‘Wat is er eigenlijk aan de hand?’ vroeg Paulus zo gewoon mogelijk.
‘Jij weet ervan, Paulus!’ werd er geschreeuwd. ‘Jij liep zelf door het bos!’
‘We konden niet zien wat het was, maar het was lekker.’
‘Het rook heerlijk. En het zat op jouw rug!’
‘Het verdween in jouw boom. Het moet hier zijn.’
Gregorius stond helemaal vooraan. ‘Er liep een lekkere ruik door het bos,’ schreeuwde hij klagend. ‘En perbeer ons niet te vertellen dat we halemeel voor niks wakker zijn gewierd geworden, want we hebben honger!’
Zo riepen ze allemaal door elkaar. Paulus deed net of hij er niets van begreep.
‘Ik heb niets gezien hoor,’ beweerde hij. ‘Jullie moeten je vergist hebben. Misschien hebben jullie wel gedroomd.’
‘Ik droom niet verwebt,’ gilde Gregorius, ‘ik bedoel: ik lek niet verboomd...’
‘We zijn klaar wakker,’ bromde een verontwaardigde mol.
‘We ruiken het nog,’ piepte een stel muizen.
Wipper, het konijn, snoof nog eens heel diep en zei toen met grote beslistheid: ‘Het komt van boven. Uit het trapgat...’
Alle neuzen werden nu opgeheven. In de haast had Paulus het luik naar zijn voorraadkamertje open laten staan. Het gesnuif begon weer met frisse moed.
‘Mmm, Wipper heeft gelijk.’
‘Het zit daarboven. Heerlijk!’
‘Mogen we gaan kijken, Paulus?’
‘Geen sprake van,’ zei Paulus en hij ging kordaat voor zijn lad-