Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Paulus de hulpsinterklaas (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Paulus de hulpsinterklaas
Afbeelding van Paulus de hulpsinterklaasToon afbeelding van titelpagina van Paulus de hulpsinterklaas

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Paulus de hulpsinterklaas

(1992)–Jean Dulieu–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Hoofdstuk drie
Wat Zwarte Piet aan Paulus bracht

Paulus was zo opgewonden dat hij niet eens in bed kroop. Hij wist van tevoren dat er van slapen toch niets meer zou komen. In plaats daarvan gaapte hij geweldig, stapte wat heen en weer door zijn kamertje, rommelde hier en daar een beetje, at een paar beukenootjes, snoot zijn neus en wachtte ongeduldig op het aanbreken van de morgen. De mist was gelukkig opgetrokken; dat had hij al gezien toen hij Sint Nicolaas uitliet. Bij het eerste sprankje daglicht schoot hij zijn boom uit en draafde op een holletje naar de boom van zijn vriend Salomo, de raaf.

Salomo zag Paulus al van heel ver aankomen en hij ontdekte ook meteen dat het boskaboutertje roodomrande slaapoogjes had. Hij zette zijn bril recht, keek Paulus streng aan, schraapte zijn keel en riep toen met zijn harde ravestem:

‘Waar ben jij vannacht geweest, Paulus?’

Paulus schrok van die vraag, want hij moest er goed voor oppassen vooral geen geheimen te verraden. Hij krabbelde achter zijn oortjes en zei:

‘Thuis, Salomo.’

Dat was in ieder geval de volle waarheid. Paulus had er niet om hoeven te jokken.

‘Heb jij geslapen?’ vroeg de raaf verder.

[pagina 31]
[p. 31]

‘Daar ben ik niet aan toe gekomen,’ fluisterde Paulus.

Van verontwaardiging ging Salomo kaarsrecht zitten. ‘Wil jij dan wel eens gauw zorgen dat je in je bedje komt! Wat zijn dat voor vreemde kuren? De nacht is er om te slapen. Moet jij ziek worden? Vooruit, maak dat je weg komt.’

Paulus stapte verlegen van zijn ene voet op de andere voet. Hij voelde zich wel wat teleurgesteld, want tenslotte was hij niet naar de raveboom gerend om een uitbrander te krijgen. Hij ging dan ook niet weg, maar klom kalmpjes in de raveboom en zette zich op een tak. Dat alles deed hij met zo'n gewichtig gezicht, dat Salomo nieuwsgierig werd. Hij wiebelde wat op zijn tak en vroeg toen langs zijn snavel weg:

‘Was er nog iets?’

‘Jawel,’ zei Paulus. ‘Ik wilde jou wat vragen. Heb jij wel eens gehoord van iemand die Sint Nicolaas heet?’

Salomo begon meteen ijverig te knikken. Hij was een raaf die een heleboel wist. Hij hield zichzelf voor de geleerdste vogel van het grote bos, wijzer nog dan Oehoeboeroe, de uil. Natuurlijk waren er toch ook wel veel dingen waar zelfs Salomo nog nooit van gehoord had. En daar was Sint Nicolaas ook bij. Maar Salomo wilde dat niet graag bekennen en daarom knikte hij zo ijverig. Na enig nadenken voegde hij daar aan toe:

‘Ik heb Sint Nicolaas heel goed gekend.’

‘Fijn,’ zei Paulus. ‘Dan weet je zeker ook wel precies wanneer Sint Nicolaas jarig is hè?’

Salomo knikte een poosje onvermoeid verder, maar toen ontdekte hij opeens dat er ergens in zijn linkervleugel een veertje niet lekker zat. Met zijn grote snavel begon hij uitvoerig in zijn vleugel

[pagina 32]
[p. 32]


illustratie

[pagina 33]
[p. 33]

te graaien. Intussen gluurde hij met één oog naar Paulus en hoopte dat die zijn vraag zou vergeten. Maar Paulus wachtte geduldig tot Salomo klaar was met zijn gewriemel en toen zei hij:

‘Nou, weet je het al?’

‘Tja,’ zei Salomo. Hij deed zijn ogen dicht en dacht even zo verschrikkelijk hard na dat zijn kop ervan kraakte.

‘Er zat een veertje scheef,’ mompelde hij, ‘daarom vergat ik een ogenblik... hm... eens even kijken, ik herinner het me natuurlijk heel goed... dat was... eh... dat was in de maand mei.’

‘In mei?’ vroeg Paulus verbaasd. ‘Weet je dat wel zeker?’

Salomo slikte even. Hij had zijn ogen weer open, maar nu scheen hij noodzakelijkerwijs op zijn kop te moeten krabben. Dat deed hij dus en toen hij merkte dat Paulus niet van plan was met die lastige vragen op te houden, hernam hij nogal roekeloos:

‘Jazeker, het was in mei. Ik stond erbij, heel toevallig, toen hij uit het ei kroop. En toen hij nog maar een heel klein raafje was, kwam hij vaak bij me spelen.’

Paulus proestte het uit. ‘Maar beste Salomo, wat klets je nou toch voor onzin? Sint Nicolaas is toch geen raaf?’

Salomo draaide gauw zijn kop achterstevoren en deed net of hij iets heel merkwaardigs had ontdekt, boven in zijn boom. Hij zag nu wel in dat hij op de verkeerde weg was en om zijn gezicht te redden lachte hij wat met Paulus mee en riep:

‘Ja ja, haha, die Paulus! Sint Nicolaas een raaf, hoe kom je daarbij?’

‘Dat zei jijzelf,’ wees Paulus hem terecht. ‘Je beweerde dat je hem uit een ei zag kruipen.’

‘Dat was zo maar bij wijze van spreken, Paulus, als je begrijpt

[pagina 34]
[p. 34]

wat ik bedoel. Misschien was het ook wel een andere Sint Nicolaas. Want ik heb er een gekend, hoor. Vast en zeker!’

Paulus bekeek Salomo met wantrouwen. Toen sprak hij plechtig:

‘Sint Nicolaas is op zes december jarig.’

‘Precies!’ zei Salomo opgelucht. ‘Zes december. Ik wou het net zeggen. En nu kwam je me natuurlijk vragen wat voor cadeautje je hem moet geven.’

‘Nee, dat kwam ik helemaal niet vragen. Sint Nicolaas geeft zelf cadeautjes als hij jarig is. Aan alle kinderen en... hm, aan alle dieren. Aan iedereen!’

Eén moment keek Salomo strak naar Paulus. Zou die boskabouter hem voor de gek houden? Hij begon nu heel erg te twijfelen. Wellicht was het beter om te bekennen dat hij van Sint Nicolaas nog nooit gehoord had. Dat strookte echter niet met zijn ravewaardigheid. Een echt wijze raaf behoort alles te weten. Salomo probeerde zo zelfverzekerd te kijken als maar mogelijk was en sprak:

‘Kom kom, Paulus, hoe heb ik het nu met je? Wie geeft er nou geschenken weg als hij zelf jarig is? Nee hoor, dat kan niet. Je bent in de war. Zeker omdat je helemaal niet geslapen hebt. Wij moeten Sint Nicolaas een geschenk geven, dat is toch zeker nogal duidelijk?’

‘O ja,’ zei Paulus kleintjes. ‘Nou je het zegt, geloof ik wel... hm... ik moet daar nog eens even over nadenken, Salomo.’

Verslagen liet Paulus zich uit de raveboom zakken en wandelde weg, zo diep in gedachten dat hij zelfs vergat om Salomo nog te groeten. Hij kon het hele verhaal nu zelf haast niet meer geloven. De wijze Salomo had hem volkomen van zijn stuk gebracht. Zou

[pagina 35]
[p. 35]

hij Sint Nicolaas misschien verkeerd begrepen hebben? Maar dat was toch haast niet mogelijk. Wat had de heilige nu ook weer precies gezegd? ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen.’

Ja, dat had hij gezegd en Paulus had het heel goed kunnen begrijpen. Hijzelf vond het ook altijd minstens even leuk om iemand anders een plezier te doen als om zelf iets te krijgen. Maar toch hoorde je geschenken te krijgen als je jarig was en blijkbaar dacht niemand eraan om Sint Nicolaas iets te geven.

Toen schoot hem opeens het pijpje te binnen. Meteen klaarde het gezicht van Paulus helemaal op. Hè gelukkig, dat was een pak van zijn hart. Hij had al voor een cadeautje gezorgd. Sint Nicolaas was er blij mee geweest, dat had hij duidelijk laten merken. Dat was dus in orde.

Paulus was zo blij met die ontdekking dat hij vergenoegd begon te fluiten. Maar daar hield hij dadelijk mee op toen er een dikke kastanje op zijn neus ketste.

Verstoord keek Paulus op en toen zag hij Pluim de eekhoorn zitten, hoog in een boom. Pluim trok rare gezichten tegen hem, zwaaide met zijn voorpootjes en met zijn staart en scheen helemaal erg opgewonden te zijn.

‘Uitkijken, Paulus,’ riep Pluim zo zacht mogelijk, ‘oppassen hoor. Je moet je meteen verstoppen. Er is een pikzwart mens in het grote bos. Daar, daar zit-ie. Maak dat je wegkomt!’

Floep, weg was Pluim.

Maar Paulus vluchtte niet. Was er een pikzwart mens in het bos? Dan wist hij genoeg. Dat kon niemand anders zijn dan Zwarte Piet, de knecht van Sint Nicolaas! Daar hoorde hij hem al roepen, in de verte, met een diepe stem.

[pagina 36]
[p. 36]

‘Is die kleine kabouterrr waarrr?’

‘Hier ben ik,’ riep Paulus en hij deed gauw een paar stapjes naar voren.

En jawel hoor, daar kwam Zwarte Piet al aanstappen, dwars door de struiken, met reuzenschreden. Hij was net zo zwart als Salomo, maar hij zag er veel mooier uit. Op zijn hoofd droeg hij een bonte baret met wuivende struisveren en zijn kleren waren prachtig. Maar hij had geen baard, zag Paulus tot zijn grote voldoening. Hoewel dit pikzwarte mens er heel indrukwekkend uitzag, was Paulus toch helemaal niet bang voor hem. Daarvoor had Sint Nicolaas hem al te veel van Zwarte Piet verteld. En Paulus wist ook dat Zwarte Piet vandaag komen zou. Bovendien klonk de Pieten-stem heel vriendelijk toen hij vroeg:

‘Jij die kleine kabouterrr pijpje gegeef aan Sinterrrklaas?’

Paulus knikte blij. Die kabouter was hij inderdaad.

‘Baas grrroot blij met pijpje,’ verzekerde Piet. ‘Prrrachtig mooi pijpje dat. Sinterrrklaas niet vaak cadeautjes krrrijgen op zijn jaarrrdag. Ik jou hand geven hierrr.’

Paulus keek naar de grote zwarte hand die Piet hem toestak en een beetje griezelig vond hij het toch wel. Voorzichtig stak hij zijn pinkje uit en toen hij het terughad, bekeek hij het pinkje onopvallend om te zien ofhet niet zwart was geworden. Maar gelukkig had Piet niet afgegeven.

‘Jij grrroot klein hulpsinterrrklaasje worrrden voor dierrren,’ zei Piet. ‘Ik jou dit allemaal handigen overrr van Sinterrrklaas.’

En daar zette Piet een grote zak voor Paulus neer en een pak en nog een pak en nog een lang pak. Paulus snapte meteen wat er in dat laatste pak moest zitten: de staf! Hij trilde van opwinding. Hij

[pagina 37]
[p. 37]

nodigde Zwarte Piet uit om bij hem thuis wat lekkers te komen eten, maar Piet verklaarde dat hij geen tijd had, dat hij meteen weer verder moest reizen omdat Sinterklaas op hem wachtte. Wel haalde hij nog gauw handenvol pepernoten uit zijn zak. Paulus wist haast niet waar hij ze laten moest.

‘En nou ik weg,’ zei Piet gehaast. ‘Ik harrrd lopen weg. Jij lekkerrr peperrrnoten eten. Jij goed jouw best doen en niks verrrgeten. Dag kabouterrr, grrroeten van baas!’

In een oogwenk was Zwarte Piet verdwenen en daar stond Paulus nu weer alleen bij zijn pakken en zijn pepernoten. Het was zoveel dat hij het onmogelijk allemaal tegelijk kon dragen en daarom ging hij er eerst maar eens rustig bij zitten, om op zijn gemak de pepernoten op te eten. Het waren heerlijke pepernoten en Paulus smulde er geducht van. Onderwijl snoof hij ook eens aan de grote zak, want daar kwamen ook al zulke bijzonder lekkere geurtjes uit. Graag had Paulus die zak even opengemaakt, om te kijken wat er in zat en misschien ook wel om het een en ander te proeven, maar hij begreep wel dat zoiets niet paste voor een hulpsinterklaas. Dat waren immers de geschenken voor de dieren. Hij bepaalde zich dus eerlijk tot de pepernoten die hij gekregen had.

Intussen wierp Paulus wel benauwde blikken om zich heen. Hij moest natuurlijk heel erg oppassen dat de dieren hem niet ontdekten met al die pakken en lekkernijen. Gelukkig was er nog nergens een dieresnuit of -snavel te bekennen en dat stelde Paulus gerust. Als hij eerst alle pepernoten opat, dan had hij tenminste zijn handen vrij om de pakken te kunnen dragen. Maar terwijl hij daar zo fijn zat te smikkelen, kwam er verandering in het bos.

De grote zak met lekkers verspreidde een geheimzinnige geur,

[pagina 38-39]
[p. 38-39]


illustratie

[pagina 40]
[p. 40]

die op grote afstand al te ruiken was, wanneer je daar de geschikte neus voor had. En zulke neuzen waren er genoeg. Diep in het konijnehol van Wipper begonnen vier konijneneuzen zenuwachtig op en neer te gaan. Verderop, onder een hele berg dorre bladeren, snuften vier vochtige egelneusjes. Ietje, Pietje en Sprietje, de jonge egeltjes, gaven elkaar veelbetekenende duwtjes en moeder Prikkeprik moest zichzelf geweld aandoen om er nog slaperig uit te zien. Zelfs tot in het stoffige huisje van Gregorius drongen de heerlijke geuren uit de zak van Sint Nicolaas door. Gregorius was er al in geslaagd om één oog helemaal open te doen en hij begon juist aan het tweede. Zijn vrouwtje Rosa lag onrustig te woelen en kon ieder ogenblik ontwaken en de vijf kleine dasjes waren al klaar wakker en likten zich de snuitjes af.

Maar van dat alles wist Paulus nog niets. Hij at zijn pepernoten en toen de laatste verdwenen was, stond hij op, streek zich tevreden over zijn buikje en vond dat het vak van hulpsinterklaas minder moeilijkheden opleverde dan hij verwacht had. Maar daarin vergiste Paulus zich. De moeilijkheden zouden nog komen.

De grote zak bleek erg zwaar te zijn. Het ding was haast net zo groot als de hele Paulus en toen hij hem op zijn rug had gehesen, stond hij te wiebelen op zijn beentjes. Dan waren de andere pakken er nog. Die moest hij wel tegelijk meenemen, want anders bestond de kans dat de dieren zijn geheimen zouden ontdekken. Zwaar beladen, diep gebukt onder zijn last, begon Paulus in de richting van zijn boom te strompelen. In het konijnehol gingen de vier snufneuzen omhoog.

‘Het beweegt zich,’ fluisterde Wipper en allemaal wisten ze dadelijk wat hij bedoelde. Tjoep, tjoep, tjoep, tjoep! Vier konijnen

[pagina 41]
[p. 41]

sprongen overhaast het hol uit. De top van de bladerberg ging een eindje de hoogte in. Er kwamen vier egelneusjes uit te voorschijn.

‘De geur gaat wandelen,’ bromde Prikkeprik. Onder luid geritsel schommelden de vier egeltjes uit hun schuilplaats.

In het huisje van Gregorius snoven zeven dasseneuzen om het hardst. ‘De vaat gaat hier staan,’ mompelde Gregorius en toen slaagde hij er eindelijk in om met zijn twee voorpoten ook het tweede oog helemaal open te krijgen. Toen vervolgde hij:

‘Ik bedoel: het gaat hier vandaan. Het pandelt naar de woom van Baulus. Opstaan!’

Zeven slaapdronken dassen kropen langzaam uit hun bedjes, stommelden door het huisje, liepen tegen elkaar op, maar vonden ten slotte toch de voordeur, waardoor ze achter elkaar naar buiten wankelden.

Paulus was nog pas halfweg zijn boom toen hij achter zich een geluid meende te horen. Behoedzaam draaide hij zich een beetje om - hij kon met al die pakken op zijn rug niet gewoon omkijken. Hoei, daar kwamen de moeilijkheden aan! Vier konijnen, vier egels, zeven dassen zaten hem op de hielen. Allemaal met de neuzen in de lucht, luid snuffend. Hoepsa, daar had je Pluim de eekhoorn ook al. En Pak en Gap, de brutale eksters. Van alle kanten zag Paulus rusteloze wriemelneuzen opduiken. En van overal staarden gretige glinsteroogjes naar de zak van Sinterklaas.

Toen begreep Paulus dat hij heel hard zou moeten hollen, wilde hij zijn boom bereiken vóór al die hebberige hongerlappen hem hadden ingehaald. En hij liep hard. Allemensen, wat liep hij hard. Nooit zou hij geloofd hebben dat je zó hard kon lopen met zóveel pakken op je rug.

[pagina 42]
[p. 42]

En nou niet struikelen! dacht Paulus. Vooruit Paulus, lopen. Daar is mijn boom. Ik moet het halen. Het móét!

Vlak achter hem holde de dierenhorde. Met een laatste wanhopige sprong schoot Paulus zijn boom in, liet de zak en de pakken over de grond rollen en smeet de deur dicht, juist voor de snuivende neuzen van zijn achtervolgers.

‘Ik heb het gehaald!’ hijgde Paulus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken