Totten leser.
Eersame jonstige Leser, ick heb hier in dit tegenwoordich Boec voorgestelt sommige, ia vele deuchden, om dat elc wie dattet zy, die soude mogen leeren navolgen, ende al vint ghy in ettelicke Spiegels eenige lichtvaerdige ende ontuchtige personagien, als daer zijn Boosen Wil, Onmatigen Lust, ende meer andere, en hebbe die niet voort ghebracht om datse van eenige souden nagevolcht worden, maer om dat elck soude aenmercken haer quaet eynde, ende de quade belooninge die haer is overcomen: tot een les dat elck behoort haer ende haren raet te schuwen. Ic heb int geheele Boec voorgewent verscheyden manieren van dichtselen, als niet willende aen een of twee gebonden zijn, gelijck de Latijnschen groote veranderinge ende verscheyden manieren van Carmina by gebracht hebben, als daer zijn Hexanietra, Pentametra, Iambica, Sapphica, ende andere meer: ende de Fransche verses, Heroikes, Masculines, Foeminines, Balades, Sonets, ende meer diergelijcken: so sullen wy dan oock gebruycken en verscheyden dichten, als daer zijn Refereyn-dicht, regel-dicht, overander-dicht, ende so veel ander als 't werck is uyteysschende, doch alle de regels van elcke Scena oft uytcoemst op eene maet, het zy van twaelf, derthien oft meer of min syllaben: sommige veersen tellen wy alleen de syllaben oft sy dichten ofte niet, ende sommige tellen wy alleen die dichten op de Fransche maniere, ende hebben op de selfde wijse gemaect heele boecken, als daer is den Spieghel der Liefden, der Getrouvvicheyt, ende der Reynicheyt, om te thoonen dat wy't in onse tale oock so wel connen als de Fransche, doch en begeeren daer niet aen gebonden te zijn. Ick en hebbe niet willen volghen de groote sorchvuldicheyt die de sommighe in cleyne wercken soecken te volgen, als willende binnens regels ooc gebruycken seeckere lengde ende cortheyt van syllaben, daer met sy haer eenen wreeden ende stercken toom inden mont legghen, daer mede sy bedwonghen worden dicwils haren sin te bederven, ende veel harde ende nieu gesochte woorden voorts te brengen, so dat den Leser menichmael wel soude eenen uytleggher behoeven om die te recht te