agent in zijn laatste ademtocht slaakt: ‘help un bastaard.’ Het tijdschrift zelf is in z'n voorbereidingen blijven steken. De oorzaak van het niet-verschijnen van het blad ligt in de toenemende verslaving, die elke aktiviteit lamlegde. Om aan het geld voor hasjies, marihuana, lsd enz. te komen werden sigarettenautomaten gekraakt. | |||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||
Ondanks alle waarschuwingen van echte provoos werden de automaten bij honderden gekraakt. Het was onvermijdelijk: in mei 1966 werd de hele ploeg, een man of tien, gearresteerd. De belangrijkste automaten-kraker (W.A.S., 18 jaar) zit nu (november 1966) nog. Op zichzelf was de Bastaard-groep niet belangrijk, maar wel als eksponent van een algemeen verschijnsel. Meer en meer jongeren komen met ‘de middelen’ in aanraking en maken er een ondeskundig gebruik van. Ondanks alle geruststellingen hebben we sinds het begin van de Provo-beweging tientallen jongens, die vroeger aktief waren, of helemaal zien verdrinken in het moeras van verslaving, óf een belangrijk deel van hun kreativiteit aan deze middelen zien verliezen. Alleen enkelingen worden er soms door geaktiveerd of geïnspireerd met nieuwe indrukken. In Provo 7 werd door de redaktie een waarschuwing gericht aan de gebruikers tegen het ‘opium voor het provotariaat’. Als onze mening werd gegeven dat lsd niet onder justitiële kontrole geplaatst moet worden, maar wel onder mediese. Wat hasjies en marihuana betreft geloof ik dat ze wel voor gebruik vrijgegeven kunnen worden, maar dat er door een grootscheepse voorlichtingskampanje voorkomen moet worden dat er een algemene verslaving optreedt. Het verschijnsel van een apathiese passiviteit dat zich, evenals bij de grote massa van verslaafde konsumenten in de welvaartslanden, bij veel Rokers voordoet moet geprovoceerd worden. Ook een illegale verslaving is een verslaving. Op dit moment is de toestand onder de middelengebruikers door het kortzichtige beleid ellendig. Hoewel er af en toe wel eens een partijtje in beslag genomen wordt weet iedereen dat het aantal gebruikers steeds toeneemt. De middelen hebben juist door het stompzinnige verbod een ekstra aantrekkingskracht. Bovendien is door dit verbod een super-kapitalisties marktmechanisme ontstaan. Zodra er politie-invallen verwacht worden, stijgen de prijzen in de Phonobar. De gebruikers zijn allen vrijwel onbekend met de (uiteindelijke) gevolgen van hun konsumpties. Noch van hogerhand, noch door maatschappelijk werk wordt er iets geprobeerd wat de situatie zou kunnen verbeteren. Ook dit steeds belangrijker wordende gebied wil men blijkbaar aan de provoos overlaten. De enige schriftelijke voorlichting over de middelen tot nu toe is van provotariese zijde gekomen. Dat is Olaf Stoops stripboekje: Roza's lotgevallen, een open boekje over de middelen (een uitgave van de ‘Real Free Press’). Op den duur zal de officiële wereld wel gedwongen zijn tot een wetenschappelijke aanpak van het probleem. ‘Eigendom is diefstal’ heette een artikel van Peter Bronkhorst (onder het pseudoniem van Frans Burlage) in Provo 4. Daarin beschreef Peter uitvoerig een spannende inbraak die hij in het magazijn van De Bijenkorf in Amsterdam gepleegd had. Peter en wij menen dat het woord van Proudhon, zoals voor alle grote kapitalistiese bedrijven, zeker opgaat voor het eigendom van De Bijenkorf. Het is bijeengebracht door de winst die gemaakt is op de lonen van de employés en de uitbuiting van de konsument door verborgen verleiding. Geldt dit ook voor het eigendom van kleine sigarenboertjes? Dat lijkt me niet. Daarom is het dubbel jammer dat de Bastaards de siga- | |||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||
rettenautomaten kraakten onder het mom van een protest tegen de Misselijk Makende Middenstand. Als ze de magazijnen van de grote warenhuizen geplunderd hadden (en het geld voor een onpersoonlijk doel hadden gebruikt in plaats van het zelf in ‘eigendom’ te nemen) hadden we dat toegejuicht. Nu zijn alleen onze bedoelingen verkracht en moeten we het afkeuren. Toch hebben de Bastaards één geslaagd initiatief genomen. Zij nodigden ons uit tot het deelnemen aan een aktie tegen de oorlog in Vietnam en vroegen ons de volgende Oproep te ondertekenen: ‘Deze week ontvingen wij een kerstboodschap uit Amerika... 58 Behalve Provo en Bastaard ondertekenden ook: sj, psjw en sok. Het was de eerste aktie in een lange reeks tegen het Amerikaanse optreden in Vietnam, die helaas nog steeds niet beëindigd kon worden. Toen we met z'n vijftigen op de ambassade afkwamen, had de politie die al met hekken en agenten te paard afgezet. Eerst liepen we er dreigend een paar maal omheen, toen penetreerden een paar provoos het gebouw. Ze werden er bij de haren uitgesleept. Joop Dielemans liet ons later een envelop vol haren van z'n vrouw zien. De demonstratie was ook in een ander opzicht een primeur. Een rookbom (provotaries wapen nr. 1) werd tot ontsteking gebracht. De hoge rookkolom maakte de voorbijgangers er opmerkzaam op dat er met de autoriteiten in dit gebouw iets mis was; iets kolonialisties en anti-kreatiefs. Peter Bronkhorst stak een Amerikaanse vlag in de brand. Politie te paard trachtte hem te grijpen. Peter rende met de brandende vlag door het spitsuurverkeer van de Van Baerlestraat; de hobbelende smeris achter 'm aan. Later slaagde de politie erin Peter te arresteren, maar toen was de vlag allang verbrand. We konden op dat moment bij het konsulaat niets meer beginnen; Hans Metz e.a. waren ook al gearresteerd. De stoet zette zich yellend (‘Vietnam voor de Vietnamezen’) in beweging naar American Express; een Amerikaanse instantie die in veel koloniale landen een foute rol speelt. Onderweg kochten we nog een kollektie rotjes. Op het Damrak is American Express een hartgrondige happening verkocht. De rotjes verbrijzelden een paar ruiten en een juffrouw die er werkte viel flauw. Achteraf bleek dat er van politiezijde een film van gemaakt was. Joop Dielemans werd tenminste bij een Spuihappening gegrepen, ervan verdacht een ruit ingegooid te hebben. Joop bekende meteen, maar werd desondanks een week ‘preventief’ in voorarrest gehouden. Ook deze demonstratie heeft de Ameri- | |||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||
Hans Metz wordt bij het Amerikaans consulaat in de tang genomen tijdens een van de eerste Vietnam-demonstraties.
| |||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||
kaanse politiek niet veranderd. Maar in elk geval heeft dit soort demonstraties als resultaat dat er een protest heeft geklonken; niet alleen in de oren van de employés van het konsulaat en de politie, maar ook (via de publicity) in de oren van veel klootjesvolk. Daarom alleen al zijn deze demonstraties de moeite waard, meer dan vele ‘geweldloze’ demonstraties, waarover de pers niets te schrijven heeft.
Om de anti-Oranjeagitatie tot een hoogtepunt op te voeren ontstond in januari het Provo-Oranjekomité ‘De Parel van de Jordaan’, dat een geheel eigen bijdrage aan de feestvreugde zou gaan leveren. Het Oranje-nummer van Provo (Provo 5, december 1965) was daaraan voorafgegaan. Dit nummer is, omdat we inbeslagname vreesden, in een veel te kleine oplage verschenen: 1500 exx. De plaatjes in het nummer waren van een hoog provocerend gehalte. Tot ieders verwondering niet té hoog; misschien heeft men ‘om redenen van politieke opportuniteit’ niet willen ingrijpen. De tekenaar was Willem (Bernard Holtrop), die toen in Provo debuteerde. Willem is waarschijnlijk de meest talentvolle van de jonge cartoonisten in Nederland. Het ene briljante plaatje na het andere komt er onder z'n handen vandaan. Ik denk dat hij van al die jongens als wij, die geen van allen carrière willen maken en er juist daarom tegen hun zin toe voorbestemd schijnen te zijn, een van de beroemdsten zal worden. In tegenstelling tot z'n kwaliteiten als tekenaar is het een onopvallende jongeman. Hij is wel het tegendeel van het stereotiepe beeld dat men van een provo heeft. Alleen de uiteinden van z'n snor doen je twijfelen aan de juistheid van de eerste indruk die je krijgt bij een oppervlakkige indruk van Willem: een beginnend boekhouder uit de provincie. Het eerste wat het Oranjekomité ‘De Parel van de Jordaan’ deed was het in de strijd werpen van nieuwe provotariese wapens: de bakfiets en ‘witte geruchten’. Midden januari vertrok vanuit de Karthuizersstraat een oranje (provotariese kleur) bakfiets met een troepje oranje geklede en geverfde provoos, die majesteitsschennende pamfletten verspreidden. Een plaatje toonde Beatrix op een nieuwe munt met een kaalgeschoren hoofd, als had zij het lot ondergaan van de vrouwen die in de oorlog omgang hadden gehad met Duitsers. Bij de Westerkerk verfde een van de provoos zichzelf in het openbaar helemaal oranje. Bij het Lieverdje werden de jongens (onder wie Hans Tuynman en Rob Stolk) gearresteerd. Later (9 februari 1966) werd een propagandatournee met een oranje-bakfiets naar Den Haag ondernomen. Maar in Haarlem, dat ondanks de ijskou bereikt werd, is tenslotte iedereen gearresteerd en de bakfiets plus alle propagandamateriaal in beslag genomen. In het oprichtingsmanifest van het Oranjekomité was aangekondigd dat we op de tiende maart het koninklijk paar een anti-geschenk wilden aanbieden: ‘I.v.m. het huwelijkskado aan het door God uitverkoren paar, waarvoor iedere Nederlander, in de geheiligde overtuiging dat het goed zij, zijn oprechte trouw zal belijden, meent ons komitee in naam van het behoud van de demokratie en individuele vrijheid een laatste desperate poging te moeten doen om te appeleren aan | |||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||
de tot nu toe onbevredigend aan het licht gekomen bezwaren, die onder een groot deel van het volk leven. In totaal kwam op de Provo-giro voor het anti-geschenk ƒ 500,- binnen (en de schenkers hebben waar voor hun geld gekregen). Het anti-geschenk was het eerste ‘witte gerucht’, dat echter op de tiende maart beslist geen ‘loze zucht’ bleek te zijn. Rob Stolk had al eerder een dergelijk wit gerucht verspreid, toen hij op 10 november 1965 bij de behandeling van het wetsvoorstel betreffende het huwelijk van Beatrix en Claus in de Tweede Kamer de brandmelder van het regeringsgebouw op het Binnenhof ingedrukt had. Door de pers werden nu alle mogelijke gissingen naar de aard van het anti-geschenk gedaan. Het Belgiese zondagsblad Kwik deelde zijn lezers zelfs mee dat het komité een oranje-verfkanon in een perceel op twee hoog in de buurt van de Westerkerk had klaarstaan om op 10 maart de Westerkerk en de officiële stoet te bombarderen met oranje verf. Inderdaad heeft de politie huiszoekingen naar dit imaginaire pvk (Provo Verf Kanon) gedaan in verdachte huizen in de omgeving van de Westerkerk. De witte geruchten over alle mogelijke soorten bommen werden nog aangemoedigd door de verschijning van Edward sixty six op het Magies Toneel van Amsterdam. Deze door de pers overtrokken jongeman demonstreerde voor de pers rookgordijnen. Omdat hij zich veel in het gezelschap van Olaf Stoop vertoonde werd hij in verband gebracht met Provo en het antigeschenk. Onder de kop ‘wk waarschuwt tegen explosieve activiteiten in verband met het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg’ bracht Wereldkroniek een ‘onthullend’ interview met hem. Edward 66 heeft alleen betekenis gehad als witte geruchtenverwekker; op 10 maart hebben we niets aan hem gehad. Hoe meer 10 maart naderde, hoe intenser de witte geruchten werden. Er was een paniekerige stemming, waarin aan elk gerucht waarin de mirakuleuze provoos betrokken waren een absoluut geloof werd geschonken. Tegen 10 maart verscherpte het Nederlandse leger de bewapening van de munitiedepots in Uitgeest en elders in Noord-Holland, omdat in een van de opslagplaatsen, waarin rook- en traangasbommen bewaard worden, een inbraak gepleegd was. Men hield het voor waarschijnlijk dat deze kraak door de Amsterdamse provoos gezet was. In de provinciale pers werd aangekondigd dat de provoos rookgranaten met afstandsbediening zouden afvuren, zich zouden bedienen van supersoniese fluitjes die de paarden op hol zouden moeten doen slaan | |||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||
of van imitatielawaai van machinegeweervuur om de politie in een paniektoestand te krijgen. Ook werd aangekondigd dat de provoos massaal in het water zouden springen op het moment dat de stoet passeerde. En waarom bewaakte een speciale ploeg van de marechaussee op 10 maart de waterbronnen in de Kennemerduinen? Waarom kontroleerde de politie in het Wilhelminagasthuis op 10 maart elk half uur het Amsterdamse drinkwater op zijn samenstelling? Omdat er rond lsd een verschrikkelijke witte geruchtenkampanje opgezet was; het zou door de provoos in het drinkwater worden gesmokkeld. Eenmooi voorbeeld van de waarschuwingen die wij de overheid gaven voor de tiende maart, was de volgende: publikatie van ‘de parel van de jordaan’ Naar verluidt schijnt dit pamflet nog een rol gespeeld te hebben bij de totstandkoming van de wet die lsd verbiedt. Het verscheen een week voor deze wet aangenomen werd.
Een origineel aandeel in de lieve revolutie (liever evolutie) leverde Propria Cures, dat sinds de herfst van 1965 tot en met het laatste nummer voor de tiende maart elke week onder zijn redaktionele kolom vermeldde: ‘... en overigens zijn wij van mening dat Claus von Amsberg geen prins-gemaal mag worden.’ Toen Robert Jasper eind 1965 de redaktie van PC opbelde met de vraag of het hen werkelijk ernst was met de revolutie, antwoordden zij nog afwerend dat ze maar schrijvertjes waren, die zich het meest thuis voelden achter de schrijfmasjien. Maar in PC van 5 februari 1966 stond een juichend artikel van Jan Donkers (‘Frisse lucht!’) over de Provo-beweging. Kort daarna hadden Duco van Weerlee, Jan Donkers, Karel Soudijn en Peter van Heerden een vergadering met de provoos Luud, Rob, Martijn en ik over het samenstellen van de laatste PC vóór 10 maart (zaterdag 5 maart), in een Provo- | |||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||
kantoortje aan de Prinsengracht, juist tegenover de Westerkerk. Besloten werd in dit Oranje-nummer van PC nogmaals de ‘Praktische anarchist’ op te nemen, hetzelfde artikel waarvoor Provo 1 in beslag genomen was. PC, dat altijd al voor geschreven provokaties gezorgd had, plaatste zich nu daadwerkelijk achter Provo. Duco van Weerlee ontwikkelde zich na 10 maart tot een van de belangrijkste Provo-publicisten en -sprekers. PC van 5 maart werd niet in beslag genomen. Wel verbood de uitgever, Clausen, de verspreiding van het nummer via de boekhandel, naar hij verklaarde om te voorkomen dat PC de naam van een Provo-blad zou krijgen. Het was niet de laatste keer dat de redaktiemet de uitgever overhoop lag. Op deze PC-Provo-vergadering maakten we kennis met Bernard de Vries. Een student-aktivist, die vroeger tevergeefs geprobeerd had redakteur van PC te worden. Zijn houding op de tiende maart en een paar weken later op een kvp-verkiezingsavond, waar hij minister-president Cals interrumpeerde, was zo strijdvaardig dat hij ons geschikt leek om te lanseren als een nieuw imaazje aan het Provo-firmament. De bekendste provoos hulden zich omstreeks 10 maart in het duister. Rob vertrok naar Zaandam, waar hij ook op 10 maart was (in weerwil van de kranteberichten dat men hem en mij de massa had zien toespreken). Robert Jasper lag overdag versomberd in bed en waagde zich alleen 's nachts op straat. Luud logeerde evenals ik bij kennissen in de stad. Politie-invallen waren er dagelijks. Zo drongen op de avond van 8 maart een paar rechercheurs binnen bij een provo (Loekie) om z'n kamer te doorzoeken. Aan de ouders van Loekie zeiden ze dat ze door Roel van Duyn en Rob Stolk gestuurd waren om even wat op te halen. Ze verdwenen met een komplete verzameling Provo-publikaties en een heel scheikundig laboratorium, waarmee Loekie experimenteerde! Op de ochtend van de tiende maart wist de politie zich via een buurvrouw toegang te verschaffen in ons kantoortje aan de Prinsengracht. Op zoek naar rookbommen troffen ze de Provo-administratie en een kist met publikaties, die in beslag genomen werden. Later kregen we het terug, maar stapels met anti-politie-provokaties werden achtergehouden.
De provokatie van minister-president Cals, om het Huwelijk tegen de wil van een groot deel van de inwoners in Amsterdam door te drijven, moest beantwoord worden. Voor zo'n kontra-provokatie zouden de arbeiders niet zorgen. Hun verburgerlijking was juist typerend uitgedrukt in het neutrale standpunt van de cpn tegenover het Huwelijk. Wij wisten dat 10 maart de gelegenheid zou zijn voor het Amsterdamse provotariaat om zich voor het eerst als klasse op straat te manifesteren. Daarom had het Oranjekomité ‘De Parel van de Jordaan’ het ‘monster van Amsterdam’, het oproerig provotariaat, opgeroepen om op 10 maart 's ochtends om half tien bij de Dokwerker bijeen te komen voor een ‘grootse protesthappening’. Konkrete plannen voor die happening waren er niet. Dat moest maar geïmproviseerd wor- | |||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||
den; 10 maart moest de dag van de anarchie worden hadden we in pamfletten verkondigd. We hoopten op de spontane massa-aktie die inderdaad gekomen is. Al onze verwachtingen werden overtroffen. 's Ochtends verzamelden zich twee- of driehonderd jongeren bij de Dokwerker. Te weinig om de politie tot ingrijpende maatregelen te bewegen, te veel om geen effekt te hebben. De jongens waren vervuld van revolutionaire gevoelens. De Socialistische Jeugd (sj) verspreidde pamfletten: dood aan het fascisme, leve de republiek. Verschillende provoos, zoals Maarten Visser, hadden rookbommen meegebracht. De politie was niet aanwezig. Een agent, die de voor de voeten van de Dokwerker neergelegde pamfletten wilde oprapen, moest onverrichterzake naar zijn buro (J.D. Meijerplein) terugkeren. Achteraf gezien was de enige taktiek die de politie nu nog overbleef geweest om de jongens bij de Dokwerker op dit moment met groot geweld te verspreiden en de bruggen over de Amstel af te zetten, om te voorkomen dat zij de rol gingen spelen die ze hebben gespeeld. De uiterste konsekwentie van het verbond dat de Amsterdamse politie met de monarchie gesloten heeft had zij moeten aanvaarden. De pers had daar misschien met enige verbittering melding van gemaakt, maar nu was het resultaat een stinkende wond voor het gezag, die onze triomf was. Waar kwamen de rookbommen vandaan die de oprukkende provotariese horden onderweg afstaken? Van Bernard de Vries, die ze besteld had bij Harmen de Bont, een 17-jarige scholier uit Ede die later aan Beatrix zijn ekskuses heeft aangeboden. Weken van tevoren had Bernard de bommen al besteld, maar afgezien van enkele proefbommen, kwam de grote lading pas op de avond van 9 maart in Amsterdam aan. Harmen was bang geworden en had de bommen niet zelf durven maken. Hij bezorgde Bernard de chemicaliën in een paar emmers waarvan we zelf maar bommen moesten maken. Die chemicaliën waren kaliumchloraat, zwavelzuur, nitriet en poedersuiker. Het omhulsel van rookbommen is meestal zilverfolie. Het vervaardigen van de bommen op het laatste nippertje was een omvangrijk werk. Bernard begon eraan op de sociëteit van de provotariese studentenvereniging Olofspoort op de Keizersgracht. Met koffiemolens moesten de chemicaliën gemalen worden. Op de Olofspoort heerste een paniekerige stemming. Het bestuur was bang voor een politie-inval en wilde het subversieve bedrijf laten staken. Toch bleven Bernard en zijn ploeg tot in de nacht doorwerken. Om het gevaar van een politie-inval te verminderen besloot men tenslotte de vervaardiging van de bommen te decentraliseren. Peter Bronkhorst en Maarten Visser trokken met een emmer chemicaliën naar het ouderlijk huis van Peter aan de Kostverlorenkade. Daar maakten ze de bommen die bij de tocht van het provotariaat van de Dokwerker naar de route geworpen werden. Peter heeft niet aan de tocht meegedaan. Oververmoeid omdat hij twee nachten achtereen doorgewerkt had op de-Provo-drukkerij ging hij direkt na het maken van de bommen naar de Reyer Anslostraat. Daar woonde Hans Tuynman in een onbewoonbaar verklaard huis. Peter wekte Hans en voorzag hem en anderen van bommen. Toen ze na een korte | |||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||
Peter Bronkhorst en Rob Stolk bereiden het antigeschenk voor Beatrix en Claus: rookbommen.
rust in een auto naar de Dokwerker reden, bleek iedereen daar al weg te zijn. Ze reden terug en parkeerden de auto in de Marnixstraat. Vandaar gingen ze op weg naar de Raadhuisstraat: Hans, Peter en Max met ieder vier rookbommen bij zich. Ondertussen hadden Luud en Hans Niemeyer een grote hoeveelheid chemicaliën naar de provoos rond André Vink op Kattenburg vervoerd. De Kattenburgers waren aan het feesten over het geslaagde kandidaatsexamen van de vrouw van Kees Hoeker op diens boot. Kees is een veertigjarige happener, die op 10 maart zijn toer met de witte kip zou maken. Andere provoos op het feest waren André en Ineke Vink, Wim Geert van der Moer en zijn vrouw Kriete (die later als verpleegster in een Haarlems ziekenhuis geschorst werd omdat ze de 10 maart-demonstraties verdedigde). Het feest veranderde met de komst van Luud en Hans N. op slag in een rookbommenwerkplaats. Iedereen zat op de vloer van de boot onder vrolijk gezang kopjes ingrediënten met zilverfolie tot rookbommen te verwerken. Toen het zilverfolie op was werden de tasjes van Ineke en Kriete met de overgebleven chemicaliën gevuld, die zodoende geweldige rookpotten in ideale kamoeflage werden. Door middel van een sigaret konden de bommen tot ontbranding gebracht worden. Tot besluit van de avond maakten Kees en andere provoos op de Dam nog een kleine voorbereidingshappening, waarbij een rookbom ontplofte. De boze en ver- | |||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||
Op 10 maart 1966: het provotariaat rukt op over de N Z Voorburgwal.
warde politie begreep echter nog niet wat het te betekenen had. De volgende ochtend trokken André en Ineke, Wim Geert en Kriete in gezelschap van Kees vanuit Kattenburg naar de Raadhuisstraat. Onderweg kwamen ze de later als ‘rookbommen-echtpaar’ bekend geworden Jaap en Lia Zander tegen, die van munitie werden voorzien. Op de hoek van de Singel en de Raadhuisstraat werd de laatste gezagsbarrière genomen. Het groepje splitste zich in enkele onschuldig wandelende echtparen. Een zich duidelijk niet op z'n gemak voelende politieagent antwoordde op de vraag van Wim Geert of doorlopen mogelijk was, dat dat wel mocht maar het was niet aan te raden, want - en hij wees in de richting van de Raadhuisstraat - ‘daar, u hoort 't wel, zijn provoos en studenten. U en mevrouw kunnen beter thuis naar de televisie gaan kijken.’ Na een goedkeurende blik op het keurige maatkostuum van Wim Geert werd het groepje doorgelaten. Het werd een van de geweldigste dagen uit hun leven. Even over half tien had de groep bij de Dokwerker zich in beweging gezet. Onder het revolterende ontploffen van de rookbommen links en rechts groeide de groep verbazingwekkend snel aan tot twee-, drieduizend man. Langs de Blauwbrug en de Reguliersbreestraat werd de Munt bereikt. Ondanks de politieafzetting daar wist het provotariaat door te stoten naar de Kalverstraat. Het voltrok zich: het provocerende nozempje werd een staatsgevaarlijke opstandeling, het ongerichte reltrappen evolueerde tot een bewuste aktie tegen de monarchie, de rotjes van oudejaarsavond waren veranderd in de rookbommen van het protest. | |||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||
Onder geyel: ‘Re-pu-bliek, re-pu-bliek’ en gezang: ‘Oranje boven, leve de republiek’ rukte de massa op naar het Spui, waar een gevecht met de politie ontstond. Een provo krijgt een klap met een gummiknuppel op z'n achterhoofd en valt bewusteloos op straat. De grote groep demonstranten verdwijnt in de richting van de Raadhuisstraat. Vanaf elf uur vinden er voortdurend charges plaats in de omgeving van de Raadhuisstraat. Het stikt er van de rechercheurs en bvd-ers, herkenbaar aan een grijs knoopje op hun revers. Er zijn maar weinig Oranjeklanten. Zij slaken bij charges kreten als ‘Sla ze dood!’ en ‘Laat dat tuig doodbloeden!’ Een rechercheur trekt zijn
pistool en zwaait ermee in de lucht. Sommige provoos verzetten zich tegen het verspillen van rookbommen en manen aan tot rust tot het uur o. Terwijl het aantal subversieve elementen langs de route tussen Paleis en Westerkerk en de naaste omgeving op vijfduizend kan worden geschat, vertrekt de bruiloftsstoet vanaf het stadhuis, na een zenuwachtige toespraak van Van Hall. Provo Willem-jan Stevens gooit vanuit het raam van zijn kamertje boven het koffiehuis naast het stadhuis een rotje naar de koets. Zijn plan om door een tape-recorder fragmenten uit toespraken van Hitler en Wilhelmina over de gracht te laten galmen is kort daarvoor mislukt. Veel hindernissen ontmoet de stoet niet, tot ze in de Paleisstraat komt. Daar ontploffen enkele slecht geplaatste rookbommen. Op de brug van de Herengracht voelt een lakei naast de koets van Beatrix en Claus een kip tegen zich aanfladderen. De lakei slaat de kip flegmatiek van zich af, maar de paarden steigeren terwijl de kip langs de stoeprand lakoniek toekijkt. Een woedende Oranjeklant van omstreeks zestig jaar stormt op Kees, die de kip gegooid heeft, af en duwt hem in de gracht. Op aandringen van demonstranten wordt de Oranjeklant gearresteerd. Kees wordt tegenstribbelend door de waterpolitie opgevist. Overigens patrouilleert de waterpolitie over de grachten in het centrum terwijl een politievliegtuigje de monarchie in de lucht dekt. Als de glazen koets met Juliana, Claus en Beatrix vlakbij is ontbrandt in het begin van de Raadhuisstraat (tien voor half een) het tasje van Ineke. Juliana kijkt somber, maar ze heeft nog geluk. Het complete rookgordijn van vele bommen tegelijk, dat volgens ons plan moest ontstaan, kwam niet tot stand en de koets hoefde niet stil te houden. Onder de galerij van de Raadhuisstraat ligt verlaten het tasje van Kriete. Een meisje loopt ernaar toe, tilt het op en vraagt vriendelijk: ‘Wie heeft dit tasje vergeten?’ Tot haar verbazing stijgt er plotseling een rookwolk uit het tasje op, waarna tasje en meisje voor enige tijd uit het zicht verdwijnen. Het tafereel doet denken aan stripplaatjes die ik uit Buffalo Billboeken ken. Een karavaan blanke reizigers trekt door een ravijn, terwijl de Indianen vanuit de bosjes met pijlen de karavaan in brand proberen te schieten. De stoet wordt langs de galerij nog enige malen onthaald op rookbommen, bijvoorbeeld die van Bernard de Vries, die zich een uur geleden nog maar juist aan arrestatie heeft weten te onttrekken. Op de terugweg ontploffen er nog wat ‘rookbommetjes’, zoals de tv- | |||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||
De Huwelijksdag. Provo's hergroeperen
reporter zegt, die dat maar onbelangrijk vindt, want, zegt hij, ‘dat zijn we hier in de Raadhuisstraat al gewend’. Deze laatste bommen waren geworpen door Peter Bronkhorst en Hans Tuynman, door André Vink (die z'n bom uit handen van de op het laatste moment aarzelende asva-bons Pitt Treumann had moeten grissen) en Jaap en Lia Zander, die voor de meest fotogenieke bom zorgden. Jaap en Lia werden gearresteerd en kregen later voor deze ‘overtreding van de vuurwerkwet’ twee maanden gevangenisstraf, waarvan een voorwaardelijk. Peter ontkwam op het nippertje aan arrestatie. Toen hij op de hoek van de Keizersgracht en de Raadhuisstraat zijn bom gegooid had draaide hij zich onmiddellijk om en rende de gracht op, achternagezeten door politieruiters. In de Hartenstraat vonden op dat moment schermutselingen plaats tussen een menigte demonstranten en over hun toeren geraakte politiemannen. Peter dook horizontaal de menigte in en sprong, zodra hij zich door de menigte heen gewerkt had, bij een wildvreemde fietser achterop. De fietser peesde door de nauwe straatjes van de Jordaan en de politie moest hem laten schieten. De hele verdere dag werd er gedemonstreerd. Op de Dam en op andere plaatsen ontploften er rookbommen. Bijna het totaal van de vervaardigde bommen (200) is ontploft. 's Ochtends werden er zes arrestanten gemaakt, 's avonds veertien en 's nachts bij het Lieverdje nog eens zes. | |||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||
De internationale pers maakte van het Huwelijk een klapstuk. De kombinatie van drie geweldige imaazjes: vorstelijk huwelijk, politiegeweld en Provo hebben 10 maart op alle voorpagina's ter wereld gebracht. In het Magies Centrum zelf steeg het enthousiasme voor Provo tot nieuwe hoogten. De verkoop van Provo verdrievoudigde zich. De eerste oplage van Provo 7 (3000 exx.) was in drie dagen uitverkocht. Nieuwe krachten, gek en verstandig, begonnen Provo te steunen. Hoewel hoofdinspekteur Heyink op de middag van 10 maart voor de televisie verklaarde: ‘Ik ben erg blij, dat deze dag, met uitzondering van enkele kleine incidenten, zo goed is verlopen’waren de verdedigers van de monarchie en het gezag tot in hun hart geprovoceerd. Hoe moeten anders hun waanzinnige beschuldigingen tegenover de provoos verklaard werden? Onder enthousiaste bijval van de reactionaire pers, die blijkbaar aan zijn eigen kwalifikaties als ‘straatterreur’ en ‘diktatuur van de straat’ nog niet genoeg had, sprak dominee Kater (die het huwelijk ingezegend had): ‘Hier waren mensen aan het werk, die helemaal niet handelden vanuit een bepaalde achtergrond, maar vanuit het niets. Dat wil zeggen vanuit hetzelfde nihilisme, dat eenmaal in Duitsland de bruine en zwarte horden voortbrachten.’ Deze vergelijking werd niet alleen gesteund door bekende liefhebbers van bombastiese en histories onjuiste beeldspraak, zoals Jacques Gans in De Telegraaf, maar ook door bijv. de ‘Dezer-dagen’-schrijver in de nrc. Deze laatste zal waarschijnlijk niet zozeer uit kwaadaardigheid (zoals Gans) maar eerder door een gebrek aan kennis van het provotariaat en de Provo-beweging tot dit oordeel gekomen zijn. Ik hoef niet nog eens uit te leggen dat wij niet door het niets gedreven worden, maar er zijn veel belangrijker verschillen tussen ons en de ‘sa-provoos’ (Gans). Zij oefenden een werkelijke, gewelddadige terreur uit die gericht was op het aan de macht brengen van een diktator. Wij demonstreerden geweldloos, alleen de politie gebruikte geweld. Wij verzetten ons tegen de ondemokratiese monarchie en eisten een verdergaande demokratisering van Nederland. Het maakt moedeloos dit alles nog eens uit te leggen. Wie het nog niet begrijpt is mala fide. Anderen wilden de nederlaag van de officiële wereld niet erkennen. Zij dachten daarom er het slimste aan te doen de provoos te kleineren, zoals De Telegraaf, die op 11 maart als kommentaar gaf: ‘Een tweehonderd tot tweehonderdvijftig jonge mensen, waarvan het merendeel de schoolbanken nauwelijks ontgroeid is, hebben op deze huwelijksdag alles in het werk gesteld om te trachten de orde te verstoren. | |||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||
en dreef is niet duidelijk. Ze waren slechts uit op het maken van een rel. Enkelen van hen is het gelukt wat rookbommetjes te werpen naar de glazen koets.’ Ook de grote verliezer van 10 maart, Cals - die door het huwelijk in Amsterdam, het bolwerk van het republikeinisme, door te zetten een prestige-overwinning had willen behalen - zocht zijn toevlucht in de kleineringstaktiek. De rellen zouden door de buitenlandse sensatiepers zijn aangemoedigd, op touw gezet en betaald, suggereerde hij op een kvp-bijeenkomst op 20 maart in Valkenburg. De werkelijkheid is dat wij wel vage aanbiedingen gehad hebben (o.a. van de nbc), maar dat het enige geld dat door Provo is ontvangen kwam van het Duitse weekblad Quick, dat mij honderd gulden gaf voor een valse tip. Het komité ‘De Parel van de Jordaan’ kon tevreden zijn. Op de eerste zaterdagavondhappening na 10 maart richtte het zich met een open brief aan Van Hall: ‘Beste meneer Van Hall. Nog was het gezag niet voldoende geprovoceerd om het gewenste resultaat op te leveren: het bloot komen van haar fascistoïde kern. Merkwaardigerwijs zorgde het gezag zelf voor deze provokatie. Of misschien is dit wel niet zo merkwaardig, want de politieagenten waren zeker in die tijd snel geneigd om blind en bruut op te treden, om- | |||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||
Auke draagt een witte kip naar de fototentoonstelling over het politieoptreden op 10 maart 1966.
dat velen van hen beheerst werden door een primitief verlangen om revanche te nemen voor 10 maart. Op 19 maart leek het alsof de politie een aanleiding gevonden had in onze fototentoonstelling over 10 maart om zichzelf zo te schokken, dat iedereen daarna over een gezagskrisis sprak. Het leek alsof de politie nu definitief besloten had zijn toch altijd al povere tegenspel te staken om nu uitsluitend nog als provokatie-instrument voor de provoos te dienen. Na 19 maart was het voor iedereen duidelijk dat de vergelijking met fascisme met meer recht op bepaalde gezagsdragers van toepassing is. Kort nadat Wolkers de tentoonstelling geopend had met de woorden: ‘Voor ik deze tentoontelling voor geopend verklaar wil ik u ervoor waarschuwen dat u in gevaar verkeert. U staat met uw rug naar de Amsterdamse politie’arriveerde op de Prinsengracht, op de hoek van de Utrechtsestraat, een surveillancewagen van de politie. Twee agenten stapten uit de auto, kregen ruzie en sloegen een meisje in haar gezicht. Een provoseksueel meisje. (Sommige politieagenten wekken de indruk zich gefrustreerd te voelen door de vele hippe meisjes, waarmee ‘de provoos altijd maar neuken’. Bakoenin wist al te vertellen dat mooie vrouwen een revolutionair potentieel van de eerste orde zijn.) Dezelfde agent had Jan Wolkers daarvoor al aangemaand door te lopen, daar hij | |||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||
volgens de agent een volksmenigte aanvoerde. Volgens Het Parool zette hij z'n woorden kracht bij door te zeggen: ‘Als u niet doorloopt krijgt u een klap met een sabel in uw nek.’Wolkers was doorgelopen (met een witte kip ter introduktie van het Witte Kippenplan onder zijn arm), maar anderen deden dat niet en gaapten de provocerende agenten ‘relbelust’ aan. In plaats dat de agenten van de gelegenheid gebruik maakten om er in hun auto vandoor te gaan vroegen zij op het hoofdburo om assistentie. De versterkingen kwamen, 26 met sabels bewapende agenten. Onder het eeuwige voorwendsel van belemmering van het verkeer (dat op de Prinsengracht nauwelijks aanwezig was) hakten zij op het verzamelde provotariaat in, een prachtig schouwspel biedend voor de vele fotografen en de cineast Van Gasteren die al ter plaatse waren voor de tentoonstelling. Het was alsof wij een reusachtig geraffineerde val opgezet hadden, waarvan de klootjesvolkpers ons inderdaad beschuldigde. Begrijpelijk, want dat was nog het enige verweer dat overbleef. Auke Boersma probeerde tevergeefs een agent duidelijk te maken dat hij van blauwe kip witte kip moest worden. ‘Pats!’ was het antwoord, ‘klap op je smoel!’ Toen de politie alles schoongeveegd had door deze spiegelbeeld-provokatie (in de tentoonstellingszaal van Polak & Van Gennep kon men de politie zowel binnen - op de foto - als buiten op straat - in werkelijkheid - zien slaan) moesten twee jongens met een hersenschudding naar het ziekenhuis vervoerd worden. Als demonstratie van hun volslagen gebrek aan gevoel voor humor arresteerden de blauwe kippen tenslotte nog tien witte kippen, die daar in het kader van de witte kippenhappening aanwezig waren. Toen we in de Karthuizersstraat weer bij elkaar kwamen waren we vervuld van een gevoel van triomf; maar tegelijk met meelij voor onze onbekookte tegenstander. Van de gelegenheid moest gebruik gemaakt worden om de ontwapening van de politie te propageren. We richtten de Vereniging Vrienden van de Politie (vvp) op. In een stencil brachten we o.m. het volgende punt onder de aandacht: 1. Draag geen lucifers meer op zak, maar vraag aan agenten vuur voor uw rookinstrumenten. Het is gebleken dat dit bijzonder belangrijk is voor de kommunikatie tussen bevolking en politie. Dit is de eerste stap op weg naar de evolutie van blauwe kip naar de Sociale Werker van de toekomst, ‘de witte kip’, die zoals bekend, lucifers, kippeboutjes, voorbehoedmiddelen en appeltjes van oranje bij zich draagt. En die bovendien belast is met het transporteren van witte fietsen naar reparatiewerkplaatsen.’ De nederlaag van het gezag tekende zich in de loop van de avond steeds duidelijker af. Eerst liet de vara-tv de film van Van Gasteren zien. Vervolgens gaf het hoofd van de politie te Amsterdam, mr. Van Hall, een huilerige en huichelachtige verklaring af voor de televisie over ‘begrip voor de jeugd in opmars’ (dat je volgens hem moet hebben) en over een joodse agent, die voor ss-er was uitgescholden (omdat hij zich op dat moment als zodanig gedroeg). Hij deed een oproep tot een afkoelingsperiode; anders zouden er wel eens doden | |||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||
kunnen vallen. Op zichzelf was die oproep zo gek niet, als hij en zijn mederegenten er zich aan gehouden zouden hebben. Zou Jan Weggelaar van de Lindengracht die avond naar de tv hebben zitten kijken? Daarna vonden in de hele stad happenings van de provoos plaats bij het Lieverdje, het paleis, de flat van Van Hall en Van Heutsz, zonder dat de politie er ook maar een gummiknuppel naar uitstak. We waren benieuwd in welke bochten de dagbladen op maandagochtend zich zouden wringen om de onschuld van de politie en de kwaadaardigheid van de provoos te bewijzen. Dat De Telegraaf dat probeerde was geen verrassing, maar de manier waarop Het Vrije Volk kommentaar gaf wél: ‘De bedoeling van de jongelui en oudere onvolwassenen, die Amsterdam door relletjes in opspraak brengen, is duidelijk uitgesproken. Het gaat om het tergen van de politie. En dat op zo'n manier dat de politie van de wapens gebruik moet maken. Is dat gelukt dan wordt de politie aangeklaagd. Men schrijft boekjes. Men organiseert tentoonstellingen. Men toont aan dat de verkeerde klappen heeft opgelopen. Men draait films van slaande agenten. Op die manier hoopt men de politie en daarmee het gezag in een kwade reuk te brengen. Vooral bij de jongelui. En met het gezag uiteraard ook de vrijheid en de demokratie. Want die kunnen zonder gezag niet bestaan.’ Na deze misleidende inleiding wijst het socialistiese dagblad op opruiende toon op de ‘remedie’, waarvan de justitie zich inderdaad later vruchteloos bediend heeft: ‘Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enkele maanden, na een bliksemsnelle berechting, is het beschikbare middel om deze uitdaging het hoofd te bieden. Misschien ben ik te zeer partij in deze zaak om de neutrale lezer ervan te kunnen overtuigen dat de straatterreur niet door de provoos maar door de politie is bedreven. Inderdaad had men de daders op de vele foto's makkelijk aan hun uniformen kunnen herkennen. Dat de vergelijking met fascisme eerder voor sommige gezagsdragers dan voor de provoos opgaat blijkt overtuigend uit het kommentaar dat de politici Roolvink en Beernink n.a.v. de 19 maart-rel gaven. Volgens Roolvink (ar) worden de provoos ‘en andere langharigen’ veel te weinig gestraft en moesten ze naar Veenhuizen worden gestuurd voor ‘heropvoeding’. Evenals mr. Beernink (chu) bracht Roolvink het verschijnsel Provo in verband met ‘Zo is het...’ (de ware schuldigen volgens velen). Beernink meende te moeten opmerken dat ‘ons volk er voor past om te worden geterroriseerd door een stel onvolwassen kwajongens’. Wat wilde ‘de overgrote meerderheid van ons volk’ volgens hem? ‘Flinker aanpakken’: harder straffen. God- | |||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||
dank zijn de christelijke leidsmannen er niet in geslaagd om de rancune van ‘ons volk’ werkelijk te mobiliseren tegen de provoos. De zware straffen die in de zomer van 1966 inderdaad werden uitgedeeld, warden door veel mensen (laat ik niet zeggen: ‘de overgrote meerderheid van ons volk’) nogal scepties bezien. Maandag 21 maart stelde het front tegen het politiegeweld zich op. Ons doel was niet afkoeling, maar oplossing van de situatie. We stelden dat als je een rotte vrucht in de ijskast stopt en je hem er na enige tijd weer uithaalt, hij nog altijd even rot is. Studentengroepen, jonge socialisten en kommunisten verbonden zich met Provo in het ‘komité 19.3.66’; dat beter 10 maart-beweging had kunnen heten. Er ontstond een Amsterdamse new left-formatie, waarvan sommige komponenten, in het bijzonder de kommunistiese jeugdorganisaties anjv en opsj, nog helemaal in de sfeer van de old left leven. Dat zal wel komen omdat er maar weinig intelligente en geïnspireerde jonge kommunisten zijn. Het grootste deel van de kommunistiese jeugd noemt zich kommunist omdat de ouders het zijn. De vertegenwoordiger van het anjv in ons komité was Roel Walraven, later gemeenteraadslid van de cpn, 36 jaar. Andere leden van het komité waren Jan Blok (ex-asva-bons en politikus-in-de-dop), Ton Regtien (van hetzelfde kaliber) en de jongens van de sj. De sj is een organisatie van jonge, meest studerende, would be-proletariërs, die het marxisme nog vastberaden in het vuurrode vaandel voeren. Hoewel ze een ouderwetse indruk maken met hun blauwe hemd als uniform, zijn zij de felste onder de marxistiese jongeren in ons land. In tegenstelling tot de kommunisten zijn ze bereid tot illegale demonstraties. Wat ons betreft, wij waren juist vastbesloten om nooit meer vergunning voor demonstraties aan te vragen, omdat in een demokraties land absolute vrijheid van demonstratie moet zijn. Wel kunnen demonstraties van tevoren worden aangekondigd, zodat de witte kippen het verkeer kunnen regelen. In Provo 7 (10 maart 1966) had ik dat zo gemotiveerd: ‘Wie onder politie-escorte tegen de atoombom demonstreert, is als een gevangene die aan de hand van zijn cipier gelucht wordt.’ Maar om de samenwerking met de anderen niet te verstoren schikten we ons in het plan om voor zaterdagmiddag 26 maart een demonstratie aan te vragen tegen het politie-optreden in Amsterdam. De eisen van het komité zouden zijn:
Vergunning verlenen bleek voor Van Hall bezwaarlijk. Hij nodigde het komité voor een gesprek op het stadhuis uit. Vrijdag 25 maart werden we officieel bij de burgemeester ontvangen; Duco, Jan Blok, Roel Walraven, Rob Lange (sj) en ik. In de protserige ontvangkamer voelde ik me weer in een netelige positie; ik houd er helemaal niet van om toestemming te vragen aan | |||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||
een burgemeester en ik houd evenmin van officiële bezoeken aan gezagsdragers. Van Hall had zijn bankierslichaam op een grote fauteuil gedrapeerd en trachtte keuvelend de spanning te breken. Tot mij richtte hij zich met de opmerking dat een hem zeer na staand familielid ook een baard droeg. Vervolgens wees hij op de grote moeilijkheden waarin hij geraakt was door allerlei brieven en telefoontjes, waarin men dreigde provoos en demonstranten met tomaten te zullen gooien en in elkaar te slaan. Van Hall wilde ons tegen dit dreigende gevaar beschermen en vond het daarom raadzaam de demonstratie niet door te laten gaan. Maar waarom had Van Hall dan niet ernstig geprotesteerd tegen het Huwelijk in Amsterdam? Dat was toch ook een demonstratie die wel eens ongeregeldheden kon veroorzaken? Ik vroeg hem dit, maar hij antwoordde krypties dat hij ook niet zo gelukkig was geweest het huwelijk in Amsterdam te sluiten. Bovendien betwijfelde Van Hall of het provotariaat niet uit eigen beweging ongeregeldheden zou veroorzaken. Daar was in voorzien, want het komité had een ordedienst georganiseerd. (Ons voorstel om de ordedienst te uniformeren door een derde oog op het voorhoofd te tekenen was niet aangenomen.) Daarnaast hadden we een plan om de spontane organisatie en de solidariteit van het provotariaat te demonstreren. We zouden zaterdagavond 26 maart een absentie-happening bij het Lieverdje houden. Tegen alle traditie in zou geen provo zich op het Spui vertonen. We kregen Van Hall niet verder dan dat hij beloofde in principe goedkeuring te verlenen voor een demonstratie een week later, 2 april. Ik op mijn beurt kreeg het komité niet zover om de demonstratie op 26 maart illegaal door te zetten. Na het onderhoud gingen Duco en ik ijlings aan het werk voor een ‘Manifest aan het Amsterdamse Provotariaat’ (Provokatie nr. 12). Na de demonstratie van 2 april aangekondigd te hebben motiveerden we onze oproep om niet naar het Spui te gaan als volgt: (...) Het Lieverdje kan tevreden zijn. De macht van het provotariaat wordt hen duidelijk getoond als het zaterdagavond 26 maart stil is op het Spui. Onder deze omstandigheden zou een happening geen happening zijn, maar een automaties mechanisme dat het provotariaat alleen maar kan schaden. Onze macht moet zich op 26 maart manifesteren in een algemene absentie-happening. Er kwam nauwelijks iemand op het Spui. Een paar nozems, die er rondhingen, zeiden tegen elkaar letterlijk: ‘Ze hebben gelijk; we moeten een slim spelletje spelen. Laten we weggaan.’ Wat de politie nooit gelukt was bleek voor ons een klein kunstje. De volgende donderdag hadden we opnieuw een gesprek met de burgemeester. Hij verklaarde de toon van het Manifest krenkend voor de politie te vinden. Ook was hij gekrenkt door de twee gebraden witte kippen die Auke Boersma en Peter Bronkhorst hem thuis bezorgd hadden. Hij vond het maar flauw en hij had z'n vrouw de kip in de asbak laten gooien. Van Hall was bereid vergunning te verlenen voor de demonstratie van zaterdag 2 april op voorwaarde dat de leuzen ‘Van Hall met vakantie’ en ‘Van der Molen weg’ niet meegedragen werden. Volgens hem zijn demonstraties tegen personen | |||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||
Maandagochtend. De publiciteit wordt beoordeeld door Roel, Robert-Jasper, Luud en Rob
onwettig. (Later zijn demonstraties met als leus ‘Weg met Diepenhorst!’ wel toegestaan). Het komité 19.3.66 achtte de demonstratie onder deze voorwaarde onaanvaardbaar en ontbond zich. Provo en sj zetten de strijd voort. Eerst lieten we Van Hall c.s. zich blootgeven door een demonstratie aan te vragen voor 4 april onder de onschuldige leuzen ‘Demokratie’, ‘Vrijheid van meningsuiting’ en ‘Recht op demonstratie’. Van Hall verbood wederom. Ons geduld met de overheid was uitgeput. We besloten tot een illegale protestdemonstratie tegen het politie-optreden voor zaterdagmiddag 2 april. Wij, provoos, maakten vurige pamfletten en verspreidden ze op 1 april in de stad. Hans Tuynman deelde op het Leidseplein uit en bood daar twee agenten een pamflet aan, die dat allerminst als een 1-aprilgrap opvatten. Hoe de demonstratie de volgende dag verlopen was kon ik Hans pas drie dagen later vertellen, toen wij op het hoofdburo in de Marnixstraat in tegenover elkaar gelegen cellen bleken te zitten. | |||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||
Kontra-provokaties en kommentarenHet Provo-kindjeVerwekt in een kelder na een dolle nacht
met marihuana en drank en geheel onverwacht.
Door een moeder - zelf kind nog - zonder liefde of moraal
en een vader... ja, wie waren er ook weer allemaal!
Laten wij Erik maar voor het karretje spannen
en die drie of vier anderen uit m'n geheugen bannen.
Zijn ouders zitten er immers goed bij
misschien zijn die zelfs met een kleinkind wel blij.
Trouwen dat hoeft niet - dat is immoreel
de wereld is groot en er zijn er zo veel
en iedereen mijden om één man of één vrouw
dat is immers onzin - wat koop je voor trouw.
Het leven is zo al miserabel genoeg
dat kind komt wel groot - ook al komt het te vroeg.
Ze huurden een zolder - leenden hier wat en daar...
en zo kwam hun ‘huishouding’ toch voor elkaar.
Er was weinig comfort, ook op sanitair gebied
maar dat was niet erg, dan wassen we ons maar niet.
Ergens is wel een badhuis - dat is veel gezonder
en is het er niet - dan doen we het wel zonder.
In het ziekenhuis werd hun kindje geboren
dan behoefden ze geen familie te storen.
Het was 'n jong, 'n kindje zo schraal en zo bleek,
dat het meer op een pop, dan op een baby geleek.
Maar het was tòch een mensje van vlees en van bloed,
die recht had op leven en zijn best daar voor doet.
Soms lag hij te pruttelen of huilde heel zacht,
wat z'n vader en moeder tot het uiterste bracht.
Ze had niet veel melk - legde hem weleens aan haar borst
of gaf hem om te sabbelen een keiharde korst.
Verschonen lapte ze ook aan haar laars,
dat was zo'n bedoening en het water was schaars.
Samen leefden ze hun leventje precies als weleer,
ieder hun eigen weg - dat is nu eenmaal de ‘Provo-leer’
| |||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||
Het kindje thuìs was geen bezwaar al zag het wat bleek
er was altijd wel een buurvrouw, die er even naar keek.
Ze zwierven dagen op straat - genoten zo van het leven,
maar vergaten het leven, dat ze een ander hadden gegeven.
Op een avond - het was laat en het feesten gedaan,
besloten ze samen naar huis toe te gaan.
Ze kwamen binnen - het was vreemd rustig en stil,
het kindje lag roerloos - zo koud en zo kil...
Ze beseften opeens, hoe hadden ze dat kunnen vergeten,
dat zelfs een provo-kindje niet leven kan zonder te eten.
uit: Boulevard, juni 1966
Misschien wisten de rookbommengooiers niet precies wat er aan de hand was in Den Haag. Misschien kenden zij de betekenis van Prinsjesdag niet. Zo'n gebrek aan kennis zou dan niet te excuseren zijn. Zij wisten waarschijnlijk ook niet dat de Koningin een Troonrede ging uitspreken, respectievelijk had uitgesproken, waarin sprake was van ‘jeugdproblematiek’, van felle kritiek die geuit wordt op gevestigde instellingen en opvattingen, van vernieuwingsdrang en van de noodzaak van ernstige bezinning. De Koningin en haar gezin en zij die het jaarlijkse schouwspel van de derde dinsdag gadesloegen, zijn gisteren op pijnlijke manier geconfronteerd geweest met excessieve uitingen van die jeugdproblematiek.
Als serieuze provo's - wij nemen altijd nog aan dat die ook bestaan - door zekere gedragingen - die meestal rustig zijn al verwekken zij wel oploopjes -, een demonstratie willen geven van hun anders-zijn dan oudere generaties, is daar serieus over te praten. Maar wat gisteren in Den Haag is gebeurd, was geen serieuze uiting. Dat geldt voor de rookbommetjes langs de stoet, het geldt natuurlijk evenzeer voor pogingen, later op de dag, om Den Haag op stelten te zetten.
Er is een keizerlijk Amsterdam. Maar gisteren was de republiek Amsterdam gepenetreerd in het koninklijk Den Haag. Er zijn republieken die zich fatsoenlijker gedragen. uit: Nieuwe Rotterdamse Courant, 21 september 1966
In de eerste plaats: Zijn het wel echt allemaal mensen, die uit de ‘Provo’-groep voortkomen? We kunnen signaleren dat de aanvankelijke lijstaanvoerder opeens naar een van de onderste plaatsen duikelt op de kandidatenlijst, terwijl de nieuwe lijstaanvoerder Bernard de Vries zeker geen provo is van ‘het eerste uur’. Met zijn Haagse kom-af is hij trouwens ook geen ‘lastige Amsterdammer’ te noemen, zoals het merendeel van de kandidaten! Zijn ‘revolutionair-doen’ is waarschijnlijk niets meer dan een reactie op het Anti-Revolutionair zijn van de partij, waartoe zijn vader behoort. Mevr. Van de Weetering, | |||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||
de tweede kandidaat op deze lijst, zegt van zichzelf pas op het laatste moment in de Provo-gelederen te zijn gekropen. Onder aan de lijst bengelen pas wat namen van oude bekenden van het ‘Lieverdje’. En wat te zeggen van een figuur als de bejaarde schrijver Jef Last te midden van deze jonge mensen? Een soort overjarige provo dus. Toch wel een van het type ‘van het eerste uur’, maar dan niet van het provoceren van de autoriteiten, maar van het provoceren van de arbeidersbeweging. Last deed dit al tijdens de Spaanse burgeroorlog, toen hij uit de Internationale Brigade werd gestoten en door de anti-fascistische republikeinse regering uit Spanje gezet. Ook daarna bleef hij de eeuwige wroeter, die in zijn artikelen geen kans voorbij liet gaan om de arbeidersbeweging en de nationale krachten in de koloniale landen een trap na te geven. Last werd trouwens destijds om allerlei machinaties uit de Indonesische republiek gezet. Roel Walraven, in: De Waarheid, 8 mei 1966
De provo's hadden de afgelopen maanden niet over gebrek aan belangstelling te klagen. Van een lachwekkend groepje langharige, groezelige dwazen provoceerden zij zich via het huwelijk van de kroonprinses, de ordeverstoringen in Amsterdam en de merkwaardige uitslag van de statenverkiezingen tot landelijk nieuws. En menig ouderpaar met opgroeiende kinderen zal met ons hebben gedacht: Hoe zijn die kinderen zover gekomen? Hadden ze dan geen ouders? Kregen zij geen opvoeding? In deze psychologische reportage geven wij de gesprekken weer met twee provomeisjes. Zonder commentaar, omdat de inhoud van die gesprekken op bijna huiveringwekkende wijze voor zichzelf spreekt. Aan het slot gaat onze opvoedkundige medewerkster wat dieper in op het waarom. Waarom praten die twee in feite zo beklagenswaardige kinderen zo? Waarom zijn zij zo uitgegleden? uit: Libelle, 14 mei 1966
Het is zinloos het gebeuren alleen maar verontwaardigd af te keuren, het is fout en in hoge mate unfair met scheldwoorden als fascisme aan te komen. Fascisme wilde vechten, schade toebrengen en zou nooit volstaan met de op zichzelf nare, maar ongevaarlijke rookbommen, waar men echt geen revolutie mee kan maken; de teddy-boys gebruikten fietskettingen en dat is heel wat erger. Het gebrek aan idealisme der provo's, hun uitgesproken besef dat zij de wereld niet kunnen veranderen is een slag in ons gezicht. Wij zijn niet te veranderen, vinden zij, wij doen het in hun ogen allemaal verkeerd, wij zijn voor hen een hopeloos geval. Eerst werd vlijtig en verwijtend geschreven, dat de jongeren zich niet interesseren voor wat er in de oorlog gebeurde, nu zij daarop wel reageren, wordt geschreven, dat dit maar sensatielust is en dat zij het toch niet zelf hebben beleefd. Deze bestrijding is niet alleen onbehoorlijk, maar is tevens een domme bestrijding van de mogelijkheid van verspreiding en verwerving van historisch inzicht. Dat dit soort argumenten ook van joodse zijde naar voren wordt gebracht, is ontstellend. Op 10 maart is er bij de Dokwerker gedemonstreerd. Voorop- | |||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||
gesteld zij nadrukkelijk, dat ik afzijdigheid op die dag juist, maar anti-demonstraties onjuist vond en tevens, dat ik een van de nadelen van herinneringsmonumenten altijd vind, dat ze al gauw gebruikt worden in politieke strijd. Deze demonstratie echter, die zeker door het overgrote deel der aanwezigen eerlijk bedoeld was, verdient juist van joodse zijde eerder ontroering, omdat het gebeurde de jeugd wél wat zegt, dan sneerende bekladding. Ik acht het mijn plicht hiervan in onze joodse krant te getuigen, ook al sta ik dus de meesten dier demonstranten in hun opvattingen zeer verre. M.H.G., in: Nieuw Israëlitisch Weekblad, 2 april 1966
Met name het blad Provo moet men zelf lezen, de stijl ervan en de vaak zeer gelukkige woordkeus zijn even belangrijk als de inhoud, die trouwens door anderen steeds al te simplistisch weergegeven wordt. Omdat Provo nu eindelijk eens iets echt nieuws is, hebben de critici van links en van rechts er tot nu toe nog niet veel begrip voor getoond. Zij zien in Provo alleen wat zij uit het verleden herkennen en verwerpen dan op grond daarvan. R. de Jong en Ger Harmsen vergelijken in Buiten de perken de provo's met de oude anarchisten; Heldring in de NRC en Hofland in De Gids vergelijken Provo met het vroege fascisme. Geen van allen lijkt het opgevallen te zijn dat de wereld in de jaren zestig van deze eeuw radicaal verschilt van die der jaren dertig. Hun theorieën van nu slaan op ervaringen van dertig jaar geleden. Het wonderlijke van de provo's is dat ze handelen op grond van contemporaine ervaringen en als het ware voordat de theorie ervoor gevormd is.
Dan zijn er nog de happenings. Die hebben iets idioots, dat veel linkse mensen afstoot. Zij zijn onderdeel van het culturele programma van Provo, een praktische wenk voor die creatieve besteding van de vrije tijd, die de pvda nog steeds met behulp van de figuurzaag tot stand hoopt te brengen. Provo is essentieel een jeugdbeweging, de enige jeugdbeweging die vrijheidscheppend i.p.v. vrijheidbeperkend is. Alle andere, hoe links ook, rieken naar clublokaal, disciplinaire maatregelen en rotten van drie; ik heb als kind gerild bij de gedachte dat ik daar ooit zelf in zou moeten. Provo staat de ‘collectieve creativiteit’ voor, maar dan ieder op zijn eigen manier.
Daarmee spreekt Provo de amorfe behoefte aan zelfexpressie en creativiteit aan bij een jeugd die nog iets ontdekken wil vóór het geldverdienen geblazen is. Dezelfde aantrekkingskracht heeft het Leidseplein vroeger gehad, maar Provo geeft er nu wat richting aan en heft de eenzaamheid, die zelfs individualisten te groot kan worden, een beetje op. Tamar, in: Vrij Nederland, april 1966 | |||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||
uit Provo nr. 4
| |||||||||||||
ConstantIn 1964 deed Constant Nieuwenhuis deze opmerkelijk provocerende uitspraak, nog voor iemand van dr. Buikhuizen of van PROVO gehoord had. Constant was een van de oprichters van de Eksperimentele (schilders-) Groep in 1948. Hij schreef het manifest en moet beschouwd worden als de intellektuele motor van de groep. In 1949 richt hij samen met de Deense schilder Asger Jorn het tijdschrift Cobra (Copenhagen, Brussel, Amsterdam) op. Als de COBRA-groep in het begin van de jaren vijftig uiteenvalt, gaat Constant zich minder met schilderen en meer met de problemen van de stad en de ruimte bezighouden. Langzaam ontwikkelt hij dan de idee ‘NEW BABYLON’.
In het Haagse Gemeentemuseum eksposeert Constant tot 21 november 1965 zijn schetsen en ontwerpen voor New Babylon. Wat is New Babylon? Omdat New Babylon ons een anarchistiese toekomstvisie lijkt, geven wij over New Babylon en alles wat daarmee samenhangt het woord aan de auteur zelf, Constant:
Prakties gezien is New Babylon (de wereldstad van de toekomst) opgebouwd uit een aantal sektoren (20 tot 50 hektaren groot) die zich ongeveer 16 meter boven de grond bevinden, op elkaar aansluiten, zich in alle richtingen voortzetten en het landschap omsluiten. Er ontstaat één totale wereldstad die de aarde als een net omspant. De bodem blijft vrij voor snelverkeer en landbouw, vrije natuur en historiese monumenten, de daken der sektoren dienen tot vliegvelden en promenades. Alle sektoren zijn uit meerdere verdiepingen opgebouwd: de ruimten der sektoren kunnen door mobiele elementen naar behoefte gebruikt en veranderd worden; daarnaast heeft elke sektor een of meer permanente woonhotels en openbare gebouwen. Behalve de woonhotels zijn de binnenruimten bestemd voor kollektief gebruik en hebben geen andere funktie dan artistiek medium te zijn.
New Babylon, zoals ik dat heb beschreven in New Babylon, skizze zu einer kultur, dat binnenkort in Duitsland gaat verschijnen, kan echter niet van vandaag op morgen verwezenlijkt worden. Voor de Duitse televisie heb ik op de vraag ‘wanneer?’ geantwoord: over 50 of 100 jaar misschien. Zou men nú met mijn plannen gaan eksperimenteren, dan zou dat een op niets slaande mislukking worden, omdat New Babylon bedoeld is voor een we- | |||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||
reld met geheel andere ekonomiese en psychologiese voorwaarden. | |||||||||||||
Kollektieve kreativiteitDe onontbeerlijke ekonomiese voorwaarde voor het bestaan van New Babylon is de volledige automatisatie van de industrie door middel van computers. Daardoor zal er een maatschappij van overvloed ontstaan. Overvloed niet alleen aan voedsel en de andere materiële voorzieningen in de menselijke behoeften, maar ook een overvloed aan vrije tijd. Dat is allemaal potentieel mogelijk. Het zal een feit van enorme betekenis zijn als de arbeid, die nodig is om het leven in stand te houden, niet meer door de mens zelf, maar door de machines, het nieuwe proletariaat, en door de computers zal worden verricht. Automatiese fabrieken, die uit overwegingen van hygiëne onder de aarde zijn gebouwd, zullen alles produseren wat de mens nodig heeft. Een ommekeer, zo revolutionair als toen de mens in het neolithicum gedwongen werd om zijn voedsel en de andere noodzakelijkheden te gaan maken, daar hij niet meer van de jacht en de spontane opbrengst van de aarde kon leven. Als het zover is, als alle arbeid geautomatiseerd is, komt de mens voor het eerst in de gelegenheid om zijn leven werkelijk in vrijheid te gaan beleven, om het als medium en inzet te behandelen, zonder er de materiële voorwaarden voor te scheppen. Goed, er zal nog wat rest-arbeid te verrichten zijn (niet álle arbeid kan geautomatiseerd worden), maar dat kan geen belemmering zijn voor de kollektieve kreativiteit die dan uit de mensen zal loskomen.
In ieder mens sluimert een kreatief wezen. Daarop hebben Schiller, Novalis en Lautrémont bv. in de vorige eeuw al gewezen. Kreativiteit is een menselijke drift en niet een ‘genade gods’. In New Babylon zal onze sluimerende kreativiteit ontwaken! De ekonomiese voorwaarden zijn er dan toch aanwezig voor! Wie nu nog zijn tijd moet doorbrengen om aan de kost te komen, zal dan haast genoodzaakt zijn kreatief te worden om niet aan verveling ten onder te gaan. Hij zal de homo ludens zijn, hij zal gaan spelen, zijn leven is immers niets dan een spel, in zo'n computer-kultuur. | |||||||||||||
Autoriteiten overbodigIk geloof dat de zogenaamde misdadigheid er zijn einde zal vinden. De ‘misdaad’ van nu is alleen maar een gevolg van de huidige ekonomiese omstandigheden. Waarom pleegt men een roofmoord? Uit een ekonomies gebrek, wat in New Babylon ondenkbaar geworden is. Waarom een lustmoord? Uit de een of andere frustratie, die in de volledige vrijheid van New Babylon niet zal voorkomen. Ik geloof nl. dat de agressiedrift in de mens in de New Babyloniese omstandigheden zal sublimeren tot een speeldrift. In het begin van deze eeuw schreef Freud al aan Einstein dat de menselijke agressiedrift zal moeten sublimeren in deze speeldrift, wil de mensheid niet aan oorlogen te gronde gaan. En ik geloof dat dat in New Babylon inderdaad gebeuren zal.
De ekonomiese basis voor een anarchistiese maatschappij is in New Babylon eindelijk gelegd. Autoriteiten zullen vanzelf overbodig worden. Het privé-bezit is immers opgeheven en gebrek heeft niemand er meer door de geweldige produktie van de geautomatiseerde fabrieken. Een bepaalde moraal zullen de autoriteiten niet meer te verdedigen hebben, daar elke moraal een konsekwentie van een maatschappij met ekonomiese tekorten is. Daarom heeft een moraal altijd betrekking op mijn en dijn. Maar in New Babylon zullen én autoriteiten én moraal uitsterven. | |||||||||||||
‘Nut’ uit de tijdVoor het eerst is een 1000-jarig rijk geen utopie meer. Technies is het mogelijk geworden. In dat 1000-jarig rijk, in New Babylon zal, zoals nu misschien duidelijk geworden is, het nut zijn betekenis verloren hebben. Wat is nut in New Babylon? Nut is iets van vroeger. Toen was ‘nuttig’ wat in onze materiële behoeften voorzag. Deze behoeften zullen in New Babylon bevredigd zijn. De stad New Babylon zal niet meer op het nut, maar op het spel gericht zijn. Het is geen utilitairistiese maatschappij, zoals deze, maar een ludieke. Het spel zal er door ieder bedreven worden, in alle vormen. REKREATIE (belachelijk woord) heeft er geen betekenis meer, omdat alles er KREATIE is.
De mens zal er spelend over de aarde zwerven, als een nomade: de woonfunktie wordt er vervangen door een hotelaccommodatie voor de trekkende bevolking. De verkeersfunktie krijgt er de betekenis van joy-riding. Jullie Witte Fietsen-plan vind ik wel erg goed, maar nog te beperkt. Het moet uitgebreid worden met een Witte Autoosplan en een Witte Helikopters-plan. Alle vervoer zal in New Babylon uiteraard gekollektiviseerd worden.
Om deze redenen verschillen mijn (an)architektoniese ideeën dan ook hemelsbreed | |||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||
van die van Le Corbusier. Zijn ontwerpen zijn nog volledig op het nut gericht. Op de produserende mens in een funktionele omgeving. Maar ik wil juist een anti-funktionele omgeving voor een spelende mens! En de enige anti-funktionele ruimte die ik tot dusver ontmoet heb is de antirooktempel van Robert Jasper Grootveld in Amsterdam. Daar wordt gespeeld en niets nuttigs bedreven.
Nu ik het toch over jullie heb: Een journalist van Het Parool vroeg mij of ik een sociale ruimte in deze maatschappij kende, zoals de sociale ruimtes die er in New Babylon volgens mij moesten zijn. Ik zei: ‘Ja, het plein rond het Amsterdamse Lieverdje.’ Want daar wordt door jullie gespeeld zoals dat in New Babylon op grotere schaal zal gebeuren. De politie fungeert er niet als spel-partner (zoals Mods en Rockers voor elkaar spel-partners zijn) maar als de spel-breker, die de realiteit weer invoert. | |||||||||||||
ProvoHet proefschrift van die dr. Buikhuizen vond ik erg slecht. Ik moet toegeven dat hij er werk van gemaakt heeft, maar hij behandelt in z'n boek een te kleine onrepresentatieve groep van de jeugd: domme nozempjes. Hij vergeet de pleiners, beatniks en hoe zij verder heten mogen. Hij beoordeelt ze als een moralist en dan nog naar een versleten moraal. Hij keurt het af dat die jongens niet braaf naar de tv kijken of naar figuurzaagclubjes gaan maar juist een eigen leven zoeken willen, dat ze aktieve gebeurtenissen provoceren. Hij ziet blijkbaar niet in dat dat een gezonde reaktie is op een door de maatschappij gefrustreerde dadendrang. De provoos van Buikhuizen vechten tegen de verveling en de vervreemding, dat is prachtig. Hij neemt 't ze kwalijk dat ze niet weten hoe ze hun vrije tijd moeten ‘vullen’ (zoals hij dat noemt). Hij vergeet dat de maatschappelijk lagere klassen nu pas voor 't eerst in de geschiedenis met vrije tijd in aanraking komen en dat ze nooit geleerd hebben hoe daarmee om te springen. Het provocisme zie ik juist als een geboortestuip van de aanstaande kollektieve kreativiteit.
Jullie tijdschrift en jullie beweging provo vind ik een mooie reaktie op Buikhuizen. Het is goed mogelijk dat jullie inderdaad de Kreatieve Vrijetijdsbesteders van Morgen zijn die jullie willen zijn. Ik geloof dat het provotariaat over de hele wereld in snel tempo steeds groter zal worden. Het is een van de gevolgen van de automatisatie die zich nu op allerlei gebieden voltrekt, waardoor de productie niet meer door ons maar door de machine verzorgd wordt, met als resultaat dus de toenemende vrije tijd. Ik verwacht daarom dat binnen afzienbare tijd het provotariaat de omvang bijna zal hebben van het huidige proletariaat. | |||||||||||||
Sociale wereldrevolutieDe automatie zal een nieuwe impuls zijn voor de klassenstrijd. Het proletariaat zal uit zijn apathie worden wakker geschud. Automatie brengt immers steeds grotere werkloosheid met zich mee; wat vroeger de arbeider deed doet nu de machine of de computer. In Amerika vechten de vakbonden al tegen de automatie, vooral bij de kranten, om te voorkomen dat de mensen op straat komen te staan. In Amerika wordt daar nu een kunstmatige oplossing voor gevonden in de vorm van schijnarbeid: de ondernemers laten hun arbeiders in een week het werk verzetten waar ze vroeger maar drie dagen voor nodig hadden, om werkloosheid te voorkomen.
Amerika zit in z'n maag met de automatisering Automatie is de doodsklap voor het kapitalisme. Binnen een ekonomies systeem van bezitters en arbeiders kan men onmogelijk automatie op grote schaal doorvoeren zonder een der komponenten van dat systeem, de arbeiders, grote schade toe te brengen. Automatie heeft daarom de neiging tot kollektivisatie. Amerika moet zijn automatie nu al kunstmatig afremmen. De ekonomiese struktuur in Rusland is geschikter voor automatie. Groeiende werkloosheid (die daar al begint op te treden) kan in Rusland worden opgevangen dankzij de veel betere sociale voorzieningen. Daarom kunnen de kommunistiese landen, als ze eenmaal goed industrialiseren en automatiseren, de voorsprong die het Westen nu nog heeft snel te niet doen.
Automatie werkt ook internationalisme in de hand. Voor grote investeringen zijn immers grote ekonomiese eenheden nodig. Ik kan me daarom voorstellen dat Nederland rond bv. 2000 opgegaan zal zijn in een veel groter geheel. Behalve grotere ekonomiese konsentratie om de grote investeringen te kunnen doen is ook elke loonronde bevorderend voor de automatie. Hoe duurder de arbeider is, hoe eerder de baas tot de aanschaf van automaten zal overgaan. Dat alleen al is voor mij een reden om elke loonaktie te steunen. De loonronde van vorig jaar bv., van 5%, heeft in sommige gevallen al tot automatie geleid Misschien ben ik te optimisties, toch ben ik geen | |||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||
‘fortschrittsgläubige’. Het is best mogelijk dat er een atoomoorlog uitbreekt, maar het is voor mij de vraag of daarna alles verloren zal zijn. Ik heb een groot vertrouwen in de kapasiteiten van de mensen. Wat de geboorte-eksplosie betreft: dat is inderdaad een dreiging, maar daar staat tegenover dat naar mijn mening de welvaart steeds zal toenemen en ook de ontwikkeling van de mensheid. Hogere ontwikkeling en meer welvaart doen het geboortecijfer over het algemeen dalen. De mensen zullen in welvaart de seksualiteit meer als spel gaan bedrijven, wat men in Amerika ‘petting’ noemt.
Daarom geloof ik niet in de katastrofale gevolgen van de geboorte-eksplosie. Want ook het voedseltekort kan worden opgeheven als men in het Westen maar geen voedsel ‘doordraait’ of eenvoudig in zee stort om de prijs maar hoog te houden. Bovendien neemt de produktiviteit van de aarde door mechanisatie sterk toe. In Duitsland kunnen ze in een zg. ‘Turmgewachshaus’ al groente op kiezel kweken! Zo'n Turmgewachshaus is een enorme kas in de vorm van een toren. Op elke etage van de toren wordt groente gekweekt, terwijl de toren in 't rond draait. Aan de lopende band komen de verse kropjes sla er beneden uit. De ‘kippenfabrieken’ in Japan wijzen in dezelfde richting. We zitten midden in een enorme sociale wereldrevolutie. | |||||||||||||
Provo = New BabyloniërDaarom begrijp ik jullie pessimisme niet goed. In Provo 2 las ik: ‘Provo ziet in dat het de uiteindelijke verliezer zal zijn.’ Ik geloof juist dat de provoos de uiteindelijke winnaars zullen zijn. Jullie zijn de eerste lichting van een enorm toekomstig wereldprovotariaat. Jullie spelen het spel dat in New Babylon op groter schaal en op hoger nivo gespeeld zal worden. De politie-agent, jullie tegenstander, verdedigt de wereld van gisteren, de provoos vertegenwoordigen de wereld van morgen! (rvd) | |||||||||||||
Eigendom is diefstal‘AL IS DE MISDAAD NOG ZO SNEL, DE POLITIE ACHTERHAALT HEM WEL’, is de veel gebruikte leuze om eventuele adspirant-inbrekers van hun daden te weerhouden. Deze geijkte leus is mij ook vaak voorgehouden, gelukkig heb ik me daar nooit aan gestoord. Waarom zal ik later wel vertellen. Een ieder die zich op het inbrekerspad begeeft verwacht dat hij net door de mazen van de wet zal glippen. Zo ook ik.
Goed, een korte levensschets lijkt mij voor geïnteresseerden (BVD-ers bv.) wel op zijn plaats. Of (voer) voor psychologen die altijd zo graag de oorzaak willen weten van het gedrag van hun cliënt, zich nooit afvragend of er misschien met die oorzaak iets mis is. Zoals de oorzaak die bestaal in tegenstelling have - have not. Psychiaters, reclasseringsfiguren, kinderbeschermingselementen etc. schijnen deze (wan)verhouding als normaal te beschouwen en iedere aanslag daarop moet uit de wereld worden geholpen. Te veel ga ik natuurlijk ook niet vertellen, ik heb nl. de pest aan dossiers van die klote geheime diensten of van de politie. | |||||||||||||
Voor galg en radIk werd geboren in een mieters, klein volksstraatje, vijf minuten van het Leidseplein, ingesloten door verschillende politiebureaus, in een gezin bestaande uit 3 personen, een oude stoel en een vuilnisbak (de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid). Je groeit op in een sfeer (verstandige ouders, ooms en tantes, scholen, terechtwijzende inspecteurs) van ‘zo hoort het, dus zo is het’. Reeds op 3-jarige leeftijd had ik daar al tabak van en sprong op eigen initiatief in het voor mij diepe water van het Amsterdamse Bos. Niet als een bewuste zelfmoordpoging, maar omdat ik té vooruitstrevend was om te wachten op het A-diploma. Tot op een bepaalde leeftijd volg je deze voorgeschreven lijn, maar plotseling wijk je daarvan af. Je merkt dat kastanjes er zijn om te rossen, lege melkflessen (die pik je bij de melkfabriek) om in te wisselen, brandmelders om in te drukken, ventielen om los te draaien, ruiten om in te gooien, agenten om op te vloeken en yankees om (met | |||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||
een zielig gezicht) ‘money uit de pocket’ te halen. Niemand zou durven zeggen dat dit misdadig is. Het is maar kinderspel, geen bewuste provokatie van de maatschappij. | |||||||||||||
MisdaadDat volgt pas een paar jaar later, als de kapitalistische maatschappij zelf jou naar de misdaad (!) heeft gevoerd. Het kan niet anders. Deze maatschappij met haar uitbuitersmentaliteit, hevig onderbetaalde diensten (ik ‘verdiende’ toen als leerling-typograaf ± ƒ 30,- per week). Voor iemand die jarenlang aan den lijve heeft ondervonden (juist in de tijd dat de geest gevormd wordt) wat het betekent in een kapitalistische maatschappij te leven, is het duidelijk dat zijn aanslag op deze maatschappij geen misdaad maar een weldaad is. Dat het een sociale funktie heeft, nl. een saamhorigheidsgevoel met de anonieme massa, waarvoor jij als woordvoerder optreedt. Het kardinale punt is: het protest tegen het privé-bezit. Daaruit vloeit tevens voort dat je je verzet tegen elke instantie die zich geroepen voelt dit privé-bezit te verdedigen: de wet, politie, partijen etc.
Bij de inbraak speelt nog iets heel belangrijks mee. Je lééft dan pas. Iedere spier in je lichaam staat gespannen, je geest werkt koortsachtig, 't is een enorme high-toestand. Bij het binnenhalen van de buit bereik je de kick! En wee degene die dan jouw verworven goederen afhandig tracht te maken, je zal het verdedigen tot het uiterste. | |||||||||||||
Van kwaad tot ergerOp een avond liepen we naar Krasnapolsky om te kijken of er wat te beleven viel. Dat was niet het geval. Tegenover Kras stond een enorm hoog hek van de Bijenkorf. De lezer moet weten dat hekken een obsessie voor me zijn. Waar hekken zijn wordt ‘iets’ angstvallig verborgen. En dan ligt het in mijn lijn om te weten te komen wat er verborgen wordt. We klommen erover en belandden op het kleine parkeerterrein van het administratie- en expeditiegebouw. Een trap leidde naar een platje waar we op klommen en met een stukje ijzer probeerden we de ramen in te slaan. Dit maakte zo'n lawaai dat we er maar vanaf zagen. We zochten een andere weg en vonden die in een balkonnetje, bij het begin van de trap die naar het platje leidde. Eenmaal op de eerste etage gekomen klommen we langs een verlichtingspaal naar de tweede. Zonder moeite konden we het gebouw binnen komen, omdat de deur uitnodigend voor ons open stond. De eerste fase was voltooid. In de eerste gang dreunden enkele machines, de goederenlift stond open en het licht brandde. Leven?! We liepen door de gangen enkele etages hoger en slopen een kantoor binnen, waar we rustig een sigaretje rookten achter het een of andere directeursbureau en onze jaszakken met nylonsokken volpropten. Op de hoogste etage kwamen we aan het einde van de gang en stapten een kantoor binnen, dat uitkwam op de verbinding tussen het administratiegebouw en het warenhuis zelf. Voorzichtig liepen we over het dak van de verbinding en klommen via de dakgoot op de grote ronde koepel, vanwaar we een prachtig uitzicht hadden op de Dam. Op de hoek van P&C stonden twee nietsvermoedende dienaren der wet. Wij een pret!! Voorzichtig klommen we weer van de koepel af omdat daar geen een ingang tot het gebouw was. Weer in de dakgoot gekomen zagen we een ventilatieraampje, dat we met een stuk hout kapot sloegen. Voorzichtig voor de uitstekende glaspunten klommen we het nauwe gat binnen. Het was nog even een probleem wie er het eerst naar binnen zou gaan. Het kon namelijk best wezen dat verdachte individuen op het glasgerinkel af waren gekomen en achter de deur van het kantoortje stonden te wachten. Dat bleek niet het geval.
We openden de deur en stonden (alweer) in een schaars verlichte gang. Geruisloos (trek altijd suède schoenen aan en géén ritselende nylonjassen!) liepen we ook die weer door. We kwamen bij een trapje, dat ons in de afdeling wasmachines terecht deed komen. Daar hadden we natuurlijk niets aan. We struinden verschillende afdelingen door en omdat het zo donker was namen we een paar reclamefolders en maakten midden op het gangpad bij de radio- en platenafdeling een vuurtje. Genoeg om ons even te oriënteren. | |||||||||||||
BuitWe pakten twee weekendkoffers en gingen aan de slag. Op de radioafdeling pakten we een transistorradio, niet wetend dat deze vastzat dmv. een kettinkje aan zeven andere radiootjes. Zodoende hadden we net een sliert knakworstjes, maar dan van transistorradiootjes. Enkele filmcamera's konden we ook wel gebruiken en die verdwenen ook in de koffer. Gereedschap konden we ook mooi kwijt en ook d'r in.
Ik leverde gewoon op bestelling. Een collega van me had een paar dagen tevoren aan me gevraagd of ik niet een bankschroef voor hem kon | |||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||
krijgen, en ja hoor! hij lag er ook. M'n collega was zeer tevreden over de snelle levering. Na eerst lekker chocola en andere zoete troep gegeten te hebben wilden we met de koffers verdwijnen. Maar dat ging zo maar niet! Bij het trapje was een boomlange kerel aan het werk die daar kratten met drank aan het opstapelen was. Oeih! Onze enige uitgang was gebarricadeerd door die vent. Een half uur lang zwierven we door het gebouw op zoek naar een andere uitwijkmogelijkheid. We vonden 'm niet. Het zweet stond ons op het voorhoofd. Heel voorzichtig teruggekomen bij die trap bleek die vent weg te zijn. Was dat een bof! Zo snel we konden liepen we de trap op, de gang in en via de overloop naar het administratiegebouw. Via de eerder beschreven weg kwamen we weer in de Warmoesstraat, waar we op een (geleende) brommer wegraasden. Was dat een opluchting!
Gezien echter het succes van onze spontane actie kregen we de smaak ervan te pakken en keerden weer terug, met een klein oponthoud bij het Spui waar we enkele homo's omver reden. Via via kwamen we weer in het warenhuis terecht, maar met één verschil: op elke etage brandde volop licht. Ze maakten het ons wel gemakkelijk. Wéér stopten we een koffer vol en verdwenen nu tamelijk snel. Als we echter geweten hadden dat er rechercheurs in het gebouw aanwezig waren (we hadden onszelf verraden door de vele chocoladewikkels en sinaasappelschillen) hadden we ons wel tweemaal bedacht. | |||||||||||||
RechercheOp de vijfde juni 1962 donderde ik op m'n werk van de trap en had een licht gekneusde arm. De volgende dag, een woensdag, ging ik ermee naar de dokter. Dat was m'n ongeluk. Ik mocht er namelijk wel mee werken; was ik niet naar de dokter gegaan, dan was de controlearts gekomen en me een paar dagen rust voorgeschreven. Om een uur of half elf 's morgens, op een mooie zomerse dag, ben ik toen maar aan de slag gegaan. 's Middags om een uur of twee stond ik aan m'n pers en werd door de chef geroepen, die twee individuen bij zich had staan. ‘Hoe heet je?’ Ik noemde m'n naam. ‘Je adres?’ Dat gaf ik ook. ‘We zijn van de recherche, Warmoesstraat.’ Ze keken me veelbetekenend aan, alsof ze verwachtten dat ik door de knieën zou gaan. ‘Hoezo?’ luidde mijn antwoord. ‘Weet je dat niet?’ ‘Nee.’ ‘Nou, ga dan maar mee.’ Tussen hen in, nagekeken door het personeel van de drukkerij wandelden we de straat op. Eenmaal buiten gekomen toonden ze een camera. ‘Ken je die?’ Nu hadden ze me. ‘Ja, die ken ik.’ ‘Bijenkorf?’ Ik schudde van ja. Even later kwam er een overvalwagen waar we alle drie in stapten op weg naar de Warmoesstraat. Hoe het is uitgekomen weet ik nog steeds niet. Misschien zijn we te openhartig geweest bij de verkoop, misschien hebben ze de vingerafdrukken van m'n vriend ergens gevonden. (Hij was al eerder in aanraking met de politie geweest.) | |||||||||||||
In de bakJammergenoeg is de slagzin waarmee dit verhaal begon ook op mij van toepassing geweest. Ik moet zeggen dat die tijd voor mij bar ellendig is geweest. Je sult van de ene cel naar de andere. Tralies, tralies, dikke deuren, kale muren, holle voetstappen, rinkelende sleutels, één (gecensureerde) brief per week, dominees, paters, rijkspolitie.
Het huis van bewaring in Amsterdam. Met zijn fenomenale luchtplaatsen, bij de ingang een stap breed, lengte elf stappen, bij het eindpunt vijf stappen, hoge muren aan weerskanten, traliewerk boven je hoofd, traliewerk vóór je. Als er nou nog een bordje: PAS OP LEVENSGEVAARLIJK! hing, zou je niet beter weten dan dat je in Artis zat. Glurende bewakers die erop letten dat je niets onbehoorlijks (!) uithaalt. En na een half uur mag je weer naar je cel terug. Boem, knars, daar slaat de deur weer achter je dicht en je kijkt een beetje wezenloos in het rond. Wat zullen we nu eens gaan doen!! Een potje dammen? Ja, met wie eigenlijk? Een damspel heb je niet. Nou, eh, wat lezen dan! Maar die vier boeken in de veertien dagen heb je allang uit. Er zit niets anders op dan maar wat spaken te gaan rijgen, voor je drie gulden in de week. Goedkope arbeidskracht voor rijwielfabrieken. En het eten is ook zo enorm. 's Avonds krijg je je brood, ook voor de volgende ochtend. Maar uit verveling heb je het brood voor de volgende ochtend 's avonds al op. En dan maar klagen. De directeur roept je en er ontstaat een fikse ruzie: ‘Je denkt toch met dat je in het Parkhotel woont?’ Nee, dat weet je al uit ervaring.
Eindelijk... de verlossende dag. De sleutels knar- | |||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||
sen in het slot. Pak je spullen en je gaat weg. Je kan het wel uitgillen van opluchting. Eindelijk de dag der ontvluchting van de traliedictatuur. De gedeprimeerde stemming waaraan je wekenlang bent onderworpen verdwijnt eensklaps. | |||||||||||||
Gevangenis produseert provoosAchteraf vraag je je af welk nut deze vrijheidsberoving gehad heeft. Om je weer geestelijk gezond aan de maatschappij af te leveren? Integendeel! Het heeft op mij beslist niet afschrikwekkend gewerkt, maar de innerlijke haat juist opgewekt. Een persoon als ik, met een sterk ontwikkeld vrijheids- en rechtvaardigheidsgevoel heeft in de vrijheidsberoving een misdaad gezien. De fysieke en psychische opsluiting van de mens staat in geen enkele rechtvaardige verhouding tot z'n daad. En nou heb ik nog niet eens lang gezeten. Ik kan me voorstellen dat de persoonlijkheid van mensen, die jarenlang zitten, langzamerhand afbrokkelt tot een gebroken figuur. Ik zeg het nogmaals: niet de inbraak is misdadig, de instellingen die de weldaad als misdaad verdraaien, dát zijn de misdadigers. Het en masse gaan inbreken ter vernietiging van de autoriteiten heeft weinig effect, daarvoor is hun macht te groot. Er is slechts één alternatief: een samenleving die gevrijwaard is van elk dwingend gezag en privébezit, een vrij-socialistische ofwel een anarchistische! Frans Burlage | |||||||||||||
Eindelijk: De waarheid over het Amsterdamse provotariaat
| |||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||
hen ligt het begin van alle aksie, ook in Nederland. De oude bietniks van het plein ondergingen een aderlating met het verlies van de semipleiners, maar de kern bleef bestaan. Zij bleven ongemotorizeerd, reizen liftend, werken weinig, zijn aangetrokken tot popart en mariwana, spuiheppenings, rjg en leefden feitelijk anarchisties. Internaatsjonaal gaat de popart trouwens samen met een opleving van anarchistiese aktiviteit. The Who, Engelse bietgroep, zegt ervan:
‘Onze volgende plaat is echt popart, niet alleen het nummer is popart, de tekst is jong en opstandig. Het is anti-middeleeuws, antibazig en antijonggehuwden.’
De grote soosjale revoluutsie die de laatste vijf jaar plaatsgreep heeft gemaakt dat jeugd en niet leeftijd belangrijk is geworden... Roger Daltrey is een echte Bob Dylan; het zijn niet alleen de hiesterie en het flauwvallen die hier tellen zoals in de beste bietmuziek: het zijn de gevoeligheid, de natuurlijkheid, de opstandigheid tegenover de dood-levenden, de zelfverzekerde gevestigdheid, militairisme en atoomoorlog, die de Engelse amusementswereld tot de belangrijkste van de laatste 200 jaar heeft gemaakt.
Een nogal verward betoog, maar een rijpe vrucht voor anarchistiese idejen. In Amsterdam zijn de idejen gekomen en ingeslagen bij de voorhoede van het PROVOTARIEJAAT: een groepje studenten, bietniks, magiejers en scholieren. Zij noemden zich provoos en begonnen de anarchistiese aktviteit, hopend ieder provoserend donkend mens te beïnvloeden.
De damrakkertjes mengden zich in de heppenings, die een steeds anarchistieser karakter begonnen te krijgen, zodat de plietsie de aktiviteit langzaamaan staatsgevaarlijk begon te vinden en er op in knuppelde. Zo is dan de heppening een daad van protest geworden tegen alle autoriteit en een wekelijks terugkerend hoogtepunt van staatsgevaar. Ik verval in herhaling. De heppening is popart, de heppening is het magies sentrum van het PROVOTARIEJAAT, dat zich onderscheidt in drie vage groepen: de provoos, de dampleiners en de brovoos. Hoe rejageerden de laatsten? Zoals te verwachten was waren ze er en ze smeten met fietsbellen naar de gezagsdragers. Dit is een gunstig aspekt. Ik hoop dat ook de brovoos in het vervolg niet uit verveling met fietsbellen gooien, maar omdat ze inzien dat iedere gezagsdrager een smerige last draagt, dat de polietsie fassistieser is dan u denkt. Martijn | |||||||||||||
Bero IIIWat er bij de politie-voorbesprekingen aan te pas komt voor een zaterdagse op het Spui is ons nauwelijks bekend. Wat de activiteiten betreft zijn we goed op de hoogte; velen van ons ondervinden het aan den lijve. Op zaterdag 16 oktober zijn we eens gaan kijken in de buurt van bero singel. Hieronder een verslag.
Om ± kwart voor twaalf verlieten een groot aantal rechercheurs het bero. 4 minuten later volgen nog ongeveer 5 exemplaren. Ondertussen arriveren 2 Renault Goelettes (de tol gevechtsauto's omgebouwde manschappenwagens). Terzelfdertijd in het manschappenlokaal (beneden): Platpetten worden toegesproken door een Brigadier met Leidersallures, die na het gesprek een kop koffie voor zich inschenkt, zonder het dubbeltje daarvoor in het bakje te gooien. Er wordt luid gejuich gehoord. Een zwarte Volkswagen Valiant stationcar met 4 luidsprekers staat terzijde van het gebouw, op de parkeerplaats van V&D. (Nummer: HM 68-43.) Men start de gevechtsauto's, maar één weigert (UJ 62-23); reden ons bekend. Wanhopige pogingen mislukken.
De door dit onheil achtervolgde platpetten vertrekken maar liefst 7 minuten te laat (7 over 12) naar het Spui. Volgorde: Zwarte luidsprekerwagen, één gevechtsauto, witte politieauto. Zeven minuten lang hebben rechercheurs op het Spui moeten aanzien hoe de mensen er zomaar doen wat zij goed achten, zonder ervoor gegrepen te worden! U begrijpt dat zij dan ook hun ‘kans’ grijpen als zij er de mogelijkheid voor krijgen. Na 4 minuten verschijnt de eerste lading arrestanten: 8, merendeels jong uitziende heren met hun begeleiders. Nou zitten die gabbers zó pal naast je dat ondergetekende er vlooien van overnam. 16 mensen in een wagen bestemd voor 12: de politie bespaart op haar manier kosten. Een verse gevechtsauto wordt bezorgd door de technische dienst: de ‘pendeldienst’ (ANP) kan beginnen. Een tweede lading arriveert, opgevrolijkt met een blauw zwaailicht. De wagen rijdt aan | |||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||
de overkant van het Singel bij de Spaarbank, tegen het verkeer in. Er komen 5 arrestanten uit, waarvan enkelen (niet eens) aan de ketting met kwartel.
Uw verslaggever wordt verzocht ‘op te donderen’, wat je natuurlijk niet doet. Derde lading: 5 stuks met begeleiding. De vierde lading bevat 8 arrestanten onder wie nb. 2 meisjes. Vijfde lading: vier stuks. Een aantal rechercheurs verlaten het gebouw op weg naar het Spui. (Advies aan deze figuren: kleed je nu eens niet zoals je er gewoonlijk bij loopt met je piesemieterig regenjasje en de ceintuur strak om het middel; je valt zo op door onbetekenendheid). Ik volg hen op de voet. Op het Spui aangekomen racen juist 2 politiewagens weg, de Nieuwe Zijds op. Ik krijg een lift en volg ze. Op de Dam blijken provo's de deur van het Paleis te rammeien. Portieren vliegen open en de provo's, gevolgd door rechercheurs, vluchten naar alle kanten. Voor P&C staat een blauwe Taunus (17m nieuw type), nummer: JU 62-79. Een wel bijzonder louche uitziende rechercheur achtervolgt een jongen in de Damstraat. De vent krijgt een lift van de blauwe Taunus. Als de jongen gegrepen is (een koud kunstje) wordt hij in deze wagen weggevoerd. Mogelijk dat het een ‘stille’ wagen was. Een andere rechercheur loopt in dezelfde straat achter een ander aan. Aardig detail: hij houdt zijn rechterhand in zijn linkerbinnenzak. Enfin, het totale aantal arrestanten liep op tot 34 (‘een record’, juichten enkele kranten). Opmerking: Met het feit dat de politie nu gebruik maakt van een wagen met 4 luidsprekers, erkent men dat de eerste keren dat misbruik werd gemaakt van art. 186, de omstanders de bevelen niet eens gehoord kunnen hebben! Pim Dekker | |||||||||||||
NaschriftZaterdagnacht 23 oktober is de politie er weer in geslaagd een buit van 25 arrestanten binnen te halen, onder wie een paar buitenlanders, een fotograaf die z'n beroep uitoefende en enkele toevallige passanten. Uitermate kwalijk was dat de politie nu voor 't eerst jongens greep (door duistere personen in burger, handboei om - autootje in), vóórdat zij het bevel tot doorlopen had gegeven. Robert Jasper Gr. en z'n vrouw, Hans Metz en Marja Götze hoorden hiertoe. De politieterreur komt tot uiting in de razziastemming die het publiek rond het Lieverdje krijgt. De mensen kijken er schuw om zich heen of niet een van de talrijke rechercheurs op hen loert, uitgedeelde pamfletten worden haastig weggestopt alsof PROVO een illegale pers is.
Wat voor ‘zin’ de wekelijkse happening zaterdags om 12 uur op het Spui (wij roepen iedereen op te komen!) ook moge hebben: In elk geval laat zij zien dat de vrijheid in deze maatschappij alleen realiteit voor de grote meerderheid is.
Wij hebben sterk het gevoel dat er tussen de pogingen om de happening kapot te krijgen en het aanstaande huwelijk tussen Beatrix en Claus een verband is. Zodra wij met Claus-'raus-happenings begonnen in juni van dit jaar is de politie begonnen zijn repressieve aktiviteiten te ontplooien. Nu is de politie bang dat uit de happening een sterke anti-monarchistiese straatbeweging zal groeien, wat inderdaad begint te gebeuren. De razzia's van de politie kondigen de komst van de (eks?)-fascist op de troon aan. Daarom zal elke toekomstige happening bij het Lieverdje een protest zijn tégen de razzia's, tégen Claus, tégen de monarchie! | |||||||||||||
Een groet van de Antwerpse provoosAntwerpen heeft tot vóór WO I een actieve anarchistische beweging gekend, die nadien volledig in het slop raakte. Doch tijdens de winter van 1960-'61 deed zich in België en vooral in de steden Luik, Gent, Brussel en Antwerpen een uitgesproken revolutionaire stakingsbeweging voor die bijna twee maanden duurde zonder professionele of maleriële achtergronden van betekenis Honderdduizenden legden het werk neer om tegen de toenmalige regering Eyskens in opstand te komen. De staking was volledig en dra bleek het duidelijk dat de ganse strijd rechtstreeks tegen de STAAT en het GEZAG gericht was. De Belgische Socialistische Partij en de kommunisten, die deze strijd nooit wilden doch verplicht waren ze te erkennen, slaagden er nooit in ze te leiden. Wekenlang stonden honderdduizenden op straat. Massale manifestaties ontstonden spontaan. Ware veldslagen werden met de politie, leger en rijkswacht geleverd, zonder duidelijke leiding.
Deze ANARCHISTISCHE opstand zal in de geesten van de jongeren die haar meemaakten een onuitwisbare indruk nalaten. Nadat doden en vele gewonden vielen en duizenden in de gevan- | |||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||
genis opgesloten werden, eindigde deze memorabele staking. Als direct resultaat van deze volksopstand ontstonden talloze scheuringen in de socialistische beweging, waarvan de meest sensationele wel het optreden van de bijna honderdjarige CAMILLE HUYSMANS was. Deze vriend van Lenin en legendarische figuur kwam met een eigen verkiezingslijst op in mei 1965, nadat op stalinistische wijze door de BSP opgetreden was tegen hem. | |||||||||||||
100-jarige provoFrappant was echter dat de daadwerkelijke aktie voor Huysmans' verkiezingen uitsluitend gevoerd is geworden door figuren uit het Antwerpse beatnikmiljeu. De langharige nozems voelden intuïtief en verstandelijk aan dat op dat moment Camille een echte PROVO-daad bedreef, door zich af te scheuren van de partij die hijzelf stichtte! Na de verkiezingen vormde de groep rond Huysmans echter een partijtje zonder betekenis en zonder vat op de massa. Een slag in het water! De meest bewuste elementen scheidden zich af. | |||||||||||||
De happeningsSedert enkele maanden hebben een aantal figuren uit het artistieke miljeu van Antwerpen regelmatig happenings op de Groenplaats gehouden. De stompzinnigheid van de Antwerpse geheime politie en geüniformeerde agenten bleek duidelijk toen zij begonnen deze HAPPENERS te intimideren en te vervolgen. Stompzinnigheid, omdat deze mensen uitsluitend artistieke bedoelingen hebben met hun demonstraties, die niets rechtstreeks provokerends inhielden. Dus hier was het weer eens de politie die provokeerde!
Op zaterdag 2 oktober 1965 was weer een ‘artistieke happening’ voorzien. Doch daar deze volledig mislukte, werd het initiatief overgenomen door mijzelf en enkele kameraden. De kreten ANARCHIE, VREDE, REVOLUTIE en WEG MET DE KONING weerklonken lot grote ergernis van de esthetische happeners, die zich duidelijk distantieerden van de zopas geboren PROVO- beweging. De politie greep dadelijk in en de dossiers van de aktieîste provo's werden met foto's en verklaringen bijgevuld, nadat ze urenlang zinloos vastgehouden waren. | |||||||||||||
Provo- aktie 1De reaktie van de Antwerpse provo's was onverwacht. De Nederlander Thom Jaspers en Herman Bird & mezelf gaven eerste PROVO-pamflet uit op zaterdag 9 oktober, tijdens een happening door Wout Vercammen e.a. gehouden. In dit pamflet, gedrukt in de kleuren van de Belgische vlag, wordt opgeroepen tot een ‘vriendelijkheidscampagne voor de politie’.
Het provotariaat in Antwerpen is ontwaakt. De politie-acties en uitgebreide maatregelen van de geheime diensten bewijzen dat de akties van individuele provo's gevaarlijker geacht worden, dan de jaarlijkse anti-A-bom betogingen met tienduizenden zondagmanifestanten! Het belgische klootjesvolk en vooral het onderontwikkelde Vlaanderen heeft zich te verwachten aan een sterke aantasting van het GEZAG en de STAAT.
De nozems werden provo's en evolueerden van lastige pubers tot staatsgevaarlijke rebellen! De verwarring is ons arbeidsveld. LEVE DE ANARCHIE! LEVE HET PROVOTARIAAT! Koen Calliauw | |||||||||||||
Bakoenin‘De taak van elke revolutionair is de revolutie te bevorderen’, heeft de Cubaan Che Guevara gezegd en hij is naar andere landen gegaan om daar de revolutie die hij nodig vindt voor te bereiden. Che Guevara zet daarmee de traditie voort van de beroeps-revolutionair, die de wereld afreist om overal te agiteren, te organiseren tégen de beslaande orde. Dit type ontstaat in het midden van de negentiende eeuw en hét voorbeeld van de beroepsrevolutionair is dan de Russiese anarchist Michael Bakoenin. | |||||||||||||
De revolutie als vaderlandBakoenin nam in 1834 als 21-jarige ontslag uit de militaire dienst in Petersburg om naar het buitenland te kunnen en er de revolutionaire en socialistiese theorieën te bestuderen, waaruit zich later zijn anarchisme zou ontwikkelen. In 1848 werkt hij mee aan de revolutie in Parijs, in 1849 is hij de leider van de revolutie in Dresden. Maar de reaktie overwint in Dresden en Bakoenin zit nu bijna elf jaar gevangen; eerst in Zwitserland, daarna in Rusland en tenslotte in Siberië. Per vrachtschip lukt het hem te ontsnappen uit Siberië en in de zomer van 1861 komt hij tandeloos maar grimmig aan in het miljeu van de russiese revolu- | |||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||
tionaire emigranten in Londen. Hij overziet Europa en konstateert tot zijn ergernis dat de revolutie er nog steeds niet geslaagd is. In Polen ziet hij onrust, maar een reis daarheen mislukt. Dan maar naar Italië waar hij zijn ‘Alliance de la democratie socialiste’ opricht, die hij als anarchistische wig in de Internationale van Marx wil drijven. Marx weet dat te verhinderen en stoot Bakoenin uit uit de Internationale (Den Haag, 1872). In 1876 sterft Bakoenin in Bern, 62 jaar oud. | |||||||||||||
Waarom wil je revolutie?In de eerste plaats omdat je je opstandig voelt, omdat elk gezag, elk machtsvertoon je een gevoel van verzet geeft. De opstand karakteriseerde Bakoenin. Begrijpelijk dus, dat hij in zijn hoofdwerk God en de Staat de opstand als een van de drie noodzakelijke voorwaarden beschouwt voor elke menselijke ontwikkeling. De andere twee voorwaarden waren volgens hem de dierlijkheid van de mens en de gedachte. Door de opstand maakt de mens zich vrij. Dat de duivel Eva daartoe (het plukken van de appel van de boom van de kennis was de eerste opstand van de mens) had aangezet was één van de redenen waarom de anarchisten altijd de voorkeur aan de duivel boven God gegeven hebben.
Bakoenin dacht dat voor revolutie nodig was een geheim genootschap dat als verloskundige van de revolutie op moest treden. Deze gedachte was tijdens de Franse revolutie het eerst in de praktijk gebracht door Gracchus Babeuf, wiens kameraad Buonarotti later een boek gepubliceerd heeft over het revolutionaire geheime genootschap. Bakoenin schreef ontwerpen voor zulke geheime genootschappen, in samenwerking met zijn russiese vriend Netsjajef, die aan dit principe in Rusland bekendheid gaf. Je kan zeggen dat Lenins idee van de revolutionaire elite-partij er het vervolg op was. In een in cijferschrift geschreven Katechismus der revolutie beschrijft Bakoenin (of Netsjajef, wat in dit geval niet veel uitmaakt) hoe de ware revolutionair, die lid is van het geheime genootschap, moet zijn.
‘De revolutionair is volkomen toegewijd. Hij mag geen persoonlijke belangen hebben, noch gevoelens, noch eigendom. Hij moet helemaal opgaan in één enkele gedachte en één enkele hartstocht: de revolutie. Hij heeft maar één doel en één wetenschap: de vernieling. Daarom studeert hij mechanica, schei- en natuurkunde, soms medicijnen. Hij voelt verachting en haat voor de tegenwoordige moraal. Alles is voor hem zedelijk wat de triomf der revolutie bevordert: alles wat haar tegenwerkt is onzedelijk. Tussen hem en de maatschappij heerst een onophoudelijke, onverzoenlijke strijd op leven en dood. Hij moet zich voorbereiden op sterven, op het ondergaan van martelingen en op het doden van allen, die de revolutie in de weg staan. Des te erger voor hem als hij in deze wereld banden van bloedverwantschap, vriendschap of liefde bezit! Hij is geen echte revolutionair als deze gehechtheden hem belemmeren.’ | |||||||||||||
Ik ben de revolutie!Door deze revolutie-ethiek (alles wat de revolutie dient is ethies verantwoord) wordt Bakoenin een schakel in de keten Babeuf - Buonarotti - Bakoenin - Netsjajef- Lenin, gesteld tenminste dat hij inderdaad de auteur of tenminste de inspirator van deze Katechismus der revolutie is. Een revolutie-ethiek die geen revolutie-ethiek is. Want wat wil Bakoenin met zijn revolutie bereiken? Vrijheid. Moet hij zichzelf dan volledig aan zijn doel (de revolutie) ondergeschikt maken? Nee, want ondergeschikt zijn is juist een ontkenning van de begeerde vrijheid. Ik geloof tenminste niet in de dialektiese sprong: vrijheid door uitdrukkelijke onvrijheid. Daarom lijkt me de revolutie-ethiek van de Katechismus der revolutie verwerpelijk fanatiek en filosofies gezien zelfs kontra-revolutionair. De revolutionair die na de revolutie kollektieve vrijheid wil moet die vrijheid NU, al direkt, in praktijk gaan brengen, als voorbereiding op de revolutie, als onmiddellijke, individuele realisatie van het revolutie-ideaal, als propagandisties wapen ook. Als de revolutionair zich het grote resultaat van onze revolutie al eigen maakt voordat de maatschappelijke revolutie zich heeft voltrokken kan hij terecht zeggen: ik ben de revolutie! | |||||||||||||
Marx - BakoeninOngewild werd Bakoenin met zijn Geheime Genootschappen een schakel in de keten Babeuf... Lenin, want de andere schakels waren alle representanten van het autoritaire socialisme (marksisme) waartegen Bakoenin altijd gevochten heeft. ‘We moeten hier aan toevoegen, dat we elke poging tot maatschappelijke organisatie nadrukkelijk afwijzen, die, in strijd met de volmaakte vrijheid der individuen zowel als van de verenigingen, de instelling zou eisen van enig gereglementeerd gezag. In naam van deze vrijheid, die we erkennen als de enige grondslag en de enige recht- | |||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||
matige schepper van iedere ekonomiese en politieke organisatie, zullen we ons altijd verzetten tegen alles wat van verre of van nabij lijkt op staatskommunisme of staatssocialisme.’ (Bakoenin in Federalisme, Socialisme en Anti-theologisme.)
Behalve de onteigening van het bezit als overeenkomst heeft Bakoenins anarchisme dus weinig sympathie voor het marksisme. Want niet alleen is Bakoenin volstrekt tegen het centralisme van de marksisten (hij zegt: decentraliseer de maatschappij tot een federatie van autonome communes), zijn manier om tot de revolutie te komen is ook al verschillend. De marksistiese socialisten vormen een (revolutionaire) partij en proberen deze door celvorming, parlementaire politiek en ledenwinst sterk te maken. Voelt de partij zich groot, sterk en kapitaalkrachtig genoeg, dan geeft het partijbestuur het sein voor de revolutie, die onder haar strenge leiding plaatsvindt. Bakoenin wil een klein revolutie-apparaat (het geheime genootschap), bestaande uit enkele betrouwbare en kapabele revolutionairen, dat door buitenparlementaire aktie als lont fungeert. Maar de bom zelf is het volk, die de revolutie maakt en is. Het volk moet zelf de revolutie van onder op leiden. Het moet allereerst het oude volledig vernietigen, niet het oude overnemen, zoals de marksisten willen en doen.
Twee tamelijk oppervlakkige verschillen tussen anarchisme en marksisme heb ik nu even laten zien: de gedecentraliseerde maatschappij van de anarchisten tegenover de gecentraliseerde Staat van de marksisten en de revolutie onder leiding van de marksistiese partij tegenover de revolutie van onder op van het anarchistiese volk. Beide verschillen komen echter voort uit een grote filosofiese tegenstelling: voor de keuze gesteld kiest de anarchist vrijheid (daarmee verscheidenheid), de marksist gelijkheid (daarmee eenheid). | |||||||||||||
Vernietigen is scheppenIk vermoed dat Bakoenin zich de wereld van 1965 leuker had voorgesteld. De overwinning van het marksisme in het ene deel van de wereld en de kracht van het kapitalisme in het andere deel zou hem somber gestemd hebben, de macht van de tegenwoordige regeringen woedend. En tot het provotariaat (destijds al richtte hij zijn hoop op de gedeklasseerden) zou hij zeggen. ‘Het is niet waar, dat we al een bepaald plan voor de oprichting van het nieuwe moeten hebben, voordat we het oude vernietigen. Nee. Allereerst moeten we, zonder verder te denken, vernietigen: alle benauwende banden verscheuren. We moeten niet letten op de woorden van hen die toch eigenlijk maar knechten van het despotisme zijn; ook niet ons storen aan hen die oprecht plannen voor een nieuw maatschappelijk herstel hebben bedacht, boeken die goed zijn voor stoffige bibliotheken. Nee, we moeten in 't begin vernielen, dat alleen. Inderdaad, de tegenwoordige generatie heeft slechts tot taak de vernietiging. De opbouw is niet haar zaak; dat is de zaak van de reine krachten, die in de dagen der vernieuwing opkomen. Nu gaat het om de vernietiging, en wel crescendo! De sociale slaap moet verstoord worden. De tegenwoordige generatie moet een meedogenloze, ruwe kracht scheppen en zonder ophouden op de weg der vernietiging voortgaan... De pandestruktie is een heilige zaak’ (De beginselen der revolutie). Roel van Duyn | |||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||
uit Provo nr. 5
| |||||||||||||
1. Het toneelspelWat ons het meest tegenstaat in het Koninklijk instituut (afgezien van alle verdere bezwaren), is de pracht en de praal waarmee alles gebeurt en het toneelspel van hoogwaardigheidsbekleders dat overal bij opgevoerd wordt: bij de rijtoeren, de offisjele bezoeken en ontvangsten, de ‘werkbezoeken’, de voor geopend verklaringen, de lintendoorknipperij, enzovoort. Men doet hiermee een beroep op de dweepzucht van de grote massa, de Libelle-lezers; het is de valse romantiek die het zo goed doet bij het klootjesvolk. Als kroon op dit werk staan de aktiviteiten rond de zgn. Koninginnedag (= verjaardag van de koningin). Lagere-schoolkinderen in Nederland en in sommige delen van Zuid-Amerika moeten dan allerlei nationalistiese liedjes zingen, en worden nog eens ekstra vertrouwd gemaakt met ‘hun’ koningin.
En dan is er nog de belacheleke manier waarop van allerlei koninklijke zaken voorpaginanieuws gemaakt wordt:
| |||||||||||||
2. Recht op eigen levenDe leden van het koninklek huis missen een fundamenteel recht, namelijk het recht om een eigen leven te leiden. Overal worden zij achtervolgd door zjoernalisten, fotografen en publiek. Dat ze opgroeien in een zeer enge omgeving staat hiermede in verband. Bovendien is dit een zeer rechtse, fascistoïde omgeving. Kijk maar naar Bernhard, naar Beatrix, naar Irene (Carlos).
Wat ook samenhangt met die enge omgeving, is de beperktheid van de kringen waar men eeuwenlang zijn huwelekspartner moest zoeken. Het ligt voor de hand dat dit inteelt tot gevolg heeft gehad. | |||||||||||||
3. PersoonsverheerlekingEen monarchie leidt tot persoonsverheerleking. Fotoos van het koninklek paar hangen in gerechtsgebouwen, op postkantoren, in andere openbare gebouwen, op bepaalde scholen. De beeltenis van de koningin staat op munten en bankbiljetten. Er is een handel in ansichtkaarten met koninkleke families en getrouwde en verloofde prinseleke paren. En bovenal is er het autoriteitsidee, uitgebeeld door die éne onaantastbare figuur aan de top: de monarch. | |||||||||||||
4. Voordelen, die nadelen zijnMen verdedigt de monarchie dikwijls, door te wijzen op de nationale eenheid die het simboliseert. Er is iemand die boven de partijen staat; dattissonodeg in ons verdeelde Nederland. Het voordeel van eenheid boven verscheidenheid is mij nooit duidelijk geworden. Bovendien: het geloof in nationale eenheid, nationalisme, is altijd een goede voedingsbodem gebleken bij het voeren van oorlogen en dergeleke vervelende din- | |||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||
gen. Nationaal bewustzijn is niet alleen overbodig, maar zelfs gevaarlek.
Soms zegt men ook dat een monarchie (= simbool van nationale eenheid) een garantie is voor stabiliteit in een land. Men wijst dan op Frankrijk, Spanje. Isset daar dan zo goed, metsoon president, zeggezedan. Maar het is omgekeerd: stabiliteit garandeert het voortbestaan van een monarchie! Als de verhoudingen in Nederland woeliger waren, zou het koningshuis al lang verdwenen zijn. | |||||||||||||
5. Monarchie = een reaksjonere machtHet koningshuis en de reaksie steunen elkaar. Zie daarvoor punt 2 en 7, zie ook de zgn. Bilderbergkonferenties: geheimzinnig gedoe van prins Bernhard met een aantal groot-industriëlen. Men wil ons het koningshuis graag afschilderen als een simbool van vrijheid, van verzet tegen een (fassistiese) onderdrukker. Voor ons is het koningshuis meer het simbool van een politiestaat: op allerlei manieren wordt de vrijheid beknot, als het koningshuis in 't geding komt. Openlek uitkomen voor republikeinse gevoelens wordt gestraft met boetes en gevangenisstraffen (voorbeelden genoeg de laatste tijd).
Misschien hangt de nauwgezetheid, waarmee alle verzet tegen de monarchie de kop in gedrukt wordt, samen met het feit dat de monarch eeuwenlang ‘koning bij de gratie gods’ heette. Die formulering deed het prima in een tijd waarin iedereen nog aan de godsdienst vastgekluisterd zat; afvalligheid van het koningshuis was zo gelijk te stellen met ketterij. In een tijd waarin de Kerk steeds meer terrein verliest, komt dat weer heel anders te liggen. Toch heeft de monarch nog veel van de daardoor vroeger verkregen onaantastbaarheid behouden. | |||||||||||||
6. De erfopvolgingEen monarchie kent een erfeleke opvolging. Erfrecht is onder alle omstandigheden al fout. Mensen krijgen er geld en goederen door, waar zij zelf niets voor gedaan hebben. In dit geval wordt het nog gekker: de funksie van Staatshoofd wordt opgedragen aan de toevallig oudste zoon, eventueel dochter, van het vorige staatshoofd. Welbeschouwd dus een volkomen willekeurige figuur. Er is dan ook geen enkele garantie, dat zo iemand geschikt is voor z'n taak. Prins Hendrik was dat duidelek niet (al was hij dan ook maar Prinsgemaal). Ook koning Willem III (koning van 1849-'90) kunnen we eerder uitroepen tot een soort super-provo, dan dat hij gezien kan worden als een grootmoedig en eerbaar vorst. Zie hiervoor een interessante bloemlezing uit een oud nummer van Recht voor Allen, elders in dit nummer. | |||||||||||||
7. De ekonomiese machtHet Nederlandse koningshuis heeft volgens de grondwet alleen een simboliese funksie, de ministers zijn immers verantwoordelek. In werkelekheid vertegenwoordigen zij een ekonomiese macht. Van koningin Wilhelmina werd gezegd dat ze de rijkste vrouw ter wereld was. Dat zal dan nu koningin Juliana wel zijn. Van Bernhard is bekend, dat hij veel aandelen bezit en finansjele belangen heeft in Zuid-Amerika en Afrika en in kringen van groot-industriëlen veel aanzien geniet (genoemd werden al de Bilderbergkonferenties). Het gekste is, dat die ekonomiese macht onkontroleerbaar is: het koningshuis hoeft in 't geheel geen belasting te betalen. De salarissen van de leden van het koninklek gezin zijn (uit hoofdstuk I van de Staatsbegroting voor 1966):
Hierbij komen de inkomsten uit de aandelen en de inkomsten uit de Kroondomeinen. Ook een vreemde instelling, die Kroondomeinen: grote lappen grond, waar gewone mensen niet mogen komen, alleen de familie van Oranje en hun vriendjes. Bij het geld dat een monarchie kost, komen dan ook nog de bedragen die uitgetrokken worden voor koninkleke festiviteiten. Alleen de feestverlichting ter gelegenheid van een koninklek bezoek, 2 maanden geleden, aan bepaalde delen van Zuid-Amerika (waar mevrouw von Lippe Biesterfeld toevallig ook koningin is) kostte ƒ 30.000,-. | |||||||||||||
8. De personenTegen Claus von Amsberg als Prinsgemaal zijn van allerlei kanten bezwaren geuit; omdat hij deel heeft uitgemaakt van Hitlers Wehrmacht en omdat hij als voormalig lid van de Hitlerjugend onaanvaardbaar zou zijn voor deze hoge post. Nu zijn er maar heel weinig duitsers en wel speciaal uit het hogere miljeu, zoals onze Hakenclaus, die ‘goed’ waren, in de tijd dat Hitler aan de macht was. Waarbij ik nog wil opmerken, dat al die ‘foute’ duitsers van toen, nu meestal nog even fout zijn. Claus inkluis. Beatrix von Lippe is echt niet zo populer als men | |||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||
van hogerhand ons wil doen geloven. Het is tenslotte gewoon een eigenwijs hooghartig vorstenkind. Bekend is van haar bijvoorbeeld de opmerking (enige jaren geleden gedaan op een plezierreisje op het jacht van miljoener onassis) dat ze het zo prettig vond, nu eens in haar eigen miljeu te zijn. Een andere interessante uitlating van haar heeft iedereen in de krant kunnen lezen (22 november 1965): ‘Soms, dan zou ik ze de nek om willen draaien’ (over de kinderen die langs de weg met konfetti gooiden), gedaan in een intervjoe met een schoolblad. Nu zijn Claus en Beatrix als persoon zo belangrijk niet, wél belangrijk is dat ze zulke hoge posten gaan bezetten.
Sommig verzet tegen het Huwelek heeft als achtergrond: voor ons liever een ander als Prinsgemaal. Maar zeer veel verzet tegen Het Huwelek en tegen Claus is bedoeld als verzet tegen het koningshuis, tegen de monarchie. En daar sluiten we ons dan van harte bij aan, in de overtuiging dat de monarchie uit de tijd is, een overleefde situatie. Hans Metz | |||||||||||||
ZelfmoordEen jongen, met wie ik dagelijks in contact was, pleegde zelfmoord. Een laatste gil, die gesmoord werd; een laatste provocatie zonder objectieve waarde. Het is nu vijf dagen geleden dat het gebeurde en telkens weer lopen de rillingen over mijn rug, terwijl ik denk: ‘Waarom, waarom, waarom?’ Er was geen enkele aanleiding. De jongen was bijzonder intelligent, belangstellend en ‘bezat alles wat zijn hartje begeerde’. Hij hield zich fanatiek met de archeologie bezig werkte aan een uitgebreid Vietnam-dossier (woonde de teach-in van begin tot eind bij), was een enthousiast organisator vol goede en gekke plannen en ineens: dood, suicide. In dezelfde twee maanden dat ik hem leerde kennen als de jongen die ik hierboven beschreef, spaarde hij dodelijke medicijnen op.
Natuurlijk is het zeer provocerend om jezelf en publique te gaan verbranden, maar het is niet minder provocerend dan de zelfmoord met het buisje slaaptabletjes op de stille kamer. Ik ben zelfs van mening dat die laatste zelfmoord veel provocerender is. Terwijl in het eerste geval degene die zelfmoord pleegt nog een zeker succes van zijn actie verwacht, heeft de laatste zelfs die hoop op een positief resultaat opgegeven. Zelfmoord is de uiterste en meest absolute provocatie.
Evenals de groei van het provotariaat overal ter wereld, zijn echtscheidingen en zelfmoorden de tekens, die ons het volledig echec van deze maatschappij doen erkennen. Provo's hebben volgens mij in eerste instantie hun ontstaan te danken aan een samenleving zonder ruimte voor kreativiteit. Echtscheidingen zijn voor een belangrijk deel gevolg van een verouderde huwelijksmoraal. Zelfmoorden tonen het falen van de maatschappij in het algemeen en van de communicatie in het bijzonder.
Onze omgangstaal begint het karakter van de dialogen in een absurd toneelstuk te krijgen. En zo kan het gebeuren dat we maandenlang een zeer plezierig contact onderhouden met iemand die met zelfmoordplannen rondloopt. ‘Let's communicate or die,’ zei Kennedy. Daarom toont elke mens die zelfmoord pleegt ons het beangstigend tekort aan communicatie in onze samenleving. Ik ga nog dieper: volgens mij berust elke wezenlijke vorm van communicatie op liefde. Zo verandert Kennedy's uitspraak in: ‘Let's love or die’ nu toont de zelfmoord de volslagen liefdeloosheid van onze maatschappij.
Die liefdeloosheid valt niet zo op. De meeste mensen zijn zo volledig verstard in wat zij als ‘gewoon’ beleven, dat ze niet in staat zijn dat ‘gewone’ objectief te beoordelen. Ze groeten elkaar in de bus, wensen elkaar een prettig kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar, geven elkaars kindertjes een handje en elkaars kindertjes kijken bij elkaar naar de tv en eten elkaars biskwietjes op. En ineens: zelfmoord. Het gebeurt. Je kunt het niet ontkennen. Het gebeurt. Je mag het toeval noemen, aanleidingen varzinnen, uitvluchten bedenken. Het gebeurt. Over je weg ligt een mens en dit keer kun je er niet omheen. Dat is het moment van de waarheid. Nu gaat het erom of je je ogen durft openen. (Het is zo simpel: je moet gewoon je oogleden optrekken, maar kom maar eens op de gedachte.) Plotseling word je wakker geschud uit je imaginaire slaap.
Constant zegt: Ieder alternatief voor de bestaande wereld provoceert. Iedere vrouw wier man met een vrouwelijk alternatief komt, zal dat als een provocatie opvatten. ‘New Babylon is zo'n alternatief-provocatie, de zelfmoord is dat ook. | |||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||
Het alternatief luidt: Er is nog een andere mogelijkheid. Je hebt je leven in eigen hand. Je kunt het beëindigen.’ De zelfmoord confronteert ons wreed met dit alternatief.
En nu blijkt dat van de mensen, die zich deze mogelijkheid bewust worden een dusdanig groot gedeelte ook inderdaad voor de dood kiest, dat de pers zelfmoorden niet vermeldt. Zover zijn we in 1965 dus: men probeert zelfmoorden dood te zwijgen omdat alleen al het zich bewust worden van dat alternatief voor veel mensen voldoende is om een einde aan hun leven in deze wereld te maken.
Mijn vriend is dood. Voor het laatst heeft hij deze maatschappij hartgrondig geprovoceerd. Moge zijn dood voor ons een warning zijn. Hijzelf rekende daar al niet meer op, laat staan op het effect van zo'n warning. Hij had de strijd opgegeven. Maar ik leef nog en alleen al daarom kan ik me dat niet permitteren. Bart van Heerikhuizen | |||||||||||||
Provootjes en vopootjes(Zoals bekend zijn provootjes provokaties van het klootjesvolk door provoos, vopootjes provokaties van het provotariaat door het klootjesvolk.) | |||||||||||||
De Amsterdamse politie radeloos en redeloosDe politie in de hoofdstad van ons Koninkrijk is in alle staten. De zorg voor het a.s. huwelijk is haar te veel geworden. Provoos worden op straat lastig gevallen, geïntimideerd en zonder reden vastgehouden. Dat overkwam bijv. Marja Götze (vrijdag en zaterdag 3 en 4 december) en Hans van der Mark. Joop Dielemans werd op straat door een rechercheur vriendelijk aangekondigd: ‘Vandaag of morgen rijdt er een auto over je heen.’ Rob Stolk werd op da N.Z. Voorburgwal bijna gekidnapt door twee mannen (slappe vilten hoeden, grijze regenjassen en dito gezichten), die plotseling uit een rood volkswagentje sprongen nadat dit met gierende remmen gestopt was. Slechts door toepassing van enige James Bond-trucs wist Rob te ontkomen. De happenings bij het Lieverdje blijven natuurlijk doorgaan, zaterdagavond om 12 uur én op onverwachte momanten. Alleen op 4 december, toen ook Sinterklaas happende, had de politie genoeg gevoel voor humor om niet tot arrestaties over te gaan. Bij het politiebero Singel zijn de afgelopen zaterdagnachten door de politie verschillende charges met gummilatten en zwaarden uitgevoerd (alleen lichtgewonden). Vluchtte men naar de Munt, dan riepen heetgebakerde agenten vanaf de Singel: ‘Kom eens hier als je durft, godverdomme!’ | |||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||
uit Provo nr. 6
| |||||||||||||
Wat doet de overheid?Nu onze laatste rest aan openbaar bezit, lucht en ruimte, op ontstellende wijze te gelde worden gemaakt, laat de overheid zich, zoals gebruikelijk bij deze verzameling presidenten en kommissarissen, in de eerste plaats leiden door de ekonomiese gevolgen van de te treffen maatregelen.
De vergiftiging van de atmosfeer in Nederland met zwaveldioxyde is begroot op 1.500.000 ton (1970). Het ‘schone’ aardgas was potentieel in slaat om dit terug te brengen tot 60.000 ton. De overheid echter heeft bij een vrijwilig aangegane regeling nagelaten voor deze ‘schone’ brandstof een konkurrerende positie te bedingen tegenover de sterk zwavelhoudende brandstoffen.
Provo zal voor het eerst de belangrijkste gegevens over het schandaal van de luchtverontreiniging openbaar maken. Daarnaast zullen wij in samenwerking met andere groeperingen een teach-in over dit onderwerp organiseren. (Wie mee wil werken melde zich!) | |||||||||||||
Konkrete feitenIngesloten een rapport van gemeentebioloog drs. J. Heida. Dit rapport (Provokatie nr. 11) werd door het gemeentebestuur van Amsterdam als ‘theoretisch’ afgedaan, zonder het vrij te geven voor publikatie. Er blijkt uit dat de Russische luchtverontreinigingsnorm en ook de Duitse en zelfs de strenge Engelse norm nu al regelmatig overschreden worden.
En in dit al veel te veel verontreinigde miljeu komt nu nog een heel chemisch komplex: MOBILOIL. | |||||||||||||
Voorwaarden voor de vestiging van Mobiloil,zoals die voor de overheid gesteld zijn. De pijpleiding die voor de aanvoer nodig is wordt verzorgd en gefinancierd door de overheid. De eerste tien jaar met verlies! De schaarse havengrond wordt voor de eerste 50 jaar voor het spotprijsje van ƒ 0.96/m2 gehuurd. Mobiloil krijgt het recht van levering van motorbrandstoffen en smeermiddelen aan de Centrale Voorzieningsdienst. 5 terreinen voor benzinestations voor een zekere huur en 1 terrein gratis.
Veel Amsterdamse bedrijven zullen opkijken van deze voorwaarden aan een buitenlands bedrijf, dat een grote last wordt voor de omwonenden en slechts aan 6000 manGa naar voetnoot* werk zal geven. Duidelijk is, dat een bedrijf dat via pijpleidng van aanvoer voorzien wordt en een relatief kleine bezetting heeft (hoog geautomatiseerd!), beter op de Mokerhei neergezet had kunnen worden. Het meer bij Amsterdam passende distributieapparaat had altijd nog met dit soort ‘voorwaarden’ hier gevestigd kunnen worden. | |||||||||||||
Uit de nota inzake vestiging Mobiloil (Eerste ontwerp, zeer vertrouwelijk).‘...werd de Amsterdamse Koördinatiekommissie belast met het onderzoek van de vraagstukken van verontreiniging van water, bodem en lucht verzocht verslag uit te brengen met betrekking tot de mogelijke hinder voor de bevolking van de vestiging van een raffinaderij met een kapaciteit van 4 à 8 miljoen ton ruwe olie per jaar (hier vraagt men dus slechts naar de last van 12,5% van het gereserveerde terrein en slechts een gedeelte van de eerste pijpleiding - 20 miljoen ton.kap. - L.S.). De Koördinatiekommissie heeft in een op 2 oktober 1965 gedateerde begeleidingsbrief van een nota over de bodem, water- en luchtverontreiniging, die te verwachten is bij vestiging van een olieraffinaderij in de Grote IJpolder, doen weten dat haar leden aanvankelijk unaniem van oordeel waren, dat de vestiging schade zou ople- | |||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||
veren voor de volksgezondheid en ernstige hinder zou veroorzaken, maar dat zij wegens het ontbreken van informatie over het voorgenomen fabrikageproçédé, de vraag in welke mate bij normale bedrijfsomstandigheden hinder en gevaar te verwachten zouden zijn niet exakt kon beantwoorden.’
De hier gehanteerde formulering is van de opstellers van dit ontwerp wel het maximum van wat met veel ‘goede wil’ uit het werkelijke rapport viel te distilleren. Om de voor deze plannen ongunstige stand van zaken te doorbreken werd nu door Den Haag een nieuwe kommissie gevormd: de ‘Technische Werkgroep’, waarin ook nog enige leden van de oude kommissie zitting kregen. Deze kommissie kreeg opdracht om kontakt op te nemen met vertegenwoordigers van Mobiloil. Met machtneming van de door Mobiloil ter beschikking gestelde gegevens is een aantal eisen geformuleerd in verband met mogelijke luchtverontreiniging. | |||||||||||||
Uit het tweede ontwerp.(Nog geheim, maar wel al aan de gemeenteraad gegeven)
De in het eerste ontwerp omschreven bezwaren worden nu heel aardig geformuleerd (grenzend aan valse voorlichting): ‘Ingevolge een voorlopig advies van deze kommissie hebben wij gemeend, aan het vraagstuk van de te verwachten verontreiniging en de middelen ter opheffing c.q. het houden binnen redelijke grenzen daarvan bijzondere aandacht te moeten schenken.’ De eisen aan Mobiloil bevatten een reeks voor de hand liggende ideeën: ‘Verbindingen, afsluiters (etcetera) zullen zodanig zijn gekonstrueerd dat lekkage wordt voorkomen’ ... ‘bij aftapkranen zullen wegvloeiende stoffen worden opgevangen’ ... ‘Defekten zullen zo spoedig mogelijk worden verholpen’ ... ‘dagstaten zwavelgehalte brandstof en temperatuur gassen, schoorstenen’ etc. ‘Pompen voor het verpompen van giftige gassen zullen voorzien zijn van sleepring of vloeistofverpakking’. ‘Pompen enz. voor het verwerken van giftige gassen zullen voorzien zijn van sleepring of vloeistofverpakking.’
‘Waarschuwingsborden met OPPASSEN! ZWAVELWATERSTOF GASMASKERS worden aangebracht waar zwavelwaterstof kan ontsnappen.’
Deze eisen zijn zeer relatief, men kan er alle kanten nog mee op. Zeker geven ze niet de indruk van een totaal nieuwe aanpak, waarbij een absoluut schone installatie gewaarborgd wordt.
De absolute eisen van het Rijk, die nog geheim zijn, zijn de volgende: Onder normale bedrijfsomstandigheden zal de kleur van de uitworp van de schoorstenen lichter zijn dan overeenkomt met no. 11 van de Ringelmann-schaal (de zwartheidsindicator). Gedurende het op temperatuur brengen van de installatie mag dit maximum 5 minuten lang no. 111 van deze schaal zijn. Dit is door Mobiloil te meten op door B&W Amsterdam aan te wijzen plaatsen. De uitworp van zwaveldioxyde van de raffinaderij zal geen grotere toename van de koncentratie van zwaveldioxyde veroorzaken dan (op grondnivo):
Ik wil hier wijzen op de Russische norm van 150 gr/m3 als maximum voor de buitenlucht! Altijd nog een konsentratie waarbij bepaalde planten niet meer kunnen bestaan en frisse lucht helemaal niet. Wanneer de resterende terreinen in dit gebied die voor soortgelijke industrieën gereserveerd zijn, een evengrote verontreiniging zullen geven, kunnen wij bovenstaande getallen met 9 vermenigvuldigen! Opmerkelijk, dat zij die onze belangen op het oog zouden moeten hebben dit plannen in een dichtbevolkt woongebied met 2 miljoen mensen.
Onrustbarend is ook het feit dat na een gesprek van... Mobiloil met onze ‘demokratisch gekozen vertegenwoordigers’ de aanvankelijke eisen werden verzacht. Oorspronkelijk mocht de tint van de rookgassen Ringelmann no. 1 niet overschrijden. Ook de eisen t.a.v. het verwerken van de afvalstoffen van de tanks zijn in het latere ontwerp geschrapt. Tenslotte is het zwaveldioxydegehalte helemaal onder de tafel geraakt. | |||||||||||||
Hoe moet het wél?De ekonomie kent geen luchtverontreiniging; slechts ƒƒƒ£££$$$. Toch moet een regeling in de ekonomiese taal gesteld zijn. Geen verbale grenzen, die vast te stellen zijn door omkoopbare funktionarissen. Geen grenzen, waar men dicht tegenaan of net overheen gaat. Men moet een ekonomiese regeling vinden, waarbij men in het eigen belang de meest ‘schone’ oplossing vindt.
Provo stelt voor het lozen van viezigheid te belasten. Provo stelt voor een diskriminatie van de | |||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||
‘vuile’ systemen. Het te gelde maken van het gemeenschappelijk bezit aan frisse lucht is een ernstige zaak en dus kostbaar (ƒƒ££$$).
‘Hoe bespaar ik mijn belasting?’, krijgt bij een dergelijke regeling voor de gemeenschap zin. Een nuttige belasting met een controle die toch al nodig was. Een twesnijdend zwaard wordt deze regeling wanneer de heffingen besteed worden aan een verbetering van het openbare vervoer en een vaste bijdrage leveren in de kosten van een schoon en ruimtebesparend vervoersmiddel. Uiteraard is deze regeling zó dat het stoken van sterk zwavelhoudende brandstoffen in het land van de aardgasvondsten ekonomies onmogelijk wordt. De regeling zou gelijktijdig in moeten gaan in het hele EEG-gebied en zou moeten worden doorberekend in het gemeenschappelijk buitentarief. Hierdoor wordt konkurrentievervalsing voorkomen. | |||||||||||||
Provo's witte schoorstenenplan
| |||||||||||||
Zone-toeslagHet percentage van de zone-toeslag is gelijk aan het aantal inwoners/ha, die wonen binnen een straal van 15 km van de uitlaat. (100 inw./ha geeft 100%.) Mobiele installaties 500%.
Kleine stookinstallaties die gebruik maken van huisbrandstoffen zijn vrijgesteld van de registratieverplichting. De verschuldigde bedragen worden zonder zone-toeslag direkt bij de producent of importeur geheven, berekend op de gemiddelde stookinstallatie. | |||||||||||||
Schoorsteenhoogte-reduktie
De kleur van de uitworp moet lichter zijn dan overeenkomt met no. 1 van de Ringelmannschaal. De temperatuur van de uitworp zal tenminste 25oC boven het zure dauwpunt van zijn gassen liggen. Luud Schimmelpenninck | |||||||||||||
De generaalToen de generaal
opstond en zei
mannen wat moeten wij
in konkreta
voor de vrede doen
was er enkel een soldaat
die luisterde en zei
weledelgestrenge here
ik zou het eens proberen
met uw jasje uit te doen
Ton Schimmelpenninck
| |||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||
Provo - RotterdamDe naam Provo heeft in Rotterdam een heel brede betekenis. Soms wordt de naam meschien ten onrechte gebruikt. Er lopen 100den zgn. Provo's, de op sensatie beluste jongeren die denken aan spijkerbroeken met wijje pijpen, lange haren, nonzjelante houding e.d. Min of meer verwant hieraan is er in R'dam een nieuwe anarchistiese groep in het leven geroepen: ‘Desperado’, waarvan binnenkort ook een blad verschijnt. Deze jongens hebben ook een provokaatsie uitgegeven in de vorm van een kerstbrief; hij was gericht tegen de atoombewapening en tegen de oorlog in 't algemeen. | |||||||||||||
De beurstrappenDe opstandige R'damse jeugd is wel in sterke mate toegenomen. De bekendste verzamelplaats zijn de trappen bij de beurs, in het centrum. De opkomst van de beurstrappen als verzamelplaats is eigenluk 3 jaar geleden gekomen, met de ‘havenweek’. De feestavond in de Ahoy-hallen werd één grote rel. Het politiële gezag werd geholpen door het vrijwillige korps van de R'damse brandweer om aan de ordeverstoringen een eind te maken. Talrijke arrestaatsies zijn die avond verricht en velen gingen met lichamelijk letsel (blauwe ogen, dichtgeslagen gezichten, gekneusde en verzwikte lichaamsdelen etc.) naar huis (of naar de politiepost) toe. Hierna zijn overal in de stad grote en kleine relletjes en vechtpartijen geweest, die echter door paarden, motoren, knuppels, latten en andere dreigingen van hogerhand grotendeels de kop in zijn gedrukt. | |||||||||||||
De Franse Laan, de Beyerse LaanOok fijn waren de avonden, in de zomer van '65, op de Franse Laan. Verkeersborden werden dwars over de weg gezet. Het publiek en de politie werden gemolesteerd. Veel brommers zijn toen in beslag genomen, talrijke arrestaties verricht en ook gingen weer velen bont en blauw geslagen naar huis. Toeschouwers werden gelast door te lopen en werd daar geen gehoor aan gegeven, dan moest men in een grote wagen stappen en werd je doorgezonden naar de politiepost. Leuk om te vermelden is het feit, dat de inwoners van de omringende flats allen op het balkon stonden om de jeugd op te hitsen. De politie verbood toen bewoners op het balkon te staan, of naar buiten te kijken. Gelast werd de gordijnen te sluiten. (Dit alles doet me denken aan de toestanden uit de Duitse bezettingstijd.) Een maand later waren er de rellen op de Beyerse Laan. Zoals op de Franse Laan ontstonden ze uit gevechten tussen 2 à 300 ‘artistieke’ en ‘gewone’ nozems, oftewel ‘artistiekelingen’ en ‘vetkuiven’. Verschijnt de politie echter op het toneel, dam is 't: samen tegen de politie. | |||||||||||||
Van nozemrel tot Provo-happeningInteressant is de overgang van nozemrel tot provo-happening. Beiden hebben ze hun betekenis. Bij het eerste gaat het alleen om de ordeverstoring en het uit z'n tent lokken van het blauwe gespuis. In het tweede geval betreft het een ordeverstoring met sosjale inslag. Waarbij ik 'r de nadruk op wil leggen, dat in een samenleving die bedreigd wordt door de atoomdood en door de luchtvervuiling, elke verstoring van de openbare orde, elk verwekken van onrust, al een POSITIEVE daad is. | |||||||||||||
De happening in AlblasserdamIn de verschillende kafees die in R'dam door het provotariaat druk bezocht worden (Frida, Miramar, Oom Tom, de Superbar), werden affiesjes gehangen om de happening aan te kondigen. Het was november 1965. Op een zondagmiddag was afgesproken op de beurstrappen. Vandaar naar het busstation en vandaar in twee stampvolle bussen naar het zeer kristelukke dorpje Alblasserdam. Ook een groot aantal was op brommers; bij elkaar waren er zoon 200 à 250 man. De meeste oudere Alblasserdammenaars schrokken zich kapot, de jongeren daarentegen waren entoesiast, omdat er iets gebeurde. Eerst liep men enige keren het dorp rond (een plaatselijke kafeetje werd van z'n hele biervoorraad afgeholpen), waarop er halt werd gehouden op de Dam, in het centrum. Happener Waldo van Dreven danste rond, geheel gehuld in een plestik gewaad. De politie kwam en sommeerde iedereen door te lopen. Ook de burgemeester kwam 'r juist aanwandelen en na een kort gesprek met Waldo mocht men doorgaan. Gezamenluk werd het lied ‘We shall overcome’ gezongen. Centen werden rondgestrooid om de geldlustigen te helpen. ‘Voor mensen die van geld houe!’ Enkele omstanders begonnen te rapen. Ingevoerd werd het ‘vriendschapsspel’, met luciferdoosjes. Een pamflet werd uitgedeeld en later een kleine provo-brosjure. Leen Louwerse |
|