Het paard
James: De hengst roept de merries. Op zijn rug rolt hij zich door het nieuwe gras en wentelt zijn grote buik bloot, die iets lichter is dan de rest van zijn huid. En plotseling met golvende bewegingen als van een zwarte slang, het hoofd met de plat wegliggende oren een slangenhoofd, komt hij weer op de been, luisterend naar het antwoord van de merries dat van twee, drie kanten komt aanwaaien.
‘Mijn mooie zwarte duivel,’ zeg ik.
Hij is geen kribbebijter, niet een van die beesten met ezelsoren. Een paard is je zichtbare eer. Iedere dag heb ik hem geborsteld, al het vlas, de pootaardappelen en het beddegoed