Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] 't Oneindige Naar Giacomo Leopardi. Steeds was mij deez verlaten heuvel lief En deze groenhaag, die naar zo veel zijden Den diepen horizon verbergt aan 't oog. Neerzittende in bewondering overwoog Ik de onbegrensde ruimte en 't overwijde Niet menselik meer zwijgen in zo diep Een rust, dat zich 't onrustig hart voelt bangen. Het stormen van de wind in 't houtgewas Doet mij aan het oneindig stil zijn denken Der eeuwen, maar herinneringen wenken Naar der gedoofde jaargetijden asch En 't huidig leven met zijn luid verlangen. In een onmeetbaarheid van wel en wee Achter de tijd breken gedachte en zangen Doch mij is schipbreuk zoet op zulk een zee. Vorige Volgende