keek eens naar de punten van zijn schoentjes en toen naar de grote schoenen van Sint Nicolaas, waarop gouden gespen glommen. Toen stond hij haastig op om het bordje en het servetje weg te ruimen en de kruimeltjes op te vegen. Toen dat allemaal klaar was, ging hij weer tegenover Sint Nicolaas zitten en schraapte zijn keeltje.
Hij wilde weten wat je met Spanje kon doen en waarom de heilige met dat grote witte beest op stap ging en of hij niet verschrikkelijk schrok, telkens als dat dier zo vervaarlijk hinnikte.
Maar hij wist niet zeker of je zulke dingen wel vragen kunt aan een heilige. Misschien zou Sint Nicolaas hem wel een erg domme kabouter vinden, als hij bekende dat hij niet eens wist wie Spanje was. Waarschijnlijk was het beter om eerst nog iets anders te doen.
Paulus wipte weer overeind, haalde zijn grootste tabakszak te voorschijn en een splinternieuw pijpje, dat hij nog maar pas gemaakt had van een bijzonder mooie kastanje.
‘Sint Nicolaas,’ fluisterde hij, ‘kan ik u soms dienen met een pijpje tabak? Dit pijpje is nog niet gebruikt. Heus niet. Misschien... hm... wilt u het wel van mij hebben?’
Sint Nicolaas keek nogal verrast en heel vriendelijk.
‘Om je de waarheid te zeggen, Paulus: ik rook nooit. Als je zo'n lange baard hebt als ik, dan is roken gevaarlijk, begrijp je wel? Maar ik vind het erg aardig aangeboden. Ik krijg zelf niet vaak cadeautjes, moet je weten. Dat pijpje van jou zou ik heel graag willen hebben, als aandenken. Mag dat? Ik zal het zuinig bewaren.’
‘O Sint Nicolaas,’ stamelde Paulus en hij kreeg een kleur tot achter zijn oortjes. ‘Het is maar een heel eenvoudig pijpje...’
‘Maar het heeft voor mij meer waarde dan een kostbaar ge-