De mens
De mens, een allesverslinder, een beerput, zonder vermogen tot onderscheid. De mens, de minst kieskeurige onder de levende creaturen, zonder vaste vorm: een hyena kan hij worden, een varken dat zich rolt in de drek, een slang met de koude passie tot vergiftigen. Het paard versmaadt de distel die de ezel eet, versmaadt het rottend vlees, de stinkende botten die honden belikken. De hond is al vermenselijkt. (Maar een blaffende hond is altijd nog meer waard dan een dode leeuw.)