Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Groen Eiland Grönö. Vergilius, de ziel vond eindlik een bosschage ter zachter mijmering van een bucolicon, onze einders wijken naar onszelf. De horizon ontdekt den vluchteling zijn vluchtend personage. Dit is de woning van den droom; de dagen blijven hier mild van zon en onverganklik groen; een kleine boerderij leert het gestadig doen der goede arbeidzaamheid zonder te veel te vragen. Het leven ligt op heel dit eiland open naar hemelsblauw en naar het zingen van de zee, het heeft zijn grens aanvaard, waarbinnen wel en wee de draden van 't bestaan aan 't eeuwige verknopen. Het gras is mals voor 't grazend vee, de paden noden ter wandeling, die node wordt gestaakt; o Melibaeus, God heeft ons deez rust gemaakt ter koeling van een drift, die 't rustige wil smaden. Hoe wilde ik, dat mijn lief en ik hier samen waren en als in 't kreupelhout de zachte samenklank onzer verzwegenheden stil viel, zou een slank' en kleine boot ons juichend rond dit eiland varen. Vorige Volgende