Wij lopen
Harmon: Lopen, een doel in zichzelf. Elk ander doel is verloren geraakt. De sterren lopen, de wind loopt, wij lopen. Een waanbeeld dat een mens zich zou nestelen, vestigen, ingraven in steden.
Lopen door een futloze ruimte, een slaphangende lucht, door een open blinkende ruimte vol met het allerijlste geritsel, geluiden van vogels, in die ruimte zo ver verloren dat je niet weet of je ze hoort of niet hoort. Door vlakten rood geverfd door de zon, door ruimtes vol dreiging, vol gestopt met de koude watten van wolken of onder een besterde hemel. De rivier geel gezwollen en kwaadaardig, dan weer bleek, murmelend.
Ik wandel achter de Tempelklok aan, die voorgaat in de leegte zoals een koe achter de koe met de bel en ik keer mijn rug naar de rest van de wereld. Wat kan je anders doen, een individu zo klein, onder een vergrootglas nauwelijks zichtbaar: een vuistje ballen naar de wereld? De wereld vreet je op, en merkt niet eens dat hij wat tussen de kiezen heeft. Eens hebben zij me bijna te pakken gehad, ze stopten de teerkwast tussen mijn lippen en krabden mijn huid open als dolle katten, schreeuwend: ‘We zullen je leren, we zullen je leren hoe de Heilige Geest over je komt.’ En ze rukten me de kleren van het lijf, alleen de boord van mijn shirt bleef zitten rond mijn hals, zodat ik toch nog netjes omboord in het hiernamaals had kunnen verschijnen. Daarna begonnen ze me met teer in te smeren en prikten ze veren als gloeiende weerhaken in mijn huid zodat ik eruitzag als een zwarte haan.
Ze zeggen wel: voor de verdrukten bestaat er geen andere hoop dan stilzitten en wachten tot het getij gaat keren. Maar wij zijn niet stil blijven zitten.
Nauvoo hebben we in enkele jaren tijd opgebouwd, op een stuk moerasgrond en zouden we dan niet een stad kunnen bouwen, waar dan ook in de bergen, in de woestijn? We zullen