We verveelden ons en 's nachts beet de kou ons wakker. Je voelde hem in je voeten knijpen terwijl je lag in een soort van verdoving als in een koude schelp, blind en onbeweeglijk van buiten, met een sudderende haltbewuste levenskern, een koud schelpdier in koud water en je wist soms niet of je dacht of droomde. Ik zag mijn moeder zitten als een zwarte prop in de takken van de naakte bomen, en ik geloof dat ik gilde, want ik werd wakker met een stikkend gevoel omdat Will de punt van de buffalovacht in mijn mond had geduwd.
Will sneed figuren uit met een mes in de leem van de muren die nu veel harder en brokkelig was geworden. Hij sneed een groot oog uit en zei; ‘De zon krijgt je ogen als je doodgaat midden op de dag. De maan krijgt je ogen als je doodgaat in de nacht.’ En hij sneed een kleiner oog voor de maan.
Maar op de ochtend van de vierde dag viel er een stilte en omdat je zozeer aan dat waaien gewend was geraakt leek het of de wereld was vergaan. Ons aarden hol een luchtbel in het niets. Mijn moeder moet het ook zo hebben ervaren, want zij stond op uit de oude schommelstoel waarin zij had geslapen en ging achter het tentdoek om de deur te openen. Wij volgden ogenblikkelijk.
Toen zij de deur opende, zat er een coyote in de sneeuw. Het was nauwelijks nog licht, de lucht in het oosten zag saffraan geel en groen, de bomen stonden er zoals altijd, en die coyote zat daar met zijn grijs gezicht naar ons toegewend. Wij vinden dikwijls sporen van wolven en coyotes rond ons huis want wij wonen aan de grens van de nederzetting, wij hebben er wel gezien die over het ijs van de rivier liepen en in het struikgewas verdwenen - een coyote alleen zal geen mens aanvallen, maar het was de onbeweeglijkheid van dit beest dat ons aan de grond nagelde. Een donkergrijze vorm, een stuk nacht op de sneeuw, evenwel met ogen die een soort hypnotiserende verbinding tot stand brachten, ons beheksend tot onbeweeglijkheid. Als het dier bewogen had, zouden we het iets naar de kop hebben geworpen, opgejaagd hebben met